Ziekteleer pagina 141 t/m 180 Flashcards

1
Q

Waar zit voorste stenose,hoe vaak zie je het en wat zijn de oorzaken?

A

Tussen pens/netmaag en boekmaag, zeldzaam.

  • Lokale peritonitis met verkleving rond overgang netmaag-boekmaag
  • Ruimte-innemende processen rond overgang netmaag-boekmaag
  • Gestoorde motoriek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vormen van vertraagde maaglediging ken je?

A

Voorste en achterste stenose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar zit achterste stenose, hoe vaak zie je het en wat zijn de oorzaken?

A

Tussen lebmaag en duodenum, komt redelijk vaak voor.

  • Lokale peritonitis met verklevingen rond netmaag en lebmaag
  • Dunne darm obstructie
  • Meteorismus van het caecum of torso ansae proximalis coli (geringe stenose)
  • LDR
  • LDL (uitzondering)
  • Lebmaagimpactie (verstopping met structuurhoudende inhoud)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een functionele stenose?

A

Vertraagde maaglediging door gestoorde motoriek (vagale problemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de gevolgen van een achterste stenose?

A

In de maag wordt HCL uitgescheiden. Voor elke H+ die naar het lumen gaat, gaat een HCO3- naar de extracellulaire vloeistof. De maaginhoud isd dus zeer zuur (PH2) en bevat veel H+ en CL-. Wanneer de inhoud naar het duodenum gaat wordt de CL- weer uitgewisseld met de HCO3- uit de extracellulaire vloeistof. Bij een vertraagde of verhinderde passage gebeurt deze uitwisseling niet. De extracellulaire vloeistof zit dus met een overschot aan HCO3- en een tekort aan CL- (hypochloremie). Dit leidt tot een metabole alkalose. Met de verschuiving in het zuur-base evenwicht gaat dan ook vocht verloren, wat dehydratie veroorzaakt. Tussen de intracellulaire en extracellulaire vloeistof bestaat een evenwicht, die sterk pH afhankelijk is. Wanneer er sprake is van alkalose leidt dit tot een shift van K+ naar de intracellulaire vloeistof, waardoor een hypokalemie ontstaat. Het overschot aan HCO3- in de extracellulaire vloeistof wordt via de nieren uitgescheiden. Om aan de elektrochemische neutraliteit te voldoen worden hierbij grote hoeveelheden Na+ en K+ uitgescheiden. Dit leidt weer tot osmotische diurese, waardoor meer water wordt uitgescheiden. Voor de volumeregulatie is dit zeer ongunstig en leidt het tot een gevaarlijke hypovolemie. Door de sterke dehydratie en hypovolemie zal het corrigeren van de vochtbalans nu voorrang krijgen. Er zal een versterkte reabsorptie van NaHCO3 plaatsvinden. Hierdoor wordt de metabole alkalose echter wel in stand gehouden. Herkauwers kunnen hun speekselproductie wel aanpassen, maar deze niet helemaal stoppen. Omdat het speeksel nu vanaf de pens niet verder kan leidt de constante productie tot een vochtverlies en hypovolemie.

Achterste stenose veroorzaakt groot onbehagen, dier eet niet meer, fermentatie stopt (gebrek aan substraat) en de samenstelling van de pens verandert. Door de reflux vanuit de lebmaag heeft de pens een waterige inhoud, een verhoogd CL- gehalte en een afgenomen buffercapaciteit. Veel water, NaCl zit in de pens en kan van daaruit niet geabsorbeerd worden. Lebmaag wordt gestimuleerd tot secretie door inhoud van de pens die weer terugstroomt. Grote CL tekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de gevolgen van een voorste stenose?

A

Geen sprake van reflux van maag- of darminhoud, gevolgen minder ernstig. Ook hier raakt de pens overvuld (vloeibaar). Er treedt dus wel verlies van vocht op. Deze dehydratie leidt nauwelijks tot problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke verschijnselen zie je bij achterste stenose?

A

Slechte eetlust, onvoldoende feces productie, sterk toegenomen buikomvang. Toename is assymetrisch. Er treedt een verstoring op in de water- en zouthuishouding,waardoor er dehydratie en shock optreedt. Er kan een slechte turgor, diepliggende ogen, koude extremiteiten en een ammoniakale foetor ex ore gezien worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het belangrijkste diagnostisch criterium voor achterste stenose?

A

Overvulling van de pens met een zuurruikende erwtensoepachtige inhoud met een neutrale pH. Pappelvorm is typerend voor voorste en achterste stenose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een pylorusstenose bij de hond? Belangrijkste verschijnsel? Geef ook de therapie

A

Mechanische belemmering op overgang van maag naar duodenum. Kan door hypertrofie van de spierlaag/mucosa of door een aangeboren probleem. Hierbij treedt chronisch intermiterend braken en regurgitatie van voedsel op. Dit braken kan met grote kracht van de buikspieren gebeuren, waardoor het een grote afstand kan afleggen. Ook het regurgiteren kan over grote afstand. Dit is dan projectiel braken/regurgiteren. Therapie is een pyloromyotomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar wordt hypomotiliteit van de maag bij konijnen door veroorzaakt? Geef ook de verschijnselen, het stellen van de diagnose en de behandeling.

A

Hypomotiliteit wordt veroorzaakt door stress en pijn, wat leidt tot een verhoogde productie van catecholamines, die de motiliteit remmen. Voeding speelt een rol. Er vindt indroging van de maaginhoud plaats.

Verschijnselen: afgenomen fecesproductie en afgenomen eetlust, dodelijk.

Diagnose: verschijnselen (droge feces in darm soms) snel ingrijpen.

Behandeling: primaire oorzaak en ondersteunende maatregelen. Bij anorexie +24 uur dwangvoeding en rehydratie. Met water verweken van maaginhoud, met prokinetica stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijf kliermaag dilatatieziekte bij de papegaai.

A

Verwijding van de kliermaag, als gevolg van een virale infectie met aviaire bornavirus. Lymfoplasmacellulaire infiltraten rondom zenuwen van perifere en centrale autonome zenuwstelsel.

Verschijnselen: afhankelijk van plaats ganglionneuritis. Atrofie van gladde spieren, maldigestie, kliermaagdilatatie. Anorexie, gewichtsverlies, braken, diarree, onverteerde zaden in feces, neurologische verschijnselen

Xray: dilatatie van kliermaag. Definitieve diagnose door aantonen lymfoplasmacellulaire infiltraten in histo of bornavirus met serologtische en PCR.

Behandeling: ondersteunen vogel, prokinetica, antibiotica, progressief verloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf Grass sickness. Bij welke dieren zie je dit? Geef ook de verschijnselen, diagnose en prognose.

A

Paard, pony, ezel in weideseizoen bij dieren van 3 tot 8 jaar. Onbekende oorzaak. In acute vorm: in het plasma neurotoxische stoffen. Bij pathologie: degeneratie en necrose van neuronen en autonome ganglia

Verschijselen acute vorm: recidiverende maagoverlading en adynamische ileus van de dunne darm. Buik snel dikker, koliek, sloom, speekselen, zweten. MDK ligt stil en bij rectaal onderzoek overvulling

Verschijnselen subacuut en chronisch: mager, sloom, anorexisch, geobstipeerd, afhangend bovenste ooglid. Vrijwel geen mest, spierrillingen, zweten, slokdarm te voelen in jugulaire groeve

Diagnose: histopatho van biopten ileum. Postmortaal bevestigen (wel snel, degeneratie zenuwstelsel)

Prognose acute vorm infaust. Chronische patiënten behandelen met prokinetica, veel gedoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf de problemen die corpora aliena bij honden, katten, vogels en fretten veroorzaken. Geef verschijnselen, diagnose en behandeling.

A

Bij hond, kat en fret meestal geen problemen in de maag (relatief groot), komen dus in de darm. Katten zijn kieskeurig (voornamelijk speelgoed), fretten eten vanalles. Vogels kunnen metalen voorwepen in de maag krijgen, die vanwege krachtige contracties van de spiermaag kunnen perforeren (peritonitis) wanneer vogels veel strooisel of gras met lange stengels eten kan een bal ontstaan in de spiermaag.

Verschijnselen hond kat fret: braken, niet willen eten, buikpijn. Vogels: verminderde motiliteit en slechte vertering bij perforatie.

Diagnose met beeldvormende technieken

Behandeling bij hond, kat en fret verwijderen met braken, endoscopie of gastro-enterotomie.

Vogels: endoscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf de lebmaagbloeding bij het rund. Geef aan hoe diagnose, therapie en prognose is.

A

Complicatie van lebmaagulcus. Dier is acuut ziek, geeft geen melk en heeft geen eetlust. Mogelijk hypovolemische shock door anemie (slingerende gang). Mest wordt na enkele uren pikzwart en heeft weeïge zoete geur.

Kort na bloeding kan een haag Hb worden gemeten, later is de Ht verlaagd. Zwarte mest is genoeg voor diagnose.

