Ziekteleer pagina 131 t/m 140 Flashcards
Welke verschijnselen kun je zien bij een LDR met passagebelemmering?
De buikomvang neemt toe en er worden soms kortdurende aanvallen van koliek gezien. Binnen 24 uur kunnen de dieren in shock raken, wat zich uit in een snel oplopende polsfrequentie (meestal meer dan 100/min), een slechte turgor, koude extremiteiten, diepliggende ogen en bleekroze slijmvliesen.
Hoe stel je de diagnose lebmaagdislocatie?
De diagnose van een lebmaagdislocatie wordt gesteld op basis van de anamnese en de combinatie van een aantal bevindingen tijdens het klinisch onderzoek. Voor de LDL zijn naast inspectie en palpatie vooral het niet kunnen ausculteren van de pens en de positieve steelband- en klotsproef van belang. Voor de LDR zijn bovendien de afwezigheid van een leverpercussieveld en de bevindingen bij het rectaal onderzoek typerend.
Wat zit er in je DDx bij een lebmaagdislocatie?
LDR met passagebelemmering moet worden onderscheiden van een dilatatie of liggingverandering van het caecum, bijvoorbeeld door meteorismus of een volvulus van het caecum, een torsie van de ansa prximalis van het colon en een torsio mesenterialis (= volvulus instestinalis). Dit onderscheid wordt gemaakt met behulp van leverpervussie en rectaal onderzoek. Bij een LDR is het leverpercussieveld in bijna alle gevallen sterk verkleind of afwezig en bij het rectaal onderzoek wordt rechts voor in de buik één enkele ballon gevoeld die meer of minder strak gespannen is. Bij een ophoping van gas of vloeistof in het darmkanaal is de leverpercussie bijna altijd wel aanwezig en bij het rectaal onderzoek worden dan verscheidene ballonnen (caecum en colon) of fietsbanden (dunne darm) gevoeld.
Hoe kun je LDL behandelen?
Vasten, rollen, rollen en steken en chirurgische repositie en fixatie.
Hoe behandel je LDL door middel van vasten?
Het vasten - dat bestaat uit 2 tot 3 dagen vasten, gevolgd door enkele dagen uitsluitend goed ruwvoer - is gericht op slinken van de lebmaag en spontane repositie. Het succes van deze behandeling is niet groot; vaak recidiveert de dislocatie. Het verstrekken van een schraal rantsoen aan pasgekalfde koeien is bovendien niet bevorderlijk voor de melkgift en predisponeert voor acetonemie.
Hoe behandel je LDL door roelen?
Bij het rollen wordt de koe op de rechter zijde neergelegd en vervolgens onder het van dorsaal naar ventraal masseren van de linker flank langzaam in rugligging gebracht. Het dier wordt enige tijd in deze positie gehouden en ten slotte langzaam doorgerold op de linker zij. Het rollen moet niet te snel gebeuren om de gasbel in de lebmaag voldoende gelegenheid te geven om zich via de ventrale buikwand naar de rechter buikhelft te verplaatsen. Na een geslaagde repositie ligt de lebmaag rechts onder in de buik. Er zijn dan daar of op de plaats van het duodenum steelbandgeluiden op te wekken, doordat er een passage van gassen naar het duodenum heeft plaatsgevonden. Hierna leegt de lebmaag zich meestal snel en keert daardoor terug naar zijn normale positie. Ook bij deze behandeling is er een grote kans op recidief.
Hoe voorkom je een recidief van LDL?
Om een recidief te verminderen zijn diverse technieken ontwikkeld om de lebmaag permanent aan de ventrale buikwand te fixeren op het moment dat het dier op haar rug ligt (abomasopexie). Deze fixatie vindt meestal ‘blind’ plaats van buitenaf met een zogenaamde toggle: een enkele centimeters lang plastic of metalen staaf met daaraan in het midden een draad. Het staafje wordt via een holle naald in het lumen van de lebmaag gebracht en kan dan van buitenaf tegen de buikwand worden vastgezet. Daarbij weten we echter niet zeker wawt er precies gefixeerd wordt, waardoor complicaties kunnen optreden. De belangrijkste risico’s zijn het afsnoeren van darmdelen door de hechting en een lokale peritonitis onder in de buik.
Hoe behandel je LDL via chirurgie op de Utrechtse methode?
De meest ingrijpende behandeling van een LDL is het chirurgisch reponeren van de lebmaag via een laparotomie. Dit kan via de linker flank, gevolgd door fixatie van het omentum majus aan de buikwand (omentopexie). Deze methode staat bekend als de ‘Utrechtse methode’
Hoe behandel je een LDL door te reponeren via de rechter flank?
Het is ook mogelijk een LDL chirurgisch te reponeren via de rechter flank, waarna een stuk omentum in de buurt van de pylorus wordt vastgezet in of nabij de laparotomiewond (pyloro-omentopexie). De behandelingen vereisen de nodige ervaring van de chirurg maar geven zelden aanleiding tot een recidief. De kans dat verkeerde structuren worden gefixeerd is uiteraard veel kleiner dan bij de ‘blinde’ fixatiemethode.
