ZO 8.0 Flashcards

1
Q

Wat gebeurt er bij denaturatie van een eiwit?

A

Dan verliest hij zijn secundaire en tertiaire structuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de Henderson-Hasselbach equation?

A

pH = pKa + log (A- / HA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de geconjugeerde base van melkzuur?

A

Lactaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de pH van het bloed ongeveer?

A

7,4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de intracellulaire pH?

A

7,2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de belangrijkste buffer van urine?

A

NH4+/NH3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem nu twee factoren die de buffercapaciteit van een buffer bepalen.

A

Concentratie geconjugeerd zuur+geconjugeerde base: hoe hoger hoe sterker.
pH in relatie tot de pKa: hoe dichter de pH bij de pKa, des te groter de buffercapaciteit voor zowel zuur als base.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke dag en waar groeien de longen en de trachea uit de voordarm?

A

De trachea en de longen groeien vanaf dag 22 caudaal van de farynx ventraal uit de primitieve voordarm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar ontstaan de longknoppen?

A

Bij het vertakken van de trachea ontstaan de longknoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar ontstaat de lever?

A

De lever ontstaat caudaal van de longaanleg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat ontstaat er tussen de lever en de longaanleg?

A

Tussen de lever en de longaanleg ligt het septum transversum, waaruit het diafragma zal ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het laterale mesoderm splitst kort na de vorming in 2 mesodermlagen:

A
  1. Lateraal mesoderm grenst aan het endoderm. Dit is het viscerale (of splanchnisch) mesoderm.
  2. Lateraal mesoderm grenst aan het ectoderm. Dit is het pariëtale (of somatische) mesoderm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt de ruimte tussen het viscerale en het pariëtale mesoderm genoemd?

A

De ruimte tussen het viscerale en pariëtale mesoderm wordt het intra-embryonale coeloom (IEC) genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is er bij het begin van de ontwikkeling van de middendarm?

A

Bij de middendarm staat het IEC in eerste instantie in open verbinding met een extra-embryonale ruimte, het extra-embryonale coeloom (EEC = chorionholte).
De overgang tussen intra- en extraembryonaal coeloom is met de dikke zwarte pijlen aangegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het intra-embryonale coeloom (IEC) en waar is het de voorloper van?

A

Het intra-embryonale coeloom (IEC) vormt één holte binnen het embryo. Deze holte heeft de vorm van een hoefijzer en is de voorloper van de latere lichaamsholten: pericard-, pleura- en peritoneaalholte. In de bocht van het ‘hoefijzer’ ontstaat de pericardholte. De ‘poten’ van het hoefijzer worden de pleura (ook wel pericardio-peritoneale) kanalen genoemd. Hieruit ontstaan de pleuraholtes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe vindt de sluiting van het IEC plaats?

A

Het intra-embryonale coeloom van de buikholte wordt ten gevolge van het krommingsproces gescheiden van het extra-embryonale coeloom. Hierbij ontstaan de toekomstige peritoneaal (=buik)holte en de ventrale lichaamswand.

17
Q

Hoe en wanneer worden de pericard- en pleuraholte van elkaar gescheiden?

A

De pericard- en pleuraholte worden in week 5 van elkaar gescheiden door uitgroei van de pleuro-pericardiale membranen.