HC 8.4 Embryologie maag-darm Flashcards

1
Q

Wat zijn de longen en het spijsverteringskanaal?

A

Endoderm derivaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is het krommingsproces klaar?

A

Aan het einde van de vijfde week.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer ontstaat de navelstreng?

A

Als het krommingsproces klaar is, is de navelstreng ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk deel van het spijsverteringskanaal is niet bekleed met endoderm?

A

De mond- en neusholte (stomodeum) zijn bekleed met ectoderm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat ligt er tussen het stomodeum en de pharynx?

A

Het buccofaryngeale membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke onderdelen splitst de pharynx?

A

In een dorsaal en een ventraal deel:
Het dorsale deel vormt de oesophagus en het ventrale deel de longen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit ontstaat het diafragma?

A

Uit het septum transversum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke twee organen hebben afvoerbuizen die uitkomen op het duodenum?

A

Lever en pancreas.
Pancreas bestaat uit twee delen een dorsaal en een ventraal deel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarmee begint de dunne darm en waaraan zit het ileum vast?

A

Het jejunum en het ileum zit vast aan de dooierzaksteel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het colon begint met het caecum en eindigt in een gemeenschappelijke opening:

A

De cloaca (anus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zit er op de cloaca aangesloten?

A

De allantois

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe heet de ruimte waardoor het maagdarmstelsel is omgeven?

A

De peritoneaalholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke week wordt de primitieve darm gevormd?

A

In week 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ontstaat de primitieve darm?

A

Door het krommingsproces wordt het endoderm getransformeerd tot een buis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe is de primitieve darm in te delen?

A

In een craniaal deel: de voordarm
In een caudaal deel: de einddarm
In een midden deel: de middendarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat ontstaat er uit de voordarm?

A

Uitstulpingen van de voordarm vormen de longen.
Daarnaast wordt er uit de voordarm:
De pharynx, de thymus, de (bij)schildklier, de maag, de oesophagus, de lever en de pancreas gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar is de middendarm mee verbonden?

A

De middendarm blijft aan de dooierzaksteel aan de ventrale zijde verbonden met de dooierzak. De dooierzaksteel wordt na de geboorte afgesnoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke aangeboren afwijkingen zijn er in verband met de dooiersteel?

A
  • Een persisterende dooierzaksteel, is een uitstulping van de middendarm die richting de navel loopt. De uitstulping heet een diverticulum van Meckel. Dit kan leiden tot aangeboren afwijkingen.
  • Deze uitstulping kan ook vast zitten aan de buikwand en dan gaan draaien, waardoor de darm dicht draait. Dit zorgt voor extreme buikkrampen bij een pasgeborene.
  • En het laatste is een umbilicoileal fistula (aftakking van de darm richting de navel) hierdoor komt er ontlasting uit de navel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe heten afsnoeringen van de chorionholte, wat vormen ze en wanneer ontstaan ze?

A

Tijdens het krommingsproces worden deze coeloomholtes gevormd en ze vormen een deel van de buikholte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De drie delen van de primitieve darm worden allemaal door een eigen arterie gevasculariseerd:

A
  • truncus coeliacus (voordarm): maag, lever, duodenum en de milt.
  • a. mesenterica superior (middendarm): jejunum, ileum en deel colon
  • a. mesenterica inferior (einddarm): deel colon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de urachus?

A

Het distale deel van de allantois dat richting de navelstreng loopt. Dit wordt bij een volgroeid lichaam het lig. umbilicales mediana (tussen de navel en de blaas)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat wordt er naast het lig. umbilicalis mediana gevormd?

A

Twee plicae umbilicales mediales. (ontstaan vanuit de a. umbilicales)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

In welke week wordt de allantois gevormd?

A

In week 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat eindigt er in de cloaca?

A

De allantois en de einddarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de allantois?

