Ziekteleer Pagina 41 t/m 50 Flashcards

1
Q

Wat zie je bij een acute fibrinonecrotische enteritis? En hoe begint het vaak?

A

De membraan is moeilijk te verwijderen omdat de necrose onder de fibrine nog vast zit aan de vitale lagen van de darmwand. De fibrinonecrotische enteritis begint vaak in de solitaire follikels en de Peyerse platen, waar de M-cellen het agens (bijvoorbeeld Salmonella of varkenspestvirus) actief opnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem een typische vorm van een lokale acute fibrinonecrotische enteritis

A

Bouton. Dit is een ronde verhevenheid met een concentrisch gelaagde opbouw, waarbij zich in de darmwand een necrosehaardje vormt en exsudaat met necrotische debris ophoopt dat intermitterend uittreedt en als fibrine op de mucosa stolt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er bij een fibrinonecrotische enteritis wanneer necrotisch weefsel wordt afgestoten of vervloeit?

A

Er ontstaan erosies of ulcera: ulceratieve enteritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef een voorbeeld van fibrinonecrotische enteritis bij de kat

A

Een parvovirusenteritis bij de kat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kan er na een necrotiserende of ulceratieve enteritis gezien worden?

A

Na genezing van necrotiserende en vooral ulceratieve enteriden kan door littekenretractie een vernauwing en een verkorting van de darm optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zien we bij chronische enteritis?

A

Bij chronische enteritis treedt een verdikking van het slijmvlies op die het gevolg is van een toename van lymfocyten en plasmacellen in de lamina propria, mogelijk in combinatie met histiocyten, bindweefselvorming en hyperplasie van het crypte-epitheel. Deze zwelling kan nog verergeren door hyperplasie van het lymfoïde weefsel en door hypertrofie van de spierlaag. De oppervlakte van de mucosa is vaak gegranuleerd of geplooid, maar kan ook glad zijn. Meestal is de slijmproductie (sterk) verhoogd. Vaak zijn er ook erosies en ulcera.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er als een chronische enteritis voortschrijdt?

A

Als de ontsteking voortschrijdt, kan het aanvankelijk verdikte slijmvlies weer gaan verdunnen door verminderde proliferatie van het aangetaste crypte-epitheel en door bindweefselretractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef een aantal belangrijke voorbeelden van chronische enteritis.

A

Belangrijke voorbeelden van chronische enteritis zijn tuberculose en paratuberculose bij herkauwers en de proliferatieve enteropathie die wordt veroorzaakt door Lawsonia intracellularis bij het varken en het veulen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de belangrijkste aangeboren afwijkingen van de mond en keel?

A

Malocclusie en palatoschisis, al dan niet in combinatie met cheiloschisis (gespreten lip)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is malocclusie?

A

Malocclusie is een ontwikkelingsstoornis waarbij het gebit niet op een normale wijze sluit. Deze aandoening kan aangeboren of verkregen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is palatoschisis? Bij welke dieren zien we dit? Wat is de oorzaak meestal? In combinatie met welke aandoening zien we deze aandoening nogal eens?

A

Palatoschisis is vaak een aangeboren defect van het palatum durum en eventueel het palatum molle. Hoewel het gespleten gehemelte bij alle diersoorten kan voorkomen, zien we deze afwijking slechts sporadisch bij de hond, de kat en het veulen. Palatoschisis kan echter ook een traumatische oorzaak hebben, vooral bij de kat. We zien de aandoening dan vaak in combinatie met een separatie van de symphysis mandibulae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf de verschijnselen van palatoschisis.

A

De verschijnselen worden vrijwel direct na de geboorte zichtbaar en bestaan uit neusuitvloeiing, rhinitis, longontsteking en ondervoeding. Tijdens het drinken bij het moederdier loopt een deel van de melk direct door de neusgaten terug. de ondervoeding ontstaat doordat de dieren bij het zuigen geen negatieve druk in de bek kunnen opbouwen en dus onvoldoende melk binnenkrijgen. Bij veulens is er meestal geen sprake van ondervoeding. Kennelijk kunnen zij door de andere houding van het hoofd en de hals tijdens het zuigen voldoende melk binnenkrijgen. De longontsteking is het gevolg van het ontbreken van een adequate scheiding tussen de bek en de neusholte, waardoor gemakkelijk voedsel wordt geaspireerd (aspiratiepneumonie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe stel je de diagnose palatoschisis?

