Ziekteleer Pagina 11 t/m 20 Flashcards
Wat is er anders aan de vorm van de dikke darm dan die van de dunne darm?
De dikke darm bevat in tegenstelling tot de dunne darm geen cilli, maar alleen crypten
Waarop heeft de darmflora invloed?
De flora heeft invloed op de morfologie van het darmslijmvlies, beïnvloedt de farmacokinetiek van geneesmiddelen, produceert vitaminen, remt de ontwikkeling van ziektekiemen (kolonisatieresistentie) en zorgt voor de fermentatie van plantenbestanddelen.
Hoe noemen we het ook wel als de darmflora de ontwikkeling van ziektekiemen remt?
Kolonisatieresistentie.
Wat zien we bij planteneters wat betreft microbiële flora in het darmkanaal?
Bij planteneters heeft zich op bepaalde plaatsen in het darmkanaal een microbiële flora ontwikkeld, waarbij naast Bacteroidetes, Firmicutes, Actinomycetes ook protozoën aanwezig zijn. Bij herkauwers betreft dit de voormagen, bij konijnen, kippen en paarden het colon of het caecum of beide.
Waar bevindt zich de microbiële flora bij alleseters?
Bij alleseters zoal het varken kunnen we zowel in de maag als in het caecum en colon een microbiële flora aantreffen.
Hoe ontwikkelt de microbiële kolonisatie zich?
De microbiële kolonisatie van de darm start tijdens de geboorte door contact met de vaginale flora van het moederdier. Jonge dieren nemen via contact met de ouderdieren en omgeving microbiota op. Bij het scheiden van kalveren van de moederkoe en bij het uitbroeden van eieren in broedmachines wordt voor jonge dieren de opbouw van de darmflora sterk beïnvloed door omgevingskiemen. Een opvallende verandering van de darmflora vindt plaats op het moment dat de dieren overgaan van melkvoeding op vaste voeding. Op dat moment verschijnen strikt anaerobe kiemen en vindt een scherpe reductie plaats van enterokokken en coliforme bacteriën.
Hoe ontstaan residente darmflora?
Na verloop van tijd heeft de darmflora een zekere vaste samenstelling gekregen, die uniek is voor ieder dier. De opbouw van deze residente darmflora is door interactie met het immuunsysteem van het dier tot stand gekomen en speelt een rol bij de ontwikkeling van de lokale immuniteit in de darm en daarmee dus bij de immuniteit tegen pathogenen. Door het produceren van anti-inflammatoire stoffen zorgen dendritische cellen ervoor dat niet alle nieuwe voedingsbestanddelen en bacteriën leiden tot uitgebreide immunologische reacties.
Wat is kolonisatieresistentie?
Men vermoedt dat de residente flora de kolonisatie van pathogene bacteriën in de darm kan verminderen. Dit wordt kolonisatieresistentie genoemd. Kolonisatieresistentie is het resultaat van samenwerking tussen de normale (residente) microflora in de darm en de gastheer. Kolonisatieresistentie is geen absoluut begrip, dat wil zeggen dat individuen met een hoge graad van kolonisatieresistentie onder bepaalde voorwaarden toch gekoloniseerd kunnen worden met (potentieel) pathogene micro-organismen. Een goede kolonisatieresistentie zou verkregen worden als er veel bacteriespecies aanwezig zijn (tot 10^10 per ml darminhoud).
Wat is er bekend over de mechanismen van kolonisatieresistentie?
Microbiële flora produceert antibacteriële stoffen zoals H2S en vluchtige vetzuren, die in vitro antibacterieel werken op (potentieel) pathogene micro-organismen. Daarnaast produceert de darmwand onder invloed van de flora lysozymen waardoor vooral in de dunne darm de hoeveelheid bacteriën gereguleerd wordt. Daarnaast blijken galzuren in de darm remmend te werken op sommige bacteriesoorten en produceert ook de exocriene pancreas bacterieremmende stoffen. Deze algemene effecten zorgen er dus voor dat er een zekere balans bestaat tussen (pathogene en niet pathogene) bacteriën in het maag-darmkanaal.