Therapie”compensatie bloedverlies (transfusie). Ter bescherming van lebmaagslijmvlies lijnzaadslijm drinken en goede kwaliteit ruwvoer eten.

Dubieuze prognose, afkeuring voor slacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke maagtumoren zie je bij de hond en de kat? En bij welke dieren? Verschijnselen, diagnose, therapie?

A

Dieren van middelbare leeftijd. Maligne lymfoom ook bij jonge dieren. Meestal adenocarcinoom, maligne lymfoom, leiomyosarcoom en leiomyoom

Vroeg stadium weinig verschijnselen, tenzij tumor in antrum pylori (problemen met maaglediging). Gevorderd stadium: anorexie, braken, gewichtsverlies.

Diagnose: Echo en rontgen, cyto en histo

Behandeling: laat optreden verschijnselen en infiltratieve groei, verwijdering niet mogelijk en vaak al uitgezaaid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke morfologische veranderingen kan het maagslijmvlies laten zien?

A
  • Toegenomen productie en secretie van slijm door hyperplasie van slijmbekercellen eventueel met pseudopylorische of intestinale metaplasie
  • Degeneratieve veranderingen van het maagepitheel en de lamina propria, eventueel met erosies en ulcera
  • toename of afname proliferatie van maagepitheel
  • ontstekingen in lamina propria
17
Q

Welke vormen van gastritis ken je?

A

Gastritis kan een acuut of chronisch verloop hebben en kent verschillende exsudaten (catarraal, purulent, eosinofiel, hemorragisch en fibrinonecrotisch)

  • Acute catarrale gastritisch: infectieus en niet infecteus, verhoogde slijmafscheiding, hyperemie en slijmvliesverdikking
  • Purulente gastritis: grote hoeveelheden leukocyten, erosies en ulcera
  • Eosinofiele gastritis: grote hoeveelheden eo’s, allergie of parasitair
  • Hemorragische gastritis: sterke hyperemie en hemorragie in mucosa, soms bloed in lumen
  • Fibrinonecrotische gastritis: necrotische cellen, erosies en ulcera
  • Chronische gastritis: loename lymfocyten, plasmacyten, histiocyten en bindweefsel. Pseudopylorische metaplasie kan optreden
  • Hypertrofische gastritis: toename dikte mucosa, slijmvlies korrelig en hobbelid
    Chronische lymfofollikculaire gastritis: lymffollikels toegenomen bij chronische ontsteking
18
Q

Beschrijf maagulcera.

A

Ontstaan door verstoring van het evenwicht tussen agressieve factoren en beschermende factoren. Maagwand wordt aangetast, kan leiden tot ontsteking (gastritis), oppervlakkig verlies van mucosa (erosie) of dieper verlies van mucosa (ulcera). Wanneer een ulcus is ontstaan kunnen door voorschrijdende necrose bloedvaten worden aangetast. Ook kan het zo diep gaan dat de hele maagwand wordt aangetast. Hierdoor zijn bloedingen en perforatie belangrijke complicaties van ulcera. Het evenwicht kan verstoord worden door een te hoge concentratie agressieve stoffen en een tekortschietende mucusproducte. Bij neoplasieën van de pancreas en mestcellen en een helicobacter infectie zien we vaak continue stimulatie. Nematoden kunnen erosies en ulcera veroorzaken. Door ischemie van de maagwand kan de slijmbarrière tekortschieten. Dit wordt vaak veroorzaakt door neoplasieën zoals het plaveiselcelcarcinoom en adenoom. Ook stress speelt een rol bij het ontstaan van ischemie.

Door NSAIDs en cortico’s kunnen ulcera ontstaan.

Bij rund en paard kan mechanische beschadiging door plantendelen of zand ook een oorzaak voor maagulcera zijn.

19
Q

Beschrijf ostertagia ostertagi.

A

Belangrijkste trichostrongyloidae van rund. Besmetting door orale opname L3. Larven dringen klierbuizen in fundus lebmaag binnen. Pariëtale cellen gaan verloren en worden vervangen door slijmproducerende cellen. Larven blijven hier 2 weken. Hierna verlaten ze de klierbuizen en worden ze wolwassen op het slijmvlies (PPP = 3 weken). Bij ernsite infectie leidt het binnendringen van de klierbuizen tot hyperplasie van de mucosa en het minderwaardig worden van de tight junctions waardoor macromoleculen verloren gaan (verlies van eiwit). Het verlies va nde pariëtale cellen leidt tot een verhoging van de pH tot soms boven 7. Pepsinogeen kan hierdoor niet meer worden geactiveerd, waardoor een verstoring van de eiwitvertering optreedt. Het aantal bacteriën in de lebmaag stijgt en het dier kan diarree krijgen. Na 60 dagen is het slijmvlies weer hersteld, met uizondering van de geparasiteerde klieren. De larven die vanaf oktober worden opgenomen gaan in inhibitie en kunnen hun ontwikkeling aan het eind van de winter hervatten.