A

Bij de hond, de kat en het veulen stellen we de diagnose door zorgvuldige inspectie van de bek. Voor een nadere inventarisatie is een CT-scan van de schedel geïnduceerd. Daarnaast wordt bij veulens de diagnose gesteld met hulp van endoscopie via de neus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat staat er in de DDx bij palatoschisis?

A

De afwijkingen zijn karakteristiek. Bij het veulen kan melk uit de neus teruglopen als de merrie zoveel en zo snel melk geeft dat dit het slikvermogen van het veulen te boven gaat. Dergelijke verschijnselen treden bij veulens soms ook op bij algehele malaise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de therapie van palatoschisis?

A

Als de afwijkingen niet zeer ernstig zijn, kunnen ze chirurgisch worden gecorrigeerd. De operatie vereist echter specialistische dskundigheid en wordt alleen toegepast bij waardevolle dieren. Bij veulens lukt het zelden om het defect langs chirurgische weg te sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de prognose van palatoschisis

A

De prognose is afhankelijk van de omvang van het defect. Defecten in het palatum durum hebben een betere prognose dan die in het palatum molle, omdat een succesvolle sluiting niet automatisch inhoudt dat het palatum molle normaal functioneerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke verschillende vormen van malocclusie kennen we?

A
  • Brachygnathisme (brachygathia)
  • Prognathisme (prognathia)
  • Tangbeet
  • Open beet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is brachygnathisme?

A

Ook wel brachygathia. Een relatief te korte onderkaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is Prognathisme?

A

Ook wel prognathia. Een relatief te lange onderkaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is tangbeet?

A

Kronenpunten van de snijtanden van boven- en onderkaak sluiten op elkaar. Een tangbeet is bij veel diersoorten normaal. Bij de hond behoren de snijtanden van de bovenkaak juist over die van de onderkaak te vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een open beet?

A

Geen aansluiting van de snijtanden van boven- en onderkaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarin kunnen we malocclusie onderverdelen?

A
  • Dentale malocclusie (afwijkende stand gebitselementen)
  • Skeletale malocclusie (afwijkende ontwikkeling kaken)
  • Combinatie van beide
23
Q

Wat kan de oorzaak zijn van malocclusie?

A

De oorzaak kan traumatisch of atraumatisch (aangeboren of functioneel) zijn

24
Q

Waar zien we traumatische malocclusie?

A

Traumatische malocclusie beperkt zich meestal tot de snijtanden (bij carnivoren tevens de hoektanden en scheurkiezen), omdat de kiezen door hun ligging binnen de contouren van de schedel goed beschermd zijn. Het betreft meestal fracturen of luxaties, met als gevolg een gestoorde afslijting.

25
Q

Welke verschillen onderscheiden we in een atraumatische malocclusie?

A

Atraumatische malocclusie wordt weer onderscheiden in aangeboren malocclusie en functionele malocclusie. Functionele malocclusie kan ontstaan door een afwijkend dieet of door afwijkend gebruik van het gebit. Bijvoorbeeld bij het paard als gevolg van ‘kribbebijten’ en bij knaagdieren en konijnen door ‘traliebijten’. Bij het konijn speelt de calcoium-stofwisseling een grote rol bij het ontwikkelen van een functionele malocclusie. Als het gevolg van demineralisatie van de tandkassen ontstaat scheefstand van de (pre)molaren. Ook de kwaliteit van de (pre)molaren is dan inferieur

26
Q

Bij welke dieren zien we malocclusie?

A

Malocclusie komt regelmatig voor bij honden, katten, konijnen, knaagdieren en paarden. Bij een aantal honden- en kattenrassen en bij dwergkonijnen hangt de aangeboren malocclusie samen met de specifieke lichaamsbouw van het ras.

