Ziekteleer Pagina 101 t/m 110 Flashcards

1
Q

Hoe vind je een hyperplasie of neoplasie in de bek?

A

Met een grondige inspectie van de bek - waarbij het dier in algehele anesthesie moet worden gebracht - kunnen we globaal zien of er sprake is an een hyperplasie van de gingiva of van een neoplasie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar zijn hyperplasieën in de bek te zien en waar zijn neoplasieën in de bek te zien?

A

Hyperplasieën zijn gelokaliseerd rond de gebitselementen en komen vaak op verscheidene plaatsen voor. Neoplasieën kunnen overal in de bek ontstaan en bevinden zich meestal slechts op één plek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zien hyperplasieën en neoplsieën er in de bek uit?

A

Hyperplasieën zijn meestal niet erg groot, hebben een stevige consistentie en een gladde oppervlakte. Neoplasieën kunnen erg groot worden. Door necrose kunnen zij een weke consistentie hebben en een geülcereerd oppervlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe diagnostiseer je een hyperplasie of neoplasie van de bek?

A

Omdat het macroscopisch aspect geen uitsluitsel geeft over de aard van de hyperplasie of neoplasie, kan de diagnose alleen gesteld worden met behulp van microscopisch onderzoek van materiaal, verkregen met een DNAB of via een excisiebiopsie. Bij het verwijderen van materiaal voor weefselonderzoek moet ook een DNAB worden genomen van de eventueel vergrote lymfeknopen. Als er wordt gedacht aan een neoplasie, wordt in de regel een CT-onderzoek van de schedel uitgevoerd om de lokale uitbreiding te evalueren en de retrofaryngeale lymfeknopen te beoordelen in combinatie met een CT-scan van de longen in verband met eventuele metastasen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe behandel je een hyperplasie of neoplasie in de bek?

A

De behandeling bestaat uit het lokaal verwijderen van de processen. Bij gingivahyperplasie en bij fibreuze en ossificerende epuliden gebeurt dit meestal met elektrochirurgie. De behandeling van neoplasieën vereist meestal een partiële kaakresectie. Ervaring is hierbij van groot belang en zal in de regel door een specialist worden uitgevoerd. Partiële kaakresecties kunnen waar nodig worden gecombineerd met chemotherapie en radiotherapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de prognose van epuliden.

A

De prognose van epuliden is over het algemeen goed, maar de kans op een recifdief is groot. De prognose van neoplasieën is afhaneklijk van de lokalisatie en het stadium waarin de tumor zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer metastaseren carcinomen en carcomen van de kop?

A

Plaveiselcelcarcinomen en fibrosarcomen metastaseren in de regel pas in een laat stadium en de prognose is bij een radicale resectie vaak gunstig. Bij katten metastaseren plaveiselcelcarcinomen maar zelden, maar helaas komen ze vaak voor op de tong, wat een adequate resectie bemoeilijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer kun je een goede inschatting van de prognose van een hyperplasie of neoplasie van de bek maken?

A

Een goede inschatting van de prognose is alleen mogelijk als het type neoplasie bekend is en de tumor is gestageerd volgens het TNM-protocol van de WHO.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is TNM?

A

TNM is een systeem waarmee men de uitbreiding van een kankerproces kan definiëren. De T staat voro tumor, de N voor nodule (lymfeknoop) en de M voor metastasen op afstand. Ook het uigvoeren van het TNM-protocol kan beter worden overgelaten aan een specialist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij welke dieren kom je waar wel eens speekselcysten voor? Welke soorten ken je?

A

Bij de hond en in mindere mate ook bij de kat en de fret kunnen zich onder de tong (sublinguaal) en in de hals (cervicaal) speekselcysten vormen. Als deze cysten ontstaan door lekkage van speeksel uit een beschadiging van de speekselklier of de afvoergang, dan worden ze mucokèle genoemd. Als de cysten ontstaan door verwijding van de afvoergangen van de speekselklieren, spreekt men van een ranula.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef de verschijnselen van een sublinguale speekselcyste.