Geef een voorbeeld van het verstoren van de balans tussen pathogene en niet-pathogene bacteriën
Explosieve vermeerdering van Clostridium perfrigens type C, die optreedt als er erg veel onverteerd eiwit in de darm aanwezig is. De toxines van deze bacterie leiden tot een omvangrijke schade aan het epitheel van de darm
Noem nog een verhindering van het vermeerderen van pathogenen wat betreft kolonisatieresistentie
Vermeerderen van pathogenen zou ook verminderd zijn als er sprake is van een competitie met de normaal aanwezige flora om voedsel, vooral fermenteerbare koolstofbronnen. Daarnaast is competitie om leefruimte een wezenlijke voorwaarde voor de kolonisatieresistentie.
Hoe wordt de motiliteit van de darm aangestuurd?
De motiliteit van de darm staat onder invloed van het ‘enteric nerve system’ (ENS), dat deel uitmaakt van het autonome zenuwstelsel. Het ENS bestaat op haar beurt uit een tweetal plexus die gelegen zijn in de submucosa (plexus van Meissner) en tussen de circulaire en de longitudinale spierlaag (plexus myentericus of plexus van Auerbach).
Wat zegt een toename van de lengte van de spiervezels?
In het algemeen leidt een toename van de lengte van de spiervezels of een verhoogde druk door een verhoogde vulling van de darm tot een versnelde passage door het maag-darmkanaal. Dit wordt in de dunne darm vooral veroorzaakt door een afname van de peristaltische contracties. De toegenomen vulling kan het gevolg zijn van een afgenomen absorptie, een toegenomen secretie of een combinatie van beide factoren.
Wanneer passeert water biologische membranen?
Water kan biologische membranen gemakkelijk passeren en vindt plaats als de hydrostatische of osmotische druk aan beide zijden van de membraan verschillend is. Dit betekent dat de passage afhankelijk is van het transport van mineralen over de membraan, maar ook beïnvloed kan worden door een wijziging in de hoeveelheid osmotische actieve stoffen in het lumen van de darm. De passieve diffusie van water door ‘tight junctions’ tussen de enterocyten die hierdoor ontstaat, wordt ook wel het paracellulaire transport van water genoemd.
Hoe regelt het lichaam vochtabsorbtie?
Voor de vochtabsorptie maakt het lichaam gebruik van het transport van mineralen over de membraan. In de basolaterale membraan van de enterocyten in de dunne darm bevindt zich de Na/K-pomp die vervolgens het transport van veel andere verplaatsingen van elektrolyten over de membraan veroorzaakt. Aan de basolaterale membraan vindt ook diffusie plaats van substraten, chloor ionen en CO2. In het naar het lumen gerichte apicale membraan bestaat een gekoppeld transport van natrium ionen met substraat (glucose of aminozuren) en een gekoppeld transport van natrium ionen gekoppeld aan chloorionen. Daarnaast is er in deze membraan een elektronenneutrale uitwisseling tussen chloor en HC03 (afkomstig van koolzuuranhydrase) en tussen natriumionen en waterstofionen. Het paracellulaire transport van water via de tight junctions volgt deze opname van ionen en wordt dus geïnduceerd doordat de ionen in de intercellulaire ruimte een iets hogere osmolariteit hebben dan het lumen (-pi = 10mOsmol). Daardoor wordt ter plaatse een iets hogere hydrostatische druk gehandhaafd (-p = 4cm H2O). Deze hogere druk zorgt voor de verplaatsing van de nagenoeg isotone oplossing uit de laterale intercellulaire ruimtes naar de onderliggende weefsels.
Hoe spelen vluchtige vrije vetzuren een rol in de absorptie van water?
Vluchtige vrije vetzuren kunnen in de dikke darm worden gevormd. De vluchtige vrije vetzuren dienen als substraat voor de productie van ATP dat nodig is voor het functioneren van de Na/K-pomp die een belangrijke functie heeft bij de absorptie van elektrolyten.