woordjes S Flashcards
sable, le
het zand
s’abonner; abonné
zich abonneren, geabonneerd
sabot, le
de klomp (van de boer)
s’abriter
(onder een regenscherm) schuilen
s’abstenir
zich onthouden (van commentaar)
sac, le
de zak (een plastic zak)
sac à dos, le; les sacs à dos
de rugzak
sac à main, le; les sacs à main
de handtas
sac de couchage, le; les sacs de couchage
de slaapzak
s’accorder
overeenstemmen
s’accouder
met de ellebogen leunen (op de tafel)
s’accroître
toenemen (het bedrag neemt toe)
s’accroupir
hurken (neerhurken)
s’accumuler
zich opstapelen (het werk stapelt zich op)
s’acharner
zich hardnekkig toeleggen (op een taak)
sachet, le
het zakje (thee)
sacrifice, le
de opoffering
sacrifier
opofferen
s’adresser; s’adressant
zich wenden (tot iemand), zich richtend tot, bestemd voor
sage; sage
(een) braaf (kind)
s’agenouiller
knielen
sagesse, la
de wijsheid
s’aggraver
verergeren (de toestand van de zieke Is verergerd)
s’agiter
zich opwinden
saillant
(een) in het oog springend (detail)
saillir
vooruitsteken
sain
gezond
saint
heilig
saint, le
de heilige
sainteté, la
de heiligheid
saisir
(naar zijn wapen) grijpen
saison, la
het seizoen
salade, la
de sla
salaire, le
het salaris
salarié, le
de loontrekkende
sale; sale
vuil (zijn)
saler
(aardappelen) zouten
saleté, la
de vuilheid
salir
vuilmaken
salle, la
de zaal
salle à manger, la; les salles à manger
de eetkamer
salle d’attente, la; les salles d’attente
de wachtkamer
salle de bains, la; les salles de bains
de badkamer
salle de séjour, la; les salles de séjour
de huiskamer
salle du conseil, la
de raadzaal
s’allonger
zich uitstrekken, gaan liggen
salon, le
het salon
saluer; salué
(iemand) groeten, gegroet
salut!
hallo! (daag!)
salutation, la
de begroeting, de groet
samedi
zaterdag
s’améliorer
zich verbeteren (in hardlopen)
s’amuser; amusé
zich amuseren; zich geamuseerd hebben
sanatorium, le
het sanatorium
sanctuaire, le
het heiligdom
sandale, la
de sandaal
sandwich, le; les sandwiches
de sandwich
sangloter
snikken
sans
zonder
sans aucun doute
(de vergadering gaat) ongetwijfeld (door)
sans bornes
grenzeloos (een grenzeloze vreugde)
sans cesse
onophoudelijk (roken)
sans engagement
(de offerten zijn) vrijblijvend
sans interruption
onafgebroken (werken)
sans peine
zonder moeite
sans préjugés
(een) onbevooroordeeld (jurylid)
sans rien dire; (pron. ind.)
zonder iets te zeggen
santé, la
de gezondheid
s’apaiser
bedaren
saper
(iemands gezag) ondermijnen
s’appeler
(Johan) heten
s’appliquer
zich toeleggen (op de studie)
s’apprêter
zich klaarmaken (om iets te doen)
s’approcher; approché
naderen, naderbij komen, genaderd
sarcasme, le
het sarcasme
sardine, la
de sardine
s’arrêter
stoppen
s’articuler sur
zich richten op, zich toespitsen op
s’asseoir
gaan zitten
s’assoupir
indommelen, indutten
s’assurer
zich verzekeren (tegen brand)
satellite, le
de satelliet
satisfaction, la
de voldoening
satisfaire
voldoen (aan de eisen)
satisfaisant
(een) bevredigend (resultaat)
satisfait
voldaan (zijn)
s’attacher
zich hechten (aan een vriend)
s’attarder
blijven plakken (bij vrienden)
s’attendre
zich verwachten (aan het ergste)
saucisse, la
de worst
sauf
behalve
sauf-conduit, le; les sauf-conduits
de vrijgeleide
saugrenu
ongerijmd (een ongerijmde leugen)
saumon, le
de zalm
saupoudrer
(pannenkoeken) bestrooien
met bloemsuiker
saut, le
de sprong
sauter
(in het water) springen
sauvage; sauvage
(een) wild (dier)
sauver; sauvé
redden, gered
sauveur, le
de redder
savant, le
de geleerde
s’avérer
blijken te zijn
saveur, la
de smaak (van een vrucht)
s’aviser de
het in zijn hoofd halen (om)
savoir; su
weten, geweten
savoir par coeur
uit het hoofd kennen
savon, le
de zeep
savourer
(met volle teugen) genieten van
savoureux; savoureuse; savoureux
(een) smakelijk (stuk fruit)
scandale, le
het schandaal
scandaleux; scandaleuse; scandaleux
(een) schandalig (gedrag)
scanner, le
de scanner
scénariste, le
de scenarioschrijver
scène, la
de scène (van een toneelstuk)
sceptique; sceptique
sceptisch (zijn)
schéma, le
het schema
scie, la
de zaag (werktuig)
science, la
de wetenschap
sciences appliquées f, les
de toegepaste wetenschappen
scientifique; scientifique
(een) wetenschappelijk (artikel)
scier
(een plank) zagen
scintiller
fonkelen, glinsteren, flikkeren
scolaire; scolaire
school-, onderwijs-
scolarité obligatoire, la
de schoolplicht
scrupule, le
het gewetensbezwaar
scrupuleux; scrupuleuse; scrupuleux
gewetensvol (zijn)
scruter
(iemands motieven) doorgronden
sculpter
beeldhouwen
sculpteur, le
de beeldhouwer
sculpture, la
het beeldhouwwerk
se bagarrer
ruzie maken, vechten
se baigner
baden (in de zee)
se baisser
zich bukken
se balader
wandelen
se battre
vechten
se blesser
zich verwonden
se borner
zich beperken
se bousculer
elkaar omverlopen (in het gedrang)
se brosser les dents
zijn tanden poetsen
se cacher
zich verbergen
se casser la jambe; cassé
(een been) breken, gebroken
se chamailler
kibbelen
se chausser
zijn schoenen aantrekken
se cogner
zich stoten
se coiffer
zijn haar kammen
se complaire; complu
voldoening vinden, voldoening gevonden
se comporter
zich gedragen
se concentrer sur
zich concentreren (op)
se connaître
elkaar kennen
se consacrer
zich wijden (aan)
se contenter
zich tevreden stellen (met iets)
se contredire
zichzelf tegenspreken
se convaincre
zich overtuigen
se coucher; couché
gaan slapen, naar bed gaan,
naar bed gegaan
se couvrir
zich bedekken
se débarrasser
zich ontdoen (van oude rommel)
se débattre
zich verzetten
se débrouiller
zijn plan trekken, zich behelpen
se décider
het besluit nemen (iets te doen)
se déclarer
uitbreken (er is een brand uitgebroken)
se découdre
losgaan (de naad van de mantel ging los)
se décourager
de moed verliezen
se défendre
zich verdedigen
se défouler
zich afreageren
se dégoûter
een afkeer krijgen (van iets)
se délasser
ontspanning vinden
se demander
zich afvragen
se démettre
ontslag nemen
se dépêcher; dépêché
zich haasten, zich gehaast hebben
se déplacer
zich verplaatsen
se déplaire; déