Ziekteleer Pagina 1 t/m 10 Flashcards

1
Q

Geef een ander woord voor likproblemen. Geef ook de omschrijving van slikproblemen.

A

Dysphagia. De beste omschrijving is moeilijk of pijnlijk slikken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er bij het slikproces?

A

Er wordt een slikreflex opgewekt, waarbij in vaste volgorde spieren samentrekken en verslappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke verschillende fases onderscheid je in het slikproces?

A

Orofaryngeale fase
Oesofageale fase
Gastro-oesofageale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar liggen de oorzaken voor een slikstoornis meestal?

A

In de orofarynx of slokdarm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef de meest voorkomende verschijnselen bij orofaryngeale slikproblemen.

A
Speekselen
Kokhalzen
Overdreven slikbewegingen
Meerdere slikpogingen per voedselbrok
Voedselverlies uit de mond
Regurgiteren tijdens of direct na het eten
Pijnlijk slikken
Neusuitvloeiing (voornamelijk voedsel)
Hoesten bij verslikken

Vaak is er sprake van bemoeilijkte voeropname in de bek en afwijkend eetgedrag, zoals het hoofd achterover gooien tijdens het eten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat vind je bij het lichamelijk onderzoek bij orofaryngeale slikproblemen?

A

Bij het lichamelijk onderzoek vinden we meestal geen duidelijke afwijkingen in de keelstreek. Als we bij gezelschapsdieren de keel inspecteren onder sedatie zijn grote laesies, tumoren, ontstekingsprocessen en corpora aliena goed te ien. Functionele afwijkingen zijn vaak macroscopisch niet te onderscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarmee diagnostiseer je functionele afwijkingen bij slikproblemen?

A

Diagnostiek berust dan vaak op slikfilms en een elektromyogram (EMG).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem een bekende oorzaak van dysfagie bij het paard en het rund

A

Een palpabele afwijking in de hals ten gevolge van een slokdarmverstopping. De verstopping kan met een sonde worden vastgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sonderen van de slokdarm bij gezelschapsdieren

A

Bij gezelschapsdieren is sonderen risicovol ivm gevaar van slokdarmperforatie. Het lukt ook vaak niet het corpus alienum via sonderen te verwijderen of door te duwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe diagnostiseren we een corpus alienum bij gezelschapsdieren in de sokdarm?

A

Via röntgendiagnostiek en daarna endoscopisch onderzoek. De beste manier is om het corpus alienum via endoscopie proberen te verwijderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe snel ga je een corpus alienum in de slokdarm bij gezelschapsdieren behandelen?

A

De integriteit van de slokdarm gaat snel achteruit, en dus wordt een corpus alienum in de slokdarm bij gezelschapsdieren met spoed behandeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarvan is de ernst van de verschijnselen en de toestand van de patiënt afhankelijk bij slikproblemen?

A

Dit is sterk afhankelijk van de oorzaak, maar ook van eventuele secundaire gevolgen of afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de meest voorkomende verschijnselen van slikproblemen

A

Vermagering
Dehydratie
Longontsteking door dat voedsel in de longen terecht is gekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ander woord voor longontsteking doordat voedsel in de longen terecht is gekomen

A

Verslikpneumonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is braken?

A

Braken is het actief (retrograad) opgeven van maaginhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt met actief opgeven bedoeld en hoe noem je dit ook wel?

A

Met actief wordt bedoeld dat er inleidende s braakbewegingen (kokhalzen) zijn en dat er tijdens het braken een actieve samentrekking van de buikspieren optreedt. Dit heet ook wel retrograad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waaraan wordt braken voorafgegaan?

A

Braken wordt voorafgegaan door een gevoel van misselijkheid, maar de andere verschijnselen zoals speekselen, likken van de lippen en loze slikbewegingen, zijn lang niet altijd duidelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarmee gaat braken altijd gepaard en wat is dit?

A

Braken gaat gepaard met kokhalzen. Dit is het krachtig inademen met een gesloten stemspleet, waardoor geen lucht wordt ingeademd maar de druk in de thorax sterk negatief wordt en een aanzuigende werking van maaginhoud naar de slokdarm ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer ontstaat de werkelijke braakreflex?

A

Als kokhalzen gepaard gaat met een actieve samentrekking van de buikspieren, dus een druk op de maaginhoud, ontstaat een werkelijke braakreflex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat treedt er reflectoir ook op bij een werkelijk braakreflex?

A

Een relaxatie van de cardiasfincter van de maag. Er kan ook sprake zijn van retrograde peristaltiek van het duodenum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is regurgiteren?