27
Q

Welke malocclusie zien we veel bij brachycefale hondenrassen?

A

Prognathisme bij brachycefale rassen zoals de boxer, de Engelse buldog en de Pers. Bij deze rassen wordt malocclusie geaccepteerd als rasstandaard. Bij de pers komt hierdoor regelmatig een afwijkende stand van de onderhoektanden voor, waarbij deze buiten de bovenlip sluiten.

28
Q

Hoe noem je het als de onderhoektanden buiten de bovenlip sluiten?

A

Labioversie

29
Q

Wat kan er gebeuren bij retentie van het melkgebit?

A

Dan kan malocclusie ontstaan. De melktanden bevinden zich naast of tussen het blijvende gebit en zijn boventallig.

30
Q

Wanneer zien we malocclusie van de snijtanden?

A

Bij overbeet en onderbeet en na tandfracturen.

31
Q

Wat is er bijzonder aan het gebit van konijnen en knaagdieren? Wat is bij hen hierdoor van belang?

A

Zij hebben een gebit dat geheel (konijn, cavia, chinchilla en degu) of gedeeltelijk (rat, muis en hamster; alleen snijtanden) is opgebouwd uit elodonte elementen. Bij een goede occlusie is de slijtage van de elementen, mede veroorzaakt door het eten van ruwvoer, in evenwicht met de groei. Maar als dit evenwicht wordt verstoord door een afwijkende stand (kantelen) van de snijtanden, premolaren en molaren, dan kunnen één of meer elementen sterk uitgroeien, waardoor een ernstige malocclusie kan optreden.

32
Q

Wat zien we aan de afslijting bij paarden?

A

Door het veranderde voedingspatroon bij het paard (niet meer de hele dag grazen) vindt onvoldoende afslijting van de kiezen plaats. Hierdoor kunnen scherpe emaillepunten ontstaan die de wang en tong beschadigen

33
Q

Hoe noemen we overbijten en onderbijten bij het paard?

A

Overbijten: varkensmond, relatief te korte onderkaak

Onderbijten: snoeksmond, relatief te lange onderkaak of bij hele kleine rassen een te korte en misvormde bovenkaak

Het gaat hier om een aangeboren afwijking met een erfelijke component.

34
Q

Wanneer zien we malocclusie bij vogels?

A

Bij vogels (vooral papegaaien) treedt malocclusie op als de snavel een afwijkende vorm heeft. Dit zien we vooral na trauma van de snavel, maar ook na een infectie met de Knemidocoptes schurftmijt (parkiet)

35
Q

Hoe komt malocclusie als secundaire aandoening voor bij het varken voor?

A

Bij het varken komt malocclusie voor als secundaire aandoening bij atrofische rhinitis. Deze ziekte veroorzaakt ernstige misvormingen van de bovenkaak waardoor het gebit niet meer goed sluit. Atrofische rhinitis is primair een ziekte van de luchtwegen.

36
Q

Welke verschijnselen zien we bij de hond en kat?

A

Bij de hond en de kat is malocclusie een ernstige afwijking, die kan leiden tot problemen met het eten en tot de vorming van tandplaque en tandsteen. Bij de hond doet het probleem zich vooral voor bij de canini (hoektanden) van de onderkaak. Bij een te korte onderkaak en linguoversie van de onderkaakscanini ontstaan contactletsels in het palatum durum met eventueel fisteling naar de neusholte.

37
Q

Wat zien we bij ernstige malocclusie bij konijnen en knaagdieren?

A

Bij ernstige malocclusie ontstaan door ongelijke slijtage van de kiezen zien we vaak scherpe haken op de maxillaire kiezen aan de wangzijde, die ulceratieve laesies veroorzaken in het wangslijmvlies. De mandibulaire kiezen ontwikkelen scherpe haken aan de linguale zijde en kunnen ernstige schade aan de tong toebrengen. Bij de cavia kan er door een verkeerde plaatsing en verminderde afslijting van de premolaren een brug over de tong (overgroeiende kroon) ontstaan. Malocclusie leidt bij deze dieren tot eetproblemen: ze willen het wel, maar kunnen het niet.