A

De verschijnselen van een sublinguale speekselcyste bestaan uit een zichtbare zwelling onder het slijmvlies aan de onderkant van de tong. Als de cyste kapot wordt gebeten kan er bloed of bloederig speeksel uit de bek lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe stel je de diagnose sublinguale speekselcyste?

A

De diagnose wordt gesteld op grond van de verschijnselen en kan zonodig worden bevestigd met een punctie. De dikte bevat heldere visceuze vloeistof, die door bloedbijmenging rood kan zijn gekleurd. De diagnose is simpel omdat er geen aandoeningen zijn die een vergelijkbaar beeld veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe behandel je een sublinguale speekselcyste?

A

De beschadiging in de speekselklier of in de lastig bereikbare afvoergangen kan vrijwel nooit worden gelokaliseerd. De behandeling richt zich daarom op het verwijderen van de speekselklier die de speekselcyste voedt. Dit betekent dat aan de kant waar de speekselcyste zich bevindt zowel de mandibulaire als sublinguale speekselklier worden verwijderd. De ranula wordt bij de operatie leeggezogen. Omdat vooral de sublinguale speekselklier moeilijk bereikbaar is, kan de ingreep het best worden overgelaten aan een specialist. Bij een deskundig uitgevoerde operatie is de prognose gunstig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij welke dieren zien we veel cervicale speekselcysten en wat zie je dan? Hoe stel je de diagnose?

A

Cervicale speekselcysten komen vooral voor bij de hond. De verschijnselen zijn beperkt tot een zichtbare zwelling aan de keel. De diagnose wordt gesteld door inspectie, palpatie en punctie van de dikte. De dikte is fluctuerend en bevat een enigszins troebele, visceuze vloeitstof. De kleur kan variëren van lichtgeel tot donker roodbruin door bloedbijmenging als gevolg van het oorspronkelijke trauma of door punctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarvan moet je cervicale speekselcysten onderscheiden?

A

Cervicale speekselcysten moeten worden onderscheiden van ontstekingsprocessen en neoplasieën. Het onderscheid wordt gemaakt met behulp van ee npunctie, eventueel gevolgd door cytologisch onderzoek van het verkregen materiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe behandel je cervicale speekselcysten?

A

De behandeling is dezelfde als bij sublinguale speekselcyste en bestaat uit het verwijderen van de mandibulaire en sublinguale speekselklier aan de kant van de cyste. De zwelling wordt geopend en leeggezogen en zonodig enkele dagen gedrained. De prognose is gunstig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is kauwspiermyositis?

A

Kauwspiermyositis (masticatory muscle myositis) is de meest voorkomende spierontsteking bij de hond. Kenmerkend voor de kauwspiermyositis is dat spiervezels met type 2M myosine in het ontstekingsproces betrokken zijn. Dit type spiervezels komt alleen in de kauwmusculatuur voor. De rest van de skeletspieren is hierbij dus niet aangetast. het is een immuungemedieerde aandoening, waarbij de ontsteking ontstaat door autoantilichamen tegen type 2M myosine. Incidenteel wordt een vergelijkbare aandoening bij de Shetland pony gezien.

18
Q

Wat is de meest voorkomende spierontsteking bij de hond?

A

Kauwspiermyositis of wel masticatory muscle myositis.

19
Q

Wat valt op in het acute stadium bij kauwspiermyositis?

A

In het acute stadium valt zwelling en pijnlijkheid van de kauwmusculatuur op. Vaak houden de dieren de bek enigszins open waarbij kwijlen kan opvallen. Openen en passief bewegen van de onderkaak is vaak pijnlijk.

20
Q

Wat valt op in het chronische stadium bij kauwspiermyositis?

A

In het chronische stadium valt de atrofie van de kauwspieren op. Door fibrosering van de spieren neemt de bewegelijkheid van de kaak af. In ernstige gevallen kan openen van de bek zelfs onmogelijk worden.

21
Q

Hoe diagnostiseer je kauwspiermyositis?