A

Dit is retrograad opgeven van opgenomen voedsel of water, maar dan zonder actieve braakbewegingen. Het kan gaan om de inhoud van de maag, de slokdarm (krop bij vogels) of de farynx.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe kan regurgiteren vanuit de maag ontstaan?

A

Vanuit de maag kan regurgiteren ontstaan als de afsluitspier van de cardia onvoldoende functioneert, zoals bij aangeboren afwijkingen van de cardia. Ook bij overvulling van de maag, zoals die bij een stenose van de pylorus kan optreden, wordt vaak regurgiteren gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe kan regurgiteren vanuit de slokdarm of de farynx ontstaan?

A

Regurgiteren vanuit de slokdarm of de farynx treedt op bij anatomische afwijkingen, waardoor de passage is belemmerd of bij functionele afwijkingen, waarbij de slikbewegingen of de peristaltiek niet normaal worden uitgevoerd. Dit kunnen aangeboren afwijkingen zijn, maar ook later ontstane veranderingen zoals ontstekingen en tumoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Regurgiteren bij vogel..

A

Kan normaal zijn. Bij vogels is het opgeven van voer uit de krop een fysiologisch proces bij het voeren van jongen of als onderdeel van het baltsgedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Verschil tussen regurgiteren en braken.

A

Regurgiteren is een passief proces, waarbij geen kokhalzen en geen actieve buikbewegingen voorkomen. Kenmerkend is ook dat er geen inleidende verschijnselen zijn zoals bij braken (onrust slikken, smakken) regurgiteren overvalt de patiënt als het ware.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom is de glottis tijden het regurgiteren niet gesloten en wat is het gevolg daarvan?

A

Doordat kokhalzen geen deel uitmaakt van het regurgiteren, is de glottis gedurende het proces niet gesloten. Verslikken wordt bij braken vrijwel nooit gezien, maar bij regurgiteren komt het regelmatig voor. Dit kan leiden tot inhalatie van zoveel materiaal in de longen dat een ernstige longonsteking (verslikpneumonie) het gevolg kan zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wanneer kan regurgiteren optreden? Wanneer treedt braken op?

A

Reguriteren kan optreden bij aandoeningen van de farynx, de slokdarm of de maag. Braken is een veel meer omvattend verschijnsel, dat in gang gezet kan worden door een groot aantal verschillende stimuli, die uiteindelijk alle uitmonden in prikkeling van een specifiek hersengebied, het braakcentrum. Van aaruit wordt de braakreflex in gang gezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke specifieke vormen van braken duiden wél op een afwijking van het maag-darmkanaal?

A

Voedsel braken, bloedbraken en fecaal braken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waar wijst chronisch braken op?

A

Chronisch braken van voedsel wijst op een passagebelemmering in het craniale eel van de digestietractus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar wijst bloedbraken op?

A

Op een beschadiging van de mucosa in het craniale deel van het maag-darmkanaal

31
Q

Waar wijst fecaal braken op?

A

Op een ernstige darmafsluiting.

32
Q

Welke dieren kunnen niet braken en waarom niet?

A

Paarden, konijnen en cavia’s kunnen niet braken vanwege hun sterk ontwikkelde cardia.

33
Q

Geef nog en reden waarom een paard niet kan braken.

A

De slokdarm mondt onder een cherpe hoek uit in de maag. Dig heeft tot gevolg dat de cardia wordt dichtgedrukt als de maag overvult raakt. e

34
Q

Hoe braken paarden? Hoe komt dit?

A

Paarden braken bij hoge uitzondering en als zij braken komt het niet door de mond naar buiten maar door de nasofarynx en de neus. Dit is een gevolg van de ligging van het relatief lange palatum molle onder de epiglottis.

35
Q

Kunnen herkauwers braken?

A

Ja

36
Q

Waar komt braaksel bij herkauwers vandaan?

A

Bij volwassen dieren komt het braaksel uit de slokdarm en de pens. Bij herkauwers komt het braaksel dus eigenlijk altijd uit de voormagen en niet uit de lebmaag. Bij herkauwers komt er wel eens lebmaaginhoud in de bens terecht

37
Q

Hoe wordt een herkauwbrok naar de mond getransporteerd?

A

Het mechanisme waarmee de herkauwbrok naar de mond wordt getransporteerd vertoont grote gelijkenis met het braakreflex. Een belangrijk verschil is dat de herkauwer de opgebraakte voedselbrok niet uit de mond laat vallen, maar juist in de mond houdt om deze vervolgens te gaan herkauwn

38
Q

Wat gebeurt er nogal eens als jonge herkauwers gaan herkauwen?

A

Bij jonge herkauwers is het herkauwmechanisme nog onvoldoende ontwikkeld en dan schiet de herkauwbrok wel eens door en valt het uit de mond. Het dier heeft dan nog niet geleerd de herkauwbrok in de mond te houden. Eigenaar zal dit braken noemen

39
Q

Wordt de lebmaaginhoud wel eens opgebraakt? Hoe gebeurt dit dan en waar komt de inhoud terecht?

A

Lebmaaginhoud wordt vrijwel nooit echt opgebraakt. Als wij echter in aanmerking nemen dat het equivalent van de maaag van de monogastrische dieren bij de herkauwer de lebmaag is, dan vertoont het braken bij monogastrische dieren dus overeenkomsten met het zich naar craniaal ledigen van de lebmaag bij herkauwers. Lebmaaginhoud stroomt dan terug en komt in de pens en netmaag terecht. Dit blijkt onder een aantal pathologische omstandigheden inderdaad te gebeuren.

40
Q

Waarom zien we herkauwers niet braken terwijl zij dit wel doen en hoe noemen we dit dan? Noem een aantal onduidelijkheden hierover

A

We zien herkauwers niet braken omdat lebmaaginhoud slechts terugstroomt naar de pens en netmaag. We spreken dan van reflux van lebmaaginhoud. Onduidelijk is of hierbij sprake is van een gecoördineerde reflex van het braakcentrum. Ook is niet bekend of dit fenomeen gepaard gaat met (actieve) antiperistaltiek van de lebmaag. Het is ook mogelijk dat een overvulling van de lebmaag leidt tot het passief teruglopen van lebmaaginhoud.

41
Q

Wanneer zien we reflux van de lebmaaginhoud naar de voormagen?

A

Reflux van lebmaaginhoud naar de voormagen zien we bij aandoeningen, waarbij om een of andere reden de voedselpassage door de pylorus is vertraagd of geblokkeerd.

42
Q

Hoe noem je het ziektebeeld waarbij je reflux van de lebmaaginhoud naar de voormagen ziet waarbij om de een of andere reden de voedselpassage door de pylorus is vertraagd of geblokkeerd?

A

Achterste stenose.

43
Q

Uit welk beeld bestaat achterste stenose?

A

Het beeld van een achterste stenose bestaat uit verschijnselen die worden veroorzaakt door een verminderde voedselpassage door de pylorus en als gevolg daarvan een reflux van lebmaaginhoud.

44
Q

Welke belemmeringen van voedselpassage zie je bij herkauwers nog meer naast een belemmering ter hoogte van de pylorus (achterste stenose).

A

Ter hoogte van het ostium reticuloamasicum, de opening tussen netmaag en boekmaag. Dit heet een voorste stenose.

45
Q

Wat zie je bij een voorste stenose?

A

Je ziet gene braken of reflux. De gevolgen (en dus ook de verschijnselen) dan dan ook voor een deel verschillend van die van de achterste stenose.

46
Q

Hoe heet de opening tussen netmaag en boekmaag?

A

Ostium reticuloomasicum

47
Q

Welke spieren werken samen bij braken?

A

Ademhalingsspieren, buikspieren en farynxspieren.

48
Q

Van waaruit wordt de braakreflex gecoördineerd?

A

Vanuit het braakcentrum. Dit is een hersengebied dat ligt in het dorsale deel van de formatio reticularis.

49
Q

Wat is het gevolg van het prikkelen van het braakcentrum?

A

Misselijkheid en braakreflex

50
Q

Hoe kan een prikkel worden uitgeoefend op het braakcentrum?

A

Direct of indirect via de chemoreceptor trigger zone (CRTZ)

51
Q

Waar ligt de chemoreceptor trigger zone (CRTZ)?

A

Op de boden van de vierde hersenventrikel.

52
Q

Wat doet de chemoreceptor trigger zone om het braakcentrum te stimuleren.

A

De chemoreceptor trigger zone kan stimuli van chemische verbindingen aan het braakcentrum doorgeven, waardoor een braakprikkel ontstaat.

53
Q

Op welke manieren kan prikkeling van het braakcentrum optreden?

A

Prikkeling van het braakcentrum kan optreden via de chemoreceptor trigger zone of via afferente zenuwbanen van het autonome zenuwstelsel. Dit kan door stimuli uit de hogere hersencentra (angst, pijn, stress), door stimuli uit het evenwichtsorgaan (wagenziekte en ontsteking van het labyring), door directe prikkeling van het hersencentrum (hersentumoren, hersenschudding) of door prikkels van buiten het centrale zenuwstelsel

54
Q

Welke manier van prikkelen van het braakcentrum vindt het meeste plaats? En hoe ontstaan deze?