A

Een uitstulping van de dooierzak in de vroege navelstreng. Hieruit worden de blaas en de urethra gevormd. Daaromheen ontstaan ook geslachtscellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is er anders bij de allantois bij vogels?

A

Het dient ook voor gasuitwisseling en voor de opslag van afvalstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe worden de einddarm en de allantois uiteindelijk van elkaar gescheiden?

A

Door het septum urorectale. Tussen de twee openingen bevindt zich dan het perineum

28
Q

Hoe worden de einddarm en de allantois uiteindelijk van elkaar gescheiden?

A

Door het septum urorectale. Tussen de twee openingen bevindt zich dan het perineum

29
Q

Verstoorde ontwikkelingen aan het cloacale membraan of aan het septum urorectale leiden tot?

A

Bijvoorbeeld: een einddarm die niet naar buiten komt of één die juist eindigt in de urethra. Of een persisterende urachus (of allantois), dit leidt tot urine uit de navel.

30
Q

Wat veroorzaakt de kromming en de draaiing van de darmen?

A

De groei van het deel van de darmen die vast zit aan de dooierzaksteel (ileum).

31
Q

Welke fouten kunnen ontstaat tijdens de kromming en draaiing van de darmen?

A
  • Non-rotatie
  • omgekeerde rotatie
  • caecum komt achter de lever te liggen
32
Q

Waar bevindt zich een deel van de dunne darm en het colon tot week 8?

A

In de navelstreng, dit is omdat de buikholte dan nog heel klein is. Vanaf week 8 trekt de darm terug naar binnen.

33
Q

Wat is omfalocele en wat is daar een andere benaming van?

A

Baby met een heel groot deel van het maagdarmstelsel in de navelstreng. Dit is een verstoorde persisterende fysiologische hernia umbilicalis.

34
Q

Ligt het maagdarmstelsel groot-en-deels intraperitoneaal of retroperitoneaal?

A

Intraperitoneaal

35
Q

Wat is het voordeel van intraperitoneale organen?

A

Ze zitten met een dorsaal mesenterium vast aan de buikwand, waardoor ze veel bewegingsvrijheid hebben.

36
Q

Welke organen vallen onder secundair retroperitoneaal?

A

duodenum, colon ascendens, colon descendens, pancreas en rectum.

37
Q

Welke verbindingen hebben bovenbuikorganen nog meer naast een dorsaal mesenterium?

A

Een ventraal mesenterium.

38
Q

Hoe zit de lever vast aan de ventrale zijde van de buikwand?

A

Via het ligamentum falciforme.

39
Q

Hoe zit de lever vast aan de maag?

A

Via het ventrale mesogastrium.

40
Q

Hoe zit de maag vast aan de buikwand?

A

Via het dorsale mesogastrium.

41
Q

Wat doen de lever en de maag tijdens de embryonale ontwikkeling?

A

De lever draait naar rechts en de maag draait naar links. De rechter buikholte wordt naar achter gedrukt door de lever. Hierdoor ontstaat de bursa omentalis.

42
Q

Wat ontstaat er tijdens de draaiing van de maag?

A

Uit het ventrale mesogastrium ontstaat het omentum minus. Deze vormt samen met de maag de ventrale zijde van de bursa omentalis.

43
Q

Waar ligt de milt?

A

In het dorsale mesogastrium.

44
Q

Waaruit groeit het omentum majus?

A

Uit een deel van het dorsale mesogastrium.

45
Q

Wat is het omentum majus?

A

Dubbelblad peritoneum met daartussen vet en wordt ook wel gezien als het schort van de darmen. Het omentum majus vergroeit met het colon transversum en het dorsale mesenterium van dit deel van het colon en vormt zo de caudale begrenzing van de bursa omentalis.

46
Q

Hoe kan de bursa omentalis worden bereikt?