Hoe behandel je een LDL door een endoscopie?
Bij deze techniek reponeer en fixeer je de lebmaag weer. De toggle wordt geplaatst in de lebmaag, waarmee de lebmaag vervolgens weer aan de ventrale buikwand wordt gefixeerd. Afhankelijk van het instrumentarium vindt deze fixatie plaats bij het staande of het liggende dier, waarbij het in het laatste geval nodig is om een tweede maal een toegang tot de buikholte te maken. Omdat het plaatsen van de toggle gebeurt met behulp van endoscopie, is de kans op complicaties kleiner dan bij rollen en steken, terwijl de therapie - zeker als deze bij het staande dier wordt uitgevoerd - minder ingrijpend is dan een laparotomie.
Hoe behandel je een LDR?
De LDR kan vanwege de ernstigere verschijnselen en de vaak aanwezige rotatio met passagebelemmering eigenlijk alleen per laparotomie worden behandeld. Daarnaast moeten ook de shock en de eventuele metabole alkalose worden bestreden. De kosten lopen hierdoor op, terwijl de kans op herstel van de melkproductie tegelijkertijd afneemt.
Wat zeg je tegen de boer na een lebmaagdislocatie?
Vanwege de rol die de voeding speelt in het ontstaan van lebmaagdislocaties, verdient het de aanbeveling om na te gaan of er aanpassingen noodzakelijk zijn om nieuwe gevallen te voorkomen.
Wat is de prognose van een lebmaagdislocatie?
LDL en LDR zonder passagebelemmering hebben een redelijk gunstige prognose, mits de juiste therapie wordt toegepast. Bij alle dieren gaat de aandoening gepaard met een duidelijke daling van de melkproductie en soms blijft deze ook na herstel achter bij de verwachtingen. LDR met passagebelemmering heeft een slechte prognose.
Bij welke honden komt MDV voor?
De maagdilatatie-volvulus bij de hond komt vooral voor bij grote rassen met een diepe thorax. Rassen waarbij MDV het meest voorkomt zijn de Duitse dog, de dobermann en de Ierse setter. Het risico neemt toe als de hond ouder wordt. Er zijn geen aanwijzingen voor een geslachtspredispositie.
Welke verschijnselen zie je bij Maagdilatatie-volvulus bij de hond?
De verschijnselen zijn kenmerkend en bestaan uit vruchteloze pogingen tot braken en het snel dikker worden van de buik. Zij ontstaan meestal korte tijd (enkele uren) na het eten en worden vaak begeleid door rusteloosheid en kwijlen. Naarmate de liggingsverandering langer bestaat, gaat de algemene toestand steeds verder achteruit. Door de volvulus ontstaat een sterke stuwing van de maag en de milt. De milt wordt hierbij zeer groot en past niet meer op de normale plaats in de buikholte. Deer sequestratie van bloed in de maag en de milt en door de druk die de uitgezette maag uitoefent op de vena cava caudalis en de vena porta ontwikkelt zich een obstructieve shock. De shock gaat gepaard met een hoge polsfrequentie, een zwakke pols, bleke slijmvliezen en koude extremiteiten. Als de dilatatie niet wordt opgeheben, kunnen zich hartritmestoornissen ontwikkelen. In dat geval kan de pols onregelmatig en inequaal worden (pols deficit).
Hoe stel je de diagnose maagdilatatie-volvulus bij de hond?
De diagnose stellen we op grond van de verschijnselen. Vanwege het levensbedreigende karakter van MDV loopt de diagnostiek gedeeltelijk parallel met de behandeling. Een belangrijk onderdeel hiervan is het inbrengen van een maagsonde. Als dit niet lukt, kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een maagvolvulus. Een belangrijk deel van de patiënten met een volvulus kan echter wel worden gesondeerd. Het kunnen inbrengen van een sonde sluit een volvulus dus niet uit. Het onderscheid tussen dilatatie met of zonder volvulus kan eventueel worden gemaakt met beeldvormende technieken (röntgenfoto’s, doorlichten), maar de interpretatie hiervan is moeilijk en alleen mogelijk als de maag (vrijwel) leeg is. Dit is bij patiënten met MDV vrijwel nooit het geval. Het maken van röntgenfoto’s is dan ook weinig zinvol en kan beter achterwege worden gelaten
Wat staat er in je DDx bij MDV van de hond?
Alleen een volvulus intstinalis (= torsio mesenterialis) kan vergelijkbare verschijnselen veroorzaken. Kenmerkende verschijnselen zijn dat patiënten met een volvulus intestinalis (nog) zieker zijn dan dieren met MDV. Hun toestand gaat sneller achteruit en zij tonen vaak meer buikpijn. Loos braken staat niet op de voorgrond, soms braken de dieren echt. Omdat beide aandoeningen levensbedreigend zijn en ook chirurgisch moeten worden behandeld, wordt de diagnose meestal pas tijdens de operatie gesteld.