A

De diagnostiek berust op het uitsluiten van overige oorzaken die eenzelfde klinisch beeld kunnen geven. Daarnaast kunnen met behulp van bloedonderzoek antilichamen tegen type 2M spiervezels worden aangetoond. Door middel van histopathologisch onderzoek van spierbiopten van de kauwspieren kan de diagnose worden bevestigd en tevens de uitgebreidheid van de aandoening worden bepaald.

22
Q

Hoe ga je kauwspiermyositis behandelen?

A

In het acute stadium zijn corticosteroïden geïnduceerd om de ontstekingsreactie te couperen. Daarnaast is zacht voer als ondersteuning noodzakelijk. Herstel kan zeer voorspoedig verlopen, maar recidieven komen regelmatig voor. In het chronische stadium zijn corticosteroïden neit meer effectief en is het aanbieden van gemakkelijk opneembaar voer (eventueel vloeibaar) de aangewezen weg.

23
Q

Wat is de prognose van kauwspiermyositis?

A

Voor de korte termijn kan de prognose gunstig zijn, maar voor de lange termijn zijn de vooruitzichten gereserveerd. Hoewel de aandoening in het chronisch stadium een ernstige functionele belemmering kan opleveren, is het voor de patiënt niet pijnlijk.

24
Q

Ander woord voor afsluiting van de slokdarm

A

Slokdarmobstructie.

25
Q

Bij welke dieren komt een afsluiting van de slokdarm voor en wat is de oorzaak?

A

Een afsluiting van de slokdarm komt bij verscheidene diersoorten voor, het meest bij het rund, het paard en de hond. Katten zijn kieskeurige eters en hebben daardoor zelden last van een slokdarmobstructie. De oorzaak wisselt per diersoort. Bij het rund wordt de obstructie meestal veroorzaakt door een aardappel, appel, peer, bietenkop of wortel, maar door de huidige samenstelling van het rantsoen komt dit weinig meer voor. Bij het paard wordt de obstructie vaak veroorzaakt door een mestbal (coprofagie bij zeer jonge veulens), droge biks, droge (ongeweekte) bietenpulp of in schijven gesneden winterwortels of zelfs gewoon krachtvoer door te gulzit eten. Bij de hond kan het komen door een stuk van een (kauw)bot of een balletje. Afhankelijk van de diersoort komen de obstructies voor in de keelstreek, in het cervicale deel van de slokdarm, bij de borstingang en dorsaal van het hart. Bij de hond blijken de meeste corpora aliena vast te lopen tussen het hart en het diafragma.

26
Q

Geef de verschijnselen van een slokdarmobstructie.

A

De verschijnselen bestaan uit het plotseling ophouden met eten. De dieren kokhalzen en regurgiteren het ingeslikte speeksel. Bij het rund wordt niet alleen het slikken belemmerd, maar ook het ructusmechanisme, Hierdoor kan er snel tympatniet ontstaan. Bovendien hebben herkauwers een grotere speekselproductie dan monogastrische dieren, waardoor zij opvallend veel kwijlen. Paarden kwijlen dan overigens via de neus. Honden staan soms met een gestrekte nek en lijken pijn te hebben.

27
Q

Hoe diagnosticeer je een slokdarmobstructie?

A

Voorwerpen die vastlopen in het cervicale deel van de oesofagus kunnen worden gepalpeerd. Dit is echter slechts zelden het geval, omdat het voorwerp meestal vastloopt in het thoracale deel van de oesofagus. In dat geval kan de diagnose bij het rund en het paard worden gesteld door de slokdarm te sonderen of door endoscopische controle van de slokdarm. Dan kan ook de kwaliteit van de slokdarmwand worden beoordeeld en de oorzaak van de obstructie worden geïdentificeerd. Bij de hond zijn röntgenfoto’s van de thorax het aangewezen middel. Hiermee kunnen niet alleen de plaats van de obstructie en de omvang van het voorwerp worden vastgesteld, maar ook aanwijzingen worden verkregen voor een eventuele perforatie van de slokdarm (pneumomediastinum) of een verslikpneumonie.

28
Q

Wat staat er in je DDx bij slokdarmobstructie?