Kalveren raken besmet wanneer ze voor het eerst naar buiten gaan en scheiden na 5-10 weken hoge aantallen eieren uit. In de mest ontwikkelen de eieren zich tot L3 (duurt in de zomer een maand). Ziekteverschijnselen worden dus gezien in de tweede helft van het weideseizoen.

Verschijnselen: slechte eetlust, gewichtsverlies, diarree. Kalveren hebben een gezwollen buik en een dor haarkleed. In ernstige gevallen hypoalbuminemie. Bij volwassen dieren daling melkgift.

Diagnose door bedrijfsanamnese, laboratoriumonderzoek is beperkt. Concentratie pepsinogeen kan worden bepaald en correleert met ernst van klinische verschijnselen. ELISA bepaling voor ostertagia antilichamen in melkmonsters kan gebruikt worden voor monitoring van besmetting.

Behandeling: anthelmintica, langwerkend middel niet gunstig door beperkte opbouw immuniteit. Beweidingsmaatregelen kan ernsite infectie verminderen.

20
Q

Welke maag-darmwormen vind je bij het schaap en de geit in de lebmaag?

A

Haemonchus contortus
Teladorsagia circumcina
Trichostrongylus axei

21
Q

Haemonchus contortus

A

trichostrongylid van geit/schaap. grote lebmaagworm, veroorzaakt haemonchose (bloed zuigen). Cyclus als ostertagia, maar overwintert niet op weide. Kort voor partus daalt immuniteit bij ooien, sterke toename in uitscheiding van wormeieren. Belangrijke besmettingsbron lammeren. Vanaf half augustus L4 in inhibitie.

22
Q

Teladorsagia circumcinta

A

Middelgrote lebmaagworm van schaap/geit lijkt op ostertagia. Larven overwinteren op wei, inhibitie pas in oktober. Lammeren kunnen meteen geïnfecteerd worden door larven (veel eerdere uitscheiding eieren). Klinische verschijnselen pas tweede helft weideseizoen.

23
Q

Trichostrongylus axei

A

Lebmaagworm geit/schaap klein. Minst pathogeen, jaarlijkste cyculs als teladorsagia.

24
Q

Wanneer zie je lebmaagwormen bij schaap/geit? geef ook verscshijnselen, diagnose en therapei

A

Lammeren in herst en zomer.
Hae: juni - sept
Trich: juli - jan
Tela: juli - nov

Lichte infectie geeft gewichtsverlies. Haemonchose geeft bleke slijmvliezen en oedeem aan de onderkaak door hypoalbuminemie (leidt tot sterfte). Bij andere wordmen groeivertraging, verminderde eetlust, diarree.

Diagnose op basis van verschijnselen en bedrijfsanamnese

Therapie: ontwormen,. let op resistentie. Vaak wordt een deel van de wormen niet bestreden, zodat een lage infectie druk optreed. Bij behandeling van geiten dosis verdubbelen

25
Q

Welke worm zie je in de maag van varkens? Geef verschijnselen, diagnose en behandeling

A

Hyostrongylus rubidus komt alleen voor bij varkens met uitloop. cyclus als trichostrongyliden bij herkauwers. Chronische gastritis en anorexie, vermagering, anemie, verminderde melkproductie. Diagnose door eieren van gekweekte larven te inspecteren. Behandeling: ivermectine en benzimidazolen

26
Q

Beschrijf braakziekte bij varkens

A

Virusziekte bij biggen jonger dan drie weken. Verminderde eetlust, braken, obstipatie, dikke buik, wegkwijnen.

Porcine haemagglutinerend encefalomyelitisvirus (coronavirus). Bij geboorte maternale immuniteit bescherming

Oraal en nasaal besmet, virus vermeerdert in slijmvlies neus, tonsillen, darm en longen. Verspreiding via zenuwen, zorgt in nervus vagus voor stimulatie braakcentrum. In zenuwplexia maag zorgt virusvermeerdering voor wegkwijnen en sterke vertraging maaglediging.

incubatieperiode van 4 - 7 dagen, biggen braken, bleek, sloom, vermageren, drogen uit, dysnpeu, cyanosis, raken in coma en sterven