Hoe behandel je MDV bij de hond?
De maagdilatatie moet zo snel mogelijk worden opgeheven. Dit kan door het inbrengen van een sonde of door het uitvoeren van een percutane maagpunctie. De voorkeur gaat uit naar het inbrengen van een sonde, omdat hieraan minder risico’s zijn verbonden en omdat het soms mogelijk is een deel van de maaginhoud via de sonde af te hevelen. Als sonderen niet mogleijk blijkt kan een punctie worden uitgevoerd. Die wordt bij voorkeur verricht met een lange, dikke naald of met een trocart. Er wordt gepunctureerd in de rechter of linker flank op een goed bereikbare plaats waar bij percussie een tympanische toon wordt gehoofd. Dit laatste is belangrijk omdat er gevaar is dat de sterk gestuwde milt wordt aangeprikt, wat kan leiden tot een fatale bloeding. Na het punctureren wordt opnieuw geprobeerd om een sonde in te brengen. Als het lukt om de maag via de maagsonde leeg te hevelen, kan worden afgewacht of er spontane repositie optreedt. De kans hierop is echter klein en er zal vroeger of later vrijwel zeker een recidief ontstaan. het is daarom beter om de patiënt direct te opereren. Bij de operatie wordt de maag in zijn normale positie teruggebracht, geleegd (indien nodig) en aan de buikwand gefixeerd (gastropexie). De ingreep vereist ervaring met het anestheseren van patiënten met een hoog anesthesierisisco en met het verrichten van buikchirurgie bij grote honden. Ook moet men in staat zijn om intensieve nazorg te verlenen. Postoperatief komt bij ongeveer 40% van de patiënten hartritmestoornissen voor, die adequaat moeten worde ngediagnosticeerd en behandeld. Om deze reden dient de behandeling te worden overgelaten aan dierenartsen die zich hebben toegelegd op gezelschapsdieren of aan specialisten chirurgie. De patiënt moet wel als spoedpatiënt worden behandeld en dient gedecompenseerd te worden alvorens verwijzing naar de specialist plaatsvindt.
Wat is de prognose van MDV bij de hond?
De mortaliteit ligt rond de 30%, waarbij initieel shock en hartritmestoornissen de belangrijkste doodsoorzaak zijn. In tweede instantie kan door necrose van de maag een peritonitis ontstaan. Goede resultaten kunnen alleen worden bereikt in instituten waar een multidisciplinair team garant staat voor adequate eerste hulp, deskundige anesthesie en chirurgie en intensieve nazorg. In een gewone praktijksituatie zal de mortaliteit waarschijnlijk hoger uitvallen. Herstellende patiënten hebben een meer of minder grote kans op een recidief, die afhankelijk is van de toegepaste behandeling. Na conservatieve behandeling (alleen leeghalen van de maag met sonde) is de kans op een recidief ongeveer 70%. Bij gastropexie daalt de kans tot ongeveer 15%. Een kleine groep patiënten blijft ook na fixatie van de maag last houden van recidiverende maagdilatatie. Hier berust de dilatatie kennelijk op een andere oorzaak dan een liggingsverandering van de maag. De prognose voor deze groep patiënten is gereserveerd. Onderzoek door een specialist is gewenst om tot een juiste diagnose te komen.
Op wat voor manier zien we maagdilatatie bij varkens? Waar zien we het en waar is het (waarschijnlijk) een gevolg van?
Bij het varken zijn de maagvolvulus - en in mindere mate ook de maagdilatatie zonder liggingsverandering - een doodsoorzaak bij fok- en vermeerderingszeugen. De aandoening wordt in verband gebracht met de intensivering van de zeugenhouderij. Aangenomen wordt dat de maagdilatatie-volvulus een gevolg is van het in korte tijd opnemen van grote hoeveelheden voer, wat leidt tot een vertraagde maaglediging en gasvorming.
Wanneer stel je de diagnose maagdilatatie-volvulus bij het vakren? wat is er over bekend?
Omdat de aandoening snel tot de dood leidt, wordt de diagnose pas gesteld als de zeug als is overleden. Er is dan ook weinig bekend over de verschijnselen.
Wat zie je bij sectie bij maagdilatatie-volvulus bij het varken?
Bij sectie zien we een sterk uitgezette maag, die veel voedsel en gas bevat. Soms is de maag gescheurd, waarbij voedsel verspreid voorkomt in de buik. In dat geval is er een peritonitis. De milt is meestal sterk gezwollen.
Wat staat er in de DDx bij een maagdilatatie-volvulus bij het varken?
Alleen een volvulus intestinalis (= torsio mesenterialis) geeft een vergelijkbaar ziektebeeld.
Wat voor behandeling is er voor maagdilatatie-volvulus bij het varken?
Omdat de diagnose pas na het overlijden wordt gesteld, is er geen behandeling. Op bedrijven waar de aandoening voorkomt ligt het accent op preventie in de vorm van het vermijden van het in korte tijd opnemen van een grote hoeveelheid voedsel.