A

De combinatie van verschijnselen is vrij kenmerkend en komt niet vaak voor bij andere aandoeningen. Regurgiteren komt voor bij andere aandoeningen, zoals slokdarmverwijding en een pylorusstenose, maar hierbij ontsbreken het plotselinge optreden en het kokhalzen.

29
Q

geef je therapie voor een slokdarmobstructie bij het rund.

A

Grote of scherpe voorwerpen kunnen al na enkele uren druknecrose geven of een perforatie veroorzaken. Zij moeten dan ook zo snel mogelijk worden verwijderd. Bij het rund kunnen voorwerpen in het cervicale deel van de slokdarm soms met de hand worden teruggemasseerd. Als dit niet lukt of als het voorwerp hiervoor te diep ligt, kan het met een sonde worden doorgedrukt tot in de pens, maar dat brengt wel het risico van een slokdarmperforatie met zich mee. Een eventuele secundaire tympanie wordt op gebruikelijke wijze behandeld.

30
Q

Geef je therapie voor slokdarmobstructie bij het paard.

A

In eerste instantie kan een medicamenteuze behandeling afdoende zijn. Door (een del van) de slokdarm te relaxeren met het parasympaticolyticum scopolamine (Buscopan), een pijnstiller toe te dienen (NSAID) en het paard te sederen (bij voorkeur alfa 2 agonist, zodat het paard het hoofd laag houdt en minder speeksel aspireert) zal de verstoppin in een aantal gevallen vanzelf oplossen. Het paard moet dan wel in een kale box worden gezet of worden voorzien van een mondkap zodat het geen voedsel of bedding meer kan eten. Na een aantal uren kan de eigenaar het paard water aanbieden. Slikt het paard het water gemakkelijk weg, dan is de obstructie verholpen. Als de medicamenteuze behandeling onvoldoende effect sorteert, kan de slokdarm gespoeld worden door middel van een slokdarmsonde en water om zo te proberen de voedselprop te verweken. Daarbij verlaat het meeste materiaal de slokdarm in craniale richting via de neus. Het spoelen van de slokdarm kan zowel bij het staande dier als onder algehele narcose. Algehele anesthesie wordt vooral verkozen als het paard veel verzet vertoont tijdens het spoelen bij het staande dier, als het spoelen op deze wijze niet succesvol blijkt te zijn of bij langdurige obstructies als gebleken is dat de slokdarmwand zeer beschadigd is. Algehele anesthesie zorgt immers voor een nog betere relaxatie van de slokdarm. Vooral obstructies die langer dan 24 uur aanwezig zijn, hebben grotere kans om gepaard te gaan met een verslikpneumonie. Zeker in die gevallen kan het gebruik van breedspectrumantibiotica na het spoelen geïndiceerd zijn.

31
Q

Geef je therapie bij slokdarmobstructies bij de hond.

A

Bij de hond kunnen we een slokdarmobstructie op verschillende manieren benaderen. Het voorwerp kan het beste met een tang via endoscopie worden verwijderd. Trachten het corpus alienum door te duwen met een sonde kan uitsluitend als zeker is dat er geen harde of scherpe kanten aan het voorwerp zitten, maar dan nog is sonderen zeer risicovol. Ook een zacht voorwerp kan druknecrose hebben veroorzaakt, waardoor sonderen tot perforatie leidt. Daarom moet sonderen van de slokdarm bij de hond en kat sterk worden afgeraden. Bovendien kan de cardia excentrisch in de slokdarm zitten waardoor sonderen niet lukt. Als deze methoden falen is een operatie de enige oplossing. Alle genoemde behandelingen vereisen algehele anesthesie. De beeldvormende diagnostiek en de endoscopie vereisen bovendien specialistische deskundigheid.

32
Q

Wat is de prognose bij een slokdarmobstructie?