A

Prikkels van buiten het centrale zenuwstelsel. Ze ontstaan door chemische factoren in de bloedsomloop, die receptoren van de chemoreceptor trigger zone prikkelen (bacteriële endotoxinen, ureum) of door prikkeling van vagale zenuwuiteinden in de wand van het maag-darmkanaal (vooral maag en dunne darm) of van perifere vagale receptoren in het peritoneum.

55
Q

Wat kan hypoxie veroorzaken?

A

Directe prikkeling van het braakcentrum. Om die reden zien we vaak misselijkheid bij shock. Waarschijnlijk is dit ook de verklaring waarom braken kan optreden bij dhartziekten, die gepaard gaan met een verminderde ‘cardiac output’. Ook een verhoogde intracraniële druk kan prikkeling van het braakcentrum geven. Dit zien we bijvoorbeeld bij hersentumoren of bij hersenoedeem.

56
Q

Hoe leidt een perifere prikkel tot prikkeling van het braakcentrum?

A

Afferente autonome zenuwbanen kunnen prikkels doorgeven vanuit een groot aantal organen en aandoeningen op die plaatsen kunnen dus tot braken aanleiding geven. De braakreflex loopt in deze gevallen via afferente parasympatische banen in de nervus vagus naar het braakcentrum en efferente vagale banen terug naar de maag.

57
Q

Hoe kunnen afferente prikkelingen ontstaan?

A

Afferente prikkeling kan ontstaan door prikkeling van lokale receptoren van twee verschillende typen. Er zijn receptoren die rek weergeven van de maag-darmwand of het peritoneum om een orgaan, terwijl andere receptoren reageren op de chemische samenstelling van de inhoud, vooral van de maag en het duodenum. In het maag-darmkanaal kan een prikkeling van receptoren optreden door vrijwel alle pathologische processen. Ontstekingsprocessen in de maag-darmwand, tumoren of maag-darmulcera zijn de meest voorkomende oorzaken. Ook chemische verbindingen kunnen hier via chemoreceptoren een braakreflex opwekken. Allerlei intoxicaties en geneesmiddelen kunnen deze bijwerkingen hebben. Ook endotoxinen, die worden geproduceerd door een abnormale bacterieflora kunnen prikkeling van chemoreceptoren veroorzaken. Een abnormale osmolariteit van de maagdarminhoud heeft hetzelfde effect. In de maag en het duodenum kan overvulling en dus rek van de wand snel tot braken leiden. Een afsluiting van het voorste deel van het maag-darmkanaal kan dit effect hebben, bijvoorbeeld door een opgegeten vreemd voorwerp (corpus alienum). Zo kunnen ook liggingsverandering en van de maag braken veroorzaken.

58
Q

Hoe werkt prikkeling van het peritoneum?

A

Receptoren liggen ook in het peritoneum dat de buikholte bekleedt. Prikkeling kan optreden door rek wanneer een met peritoneum bekleed orgaan in korte tijd groter wordt. Dit kan optreden bij ontsteking, veneuze stuwing, of tumorontwikkeling. Bij honden en katten geeft buikvliesontsteking (peritonitis), bijvoorbeeld door perforatie of vlak voor een perforatie (preperforatieve peritonitis) in de meeste gevallen een braakreflex. Andere buikorganen waar gemakkelijk door rek receptorprikkeling kan optreden zijn de galblaas en de ureters. Bij een ontsteking van de pancreas treedt ook vaak braken op.

59
Q

Hoe noem je een ontsteking van het buikvlies?

A

Peritonitis

60
Q

Hoe noem je een ontsteking van het buikvlies vlak voor een perforatie?

A

Preperforatieve peritonitis

61
Q

Kan het hart zorgen voor braken?

A

Het hart en het pericard bezitten waarschijnlijk receptoren die een braakreflex kunnen oproepen.

62
Q

Kan het binnenoor voor braken zorgen?

A

In de halfcirkelvormige kanalen van het binnenoor kan een afferente prikkel ontstaan, die via het vestibulum het braakcentrum stimuleert, met als gevolg misselijkheid of een braakreflex. Evenwichtsstoornissen kunnen dus ook tot misselijkheid leiden.

63
Q

Wat is er speciaal wat betreft bloedvoorziening van de chemoreceptor trigger zone?