38
Q

Wat valt er bij het paard op bij malocclusie?

A

Bij het paard valt het meest op dat de snijtanden van de boven- en onderkaak niet goed op elkaar staan. Als ze elkaar nog gedeeltelijk raken, slijten ze schuin af. Ze worden dan beitelvormig. Wanneer de snijtanden elkaar helemaal niet meer raken, slijten ze niet af. Ze groeien dan door en zullen na verloop van tijd de tegenoverliggende gingiva beschadigen. Afhankelijk van de mate van over- of onderbijten ontstaan er ook problemen met het grazen in de wei en wordt ook het voorachterwaartse deel van de maalbeweging van de kiezen gehinderd. Het over- of onderbijten is niet alleen een malocclusieprobleem van de snijtanden, marar eerder een ontwikkelingsanomalie van de hele boven- of onderkaak. Er is dus meestal ook een maloccllusie van de kiezen. Dit houdt in dat zelfs bij een geringe mate van over- of onderbijten na verloop van tijd exsuperantia (haken) ontstaan.

39
Q

Wat zijn exsuperantia?

A

Exsuperantia zijn uitsteeksels van kiezen buiten het normale niveau van de kauwvlakte. Exsuperantia kunnen tot kauwstoornissen leiden omdat ze de beweging van de kiezen van de boven- en onderkaak over elkaar belemmeren en bovendien snel de gingiva van de tegenoverliggende kaakhelft bereiken en deze dus beschadigen.

40
Q

Hoe stel je de diagnose malocclusie?

A

De diagnose wordt gesteld door inspectie van de bek of de mond, eventueel aangevuld met beeldvormende diagnostiek. Een goede inspectie kan sedatie (paard) of algehele anesthesie (cavia, konijn) vereisen. De inspectie richt zich zowel op de stand en conditie van de gebitselementen als op beschadigingen van het slijmvlies door verkeerd geplaatste elementen

41
Q

Wat staat er in de DDx bij malocclusie?

A

Slijmvlieslaesies in de bek kunnen worden veroorzaakt door infectieuze aandoeningen, toxische stoffen en metabole afwijkingen (bijvoorbeeld uremie)

42
Q

Wat is de therapie bij malocclusie bij honden en katten?

A

Bij honden en katten moeten verkeerd geplaatste elementen, die slijmvlies- en gingivalaesies veroorzaken, worden behandeld door middel van orthodontische correctie, kroonreductie en in het uiterste geval extractie

43
Q

Wat is de therapie bij malocclusie bij paarden?

A

Bij paarden kan worden gekozen voor verwijderen van het element of het regelmatig corrigeren van de lengte: het zogenaamde raspen van de kiezen. Bij extractie van verkeerd geplaatste elementen wordt het tegenoverliggende element niet verwijderd, maar regelmatig gecorrigeerd. Hoewel een behandeling mogelijk is, worden veulens die duidelijk over- of onderbijten soms geëuthanaseerd, enerzijds omdat het een erfelijk gebrek is en anderzijds vanwege de toekomstige problemen met de voedselopname

44
Q

Wat is de therapie bij malocclusie bij konijnen, cavia’s, chinchilla’s en degu’s?

A

Bij deze dieren kunnen van de doorgroeiende kiezen de haken worden weggeslepen onder algehele anesthesie. Hiervoor zijn specifieke frezen beschikbaar met bescherming van de frees aan de wang- en tongzijde. Als een element loszit, moet dit worden verwijderd. De mogelijkheid bestaat dat het tegenoverliggende element zal doorgroeien omdat een deel van het slijtvlak ontbreekt. Dit element moet in de gaten worden gehouden en vereist mogelijk dat de kroonrand regelmatig gefreesd moet worden. Doorgroeiende snijtanden kunnen zonder anesthesie worden afgeslepen. Hierbij kan het beste een tandarstenfrees worden gebruikt. Het knippen van snijtanden kan resulteren in lengtefracturen van de kroon. De gewenste normalisatie van het afslijten blijft dan meestal uit. Als de snijtanden door een permanente standsverandering niet meer in normale afslijting komen, kunnen alle snijtanden worden verwijderd.