A

De prognose hangt af van de mate waarin de slokdarm is beschadigd en of er een verslikpneumonie is opgetreden. De prognose op de lange termijn hangt vaak samen met het al dan niet ontstaan van vernauwingen (stenoses) van de slokdarm door herstel van letsels. Deze vernauwingen veroorzaken bij het paard vaak het ontstaan van een verwijding (diverticulum) aan de orale zijde van de stenose. Gladde voorwerpen en pulpbrokken kunnen meestal zonder grote problemen worden verwijderd, maar bij scherpe voorwerpen is de kans op complicaties groot. Een klassiek voorbeeld is de hond die het bot van ee nkarbonade heeft ingeslikt. Pogingen om het bot te extraheren of door te duwen kunnen de beschadiging verergeren. Als het bot vastzit is een operatie (thoracotomie) de enige oplossing, maar ook hierbij is de kans op complicaties groot. Als de slokdarm over de hele omtrek is beschadigd kan er littekenretractie optreden, die in een laterstadium leiden tot een belemmerde passage (slokdarmvernauwing). Daarom worden na endoscopische verwijdering van corpus alienum bij de hond en kat meestal meerdere medicijnen voorgeschreven om de slokdarm te beschermen.

33
Q

Bij welke dieren komen slokdarmvernauwingen voor en wat is de oorzaak?

A

Slokdarmvernauwingen komen voor bij het rund, paard, hond en kat. Een stenose van de oesofagus kan aangeboren of verkregen zijn. De oorzaak kan liggen buiten de slokdarm (compressiestenose) of in de wand (spastische stenose, stenoserend litteken).

34
Q

Hoe ontstaat een compressiestenose?

A

Een compressiestenose ontstaat door druk van buitenaf, door tumoren (bijvoorbeeld een thymussarcoom bij het rund of het mediastinaal lymfosarcoom ter hoogte van de borstingang bij het paard), hematomen en ontstekingsprocessen. Lokale vernauwingen van de slokdarm kunnen ook ontstaan als gevolg van vaatafwijkingen, met name de persisterende rechter aortaboog.

35
Q

Waarvan is spastische stenose het gevolg?

A

Spastische stenose is het gevolg van kramp van de slokdarmmusculatuur (oesofagospasme) of van de cardia (cardiospasme). Een spastische stenose wordt gezien bij paarden met een zeer sterke hypertrofie van het laatste deel van de oesofagus.

36
Q

Bij wie treedt stenose door littekenretractie op?

A

Bij alle diersoorten kan een stenose door littekenretractie optreden na verwonding van de slokdarm of na excessieve blootstelling aan maagzuur door een gastro-oesofageale reflux (hond en kat)

37
Q

Wat zijn de verschijnselen van een slokdarmvernauwing?

A

De verschijnselen bestaan uit chronsich regurgiteren en vermageren. Deze verschijnselen komen overeen met die van een slokdarmobstructie, maar treden niet acuut op, zoals bij de obstructie. Bij het rund ontbreekt de begeleidende tympanie.

38
Q

Hoe stel je de diagnose slokdarmvernauweing?

A

De diagnose wordt gesteld door de slokdarm te sonderen (rund, paard) of met endoscopie te inspecteren (hond, kat). Ook röntgenologische contrastopnamen kunnen een nuttig hulpmiddel zijn. Therapeutisch kan de stenose worden opgerekt, maar deze behandeling heeft niet altijd blijvend resultaat en zal dan één of meer keren herhaald moeten worden. De prognose is daarom afhankelijk van de neiging tot fibrosevorming van de aangetaste slokdarm.

39
Q

Bij welke dieren komt een slokdarmverwijding voor?

A

Een slokdarmverwijding komt voor bij het rund, paard, hond en kat.

40
Q

Wat voor slokdarmverwijding kennen we bij het rund en paard?

A

De slokdarmdivertikel. Dit is een eenzijdige zakvormige verwijding. Dit kan een aangeboren afwijking zijn waarbij de mucosa uitpuilt door een defect in de spierlaag. Bij het paard kan deze afwijking echter ook ontstaan als complicatie als wordt geprobeerd een slokdarmobstructie op te heffen met behulp van perslucht in plaats van water in de slokdarmzonde. Daarnaast kennen we de verwijding, die alzijdig is. Deze kunnen zich craniaal van een stenose ontwikkelen.