A

Dit gebied in de bodem van de vierde hersenventrikel heeft een slecht ontwikkelde bloed-hersenbarrière, waardoor stoffen in de bloedcirculatie gemakkelijk in dit gebied kunnen doordringen. Hier kunnen allerlei toxische stoffen een braakprikkel in gang zetten. Ook medicamenten, die braken als bijwerking hebben (bijvoorbeeld overdosering digitalisglycosiden) grijpen hier aan. Behalve vreemde stoffen kunnen ook stoffen die in het lichaam worden geproduceerd tot een braakreflex via de chemoreceptor trigger zone leiden. Bijvoorbeeld endotoxinen in de circulatie, maar ook stoffen die bij een slechte glomerulus functie van de nieren in het bloed ophopen, zoals ureum.

64
Q

Hoe kan braken farmacotherapeutische worden beïnvloed?

A

Door anti-emetica (middelen tegen braken). De werking van anti-emetica berust op het tegenhouden van de prikkels naar of het onderdrukken van de activiteit van het braakcentrum. In het braakcentrum zijn verschillende typen receptoren aanwezig, die als doelstructuur voor anti-emetica in aanmerking komen. De groep van anti-emetica bevat uiteenlopende middelen. De neurofysiologische achtergrond bepaalt welk middel voor welke patiënt en voor welke aandoening het meest geschikt is.

65
Q

Waarin speelt het maag-darmkanaal naast het opnemen van nutriënten een rol in?

A

Het heeft een belangrijke functie in de homeostase van elektrolyten en vocht in het lichaam.

66
Q

Wat gebeurt er wanneer de homeostase van elektrolyten en vocht in het lichaam verstoord is?

A

Dan spreken we van diarree

67
Q

Waar wordt diarree door gekenmerkt?

A

Diarree wordt gekenmerkt door een toegenomen defecatiefrequentie of een afwijkende consistentie, wijbij het volume vaak toeneemt. Niet altijd is het even duidelijk waar de grens tussen normale en te dunne feces ligt. Dit zal per diersoort sterk wisselen en is bovendien afhankelijk van de leeftijd en het rantsoen. Op een melkdieet produceren jonge zoogdieren vaak gele pasteuze feces en dat lijkt niet op de feces van de volwassen herkauwer.

68
Q

Wat voor gevolgen heeft ernstige diarree?

A

Ernstige diarree heeft spoedig zichtbare nadelige gevolgen voor het dier , dat door het verlies van water en elektrolyten sterk uitdroogt. Diarree is dan ook op te vatten als het resultaat van een verstoring van de balans tussen opname en verlies van vocht.

69
Q

Wat is de functionele eenheid van de dunne darm? Beschrijf ook de opbouw.

A

De darmvillus (darmvlok) is de functionele eenheid van de dunne darm, die bestaat uit bloedvaten, lymfevaten en ondersteunend bindweefsel en die is bedekt met epitheelcellen op een basaalmembraan: de enterocyten.

70
Q

Hoe komen enterocyten aan voeding?

A

Alle enterocyten zijn voor hun eigen voedingsstoffen afhankelijk van rechtstreekse opname uit het lumen van de darm

71
Q

Wat is er anders aan de vorm van de dikke darm dan die van de dunne darm?

A

De dikke darm bevat in tegenstelling tot de dunne darm geen cilli, maar alleen crypten

72
Q

Hoe ontstaan residente darmflora?

A

Na verloop van tijd heeft de darmflora een zekere vaste samenstelling gekregen, die uniek is voor ieder dier. De opbouw van deze residente darmflora is door interactie met het immuunsysteem van het dier tot stand gekomen en speelt een rol bij de ontwikkeling van de lokale immuniteit in de darm en daarmee dus bij de immuniteit tegen pathogenen. Door het produceren van anti-inflammatoire stoffen zorgen dendritische cellen ervoor dat niet alle nieuwe voedingsbestanddelen en bacteriën leiden tot uitgebreide immunologische reacties.

73
Q

Wat is kolonisatieresistentie?

A

Men vermoedt dat de residente flora de kolonisatie van pathogene bacteriën in de darm kan verminderen. Dit wordt kolonisatieresistentie genoemd. Kolonisatieresistentie is het resultaat van samenwerking tussen de normale (residente) microflora in de darm en de gastheer. Kolonisatieresistentie is geen absoluut begrip, dat wil zeggen dat individuen met een hoge graad van kolonisatieresistentie onder bepaalde voorwaarden toch gekoloniseerd kunnen worden met (potentieel) pathogene micro-organismen. Een goede kolonisatieresistentie zou verkregen worden als er veel bacteriespecies aanwezig zijn (tot 10^10 per ml darminhoud).