A

Door het omentum majus met colon transversum los te snijden van de maag

47
Q

De ontwikkeling van de pancreas begint met twee afzonderlijke delen:

A

Een dorsale en een ventrale pancreas.
Uit de dorsale pancreas ontstaat het grootste deel. De dorsale pancreas heeft zijn eigen uitgang naar het duodenum.De ventrale pancreas ontstaat in nauwe samenhang met de ductus hepaticus. Uiteindelijk fuseren deze uitgangen en vormen ze de pancreas.

48
Q

Wat is er bijzonder aan de afvoergangen van de lever en de pancreas?

A

Ze vormen veel variatie.

49
Q

Waarvoor zijn Hox-codes belangrijk?

A

Voor de craniaal-caudaal differentiatie.

50
Q

Waar zorgen lage en hoge hox-codes voor?

A

Lage = craniaal
Hoge = caudaal

51
Q

Hoe communiceren endoderm en mesoderm met elkaar?

A

Door middel van een uitgebreide communicatie via signaalmoleculen.

52
Q

Waaruit ontstaan verschillende delen van de darm?

A

Uit somieten.

53
Q

Waaruit ontstaan de trachea en longen?

A

Uit uitstulpingen van de voordarm.

54
Q

Hoe verloopt de ontwikkeling van de longen?

A

De ontwikkeling van de longen begint aan het begin van de vijfde week met een dichotome vertakking van het respiratoir divertikel/longknopje.
- De dichotome vertakking is asymmetrisch met een grotere rechter knop dan de linker knop. Uit deze vertakking ontstaan twee hoofdbronchiën: de bronchi principalis.
- Uit de volgende vertakking ontstaan de bronchi lobulares (stambronchiën: rechts drie en links twee).
- Uit de volgende vertakking ontstaan de bronchi segmentalis (rechts tien en links negen).

55
Q

Wat vertelt het endoderm om respiratoir epitheel te gaan vormen?

A

Het mesoderm.

56
Q

Wat zijn de vier ontwikkelingsstadia van de longen?

A
  • Glandulaire fase (week 8 tot 16)
  • Canaliculaire fase (week 17 tot 25)
  • Sacculaire fase (week 26 tot geboorte)
  • Alveolaire fase (week 30 tot 8 jaar)
57
Q

Waardoor wordt de ontwikkeling van de longen de beperkende factor om een levensvatbare foetus te krijgen?

A

Omdat de ontwikkeling van de longen relatief laat begint.

58
Q

In welke kanalen ontwikkelen de longen zich?

A

In de pleura- (pericardioperitoneale) kanalen die in open verbinding staan met de toekomstige pericard (hartzakje) en peritoneaal holtes.

59
Q

Hoe ontwikkelt de intra-embryonale holte zich?

A

In een U-vorm naar voren. De benen van de U zijn de pleuraholten en in de bocht ligt de pericardholte (het hartzakje).

60
Q

Welke afwijkingen kunnen er optreden bij het opsplitsen van de trachea en de oesophagus?

A

Ernstige aangeboren afwijkingen, waarbij er een verbinding tussen oesophagus en trachea is. Deze verbinding kan betekenen dat er geen toegang is tot ofwel de longen ofwel in de maag of dat er naar beiden wel toegang is, maar dat deze via de andere buis verloopt.

61
Q

Wat is de glandulaire ontwikkelingsfase van de longen?

A

Aanleg niet-respiratoir deel van de bronchiaalboom (ongeveer 215 vertakkingen).

62
Q

Wat is de canaliculaire ontwikkelingsfase van de longen?

A

Begin vorming respiratoire bronchioli en aanleg bloedvat capillairen.

63
Q

Wat is de sacculaire ontwikkelingsfase van de longen?

A

Aanleg sacculi alveolares en alveoli (de longblaasjes).

64
Q

Wat is de alveolaire ontwikkelingsfase van de longen?

A

Sterke toename alveoli.

65
Q

Wat was de a. mesenterica superior eerst?

A

a. mesenterica superior was eerst een arterie die naar de dooierzak ging, a. vitellina.