45
Q

Wat is de therapie van malocclusie bij vogels?

A

Bij vogels kunnen afwijkingen aan de snavel met een frees worden geremodelleerd. Hierbij moet beschadiging van de benige basis (de maxilla en/of mandibula) worden voorkomen, omdat het beenvlies zeer goed geïnnerveerd is. Bij aantasting van het beenvlies treedt anorexie op wat een ondersteunende therapie noodzakelijk maakt.

46
Q

Wat is de prognose van malocclusie?

A

Bij honden, katten en paarden is de prognose bij een adequate behandeling gunstig. Bij konijnen en knaagdieren ligt dat iets genuanceerder. Het verwijderen van de snijtanden heeft een goede prognose, maar het verwijderen van kiezen is bij deze dieren bijzonder lastig. Daarnaast blijft het probleem terugkeren doordat de elementen continu doorgroeien. Het regelmatig remodelleren van een overgroeiende kroon is goed mogelijk, maar vereist algehele anesthesie. Anorexie bij konijnen en knaagdieren leidt snel tot leververvetting, waardoor altijd snel ingegrepen dient te worden. Veel eigenaren van konijnen, chinchilla’s en cavia’s zijn bereid om hun huisdier om de zes weken een kiescorrectie te laten ondergaan. Als de afwijkingen worden gecompliceerd door abcesvorming is de prognose minder gunstig

47
Q

Wat is de prognose bij malocclusie bij vogels?

A

Bij vogels is de kans op volledig herstel gereserveerd, zeker als de germinatieve laag van de hoornlaag is aangetast. Voedselopname is meestal echter niet belemmerd, zodat de hinder beperkt is.

48
Q

Hoe noem je het doorbreken va nelementen en de vervanging van melkelementen door blijvende elementen?

A

Dentitie. Het vervangen van de melkelementen wordt ook wisselen genoemd.

49
Q

Welke problemen kom je tegen bij de dentitie bij paarden?

A

Bij paarden zwelt tijdens het wisselen van de tanden het slijmvlies van het rostrale deel van het gehemelte. Deze zwelling kan zo sterk zijn, dat het slijmvlies uitsteekt tot voorbij het niveau van de snijtanden. We noemen dat een hangend rooster. VOoral bij hard voer is dit zo pijnlijk dat de dieren ophouden met eten. Omdat de zwelling vaak enkele weken blijft bestaan kunnen de dieren vermageren. De nadelen van een hangend rooster kunnen voorkomen door het voer in de gevoelige periode aan te bieden als slobber.

50
Q

Hoe noemen we het wanneer een melktand door de doorkomende tand niet wordt uitgestoten en wat kan dit veroorzaken?

A

Een persisterende melktand. Een persisterende melktand kan de binnenkant van de lip beschadigen en veroorzaakt een abnormale stand van de blijvende tand. Behandeling bestaat uit extractie. Omdat de melktand vaak al wat los zit, lukt dit doorgaans vrij gemakkelijk

51
Q

Welke kiezen van paarden kunnen persisteren?

A

Persisterende melkkiezen bij het paard betreffen alleen de premolaren, omdat de molaren niet wisselen. .

52
Q

Wat zijn doppen?

A

De melkpremolaar wordt door de blijvende premolaar uit de kaak gedrukt en slijt door het kauwen af, totdat er uiteindelijk een dun schijfje van de kroon overblijft, dat met de korte, maar vaak scherpe wortels, als een kap over de blijvende kies heen zit, te vergelijken met een kroonkurk. Tijdens het kauwen raken deze doppen meestal vanzelf los. Het paard laat ze dan uit demond vallen.

53
Q

Wat gebeurt er als doppen blijven zitten?

A

Dan kunnen ze tijdens het kauwen bewegen en verschuiven, waardoor ze met hun wortels de gingiva beschadigen. Dit veroorzaakt pijn tijdens het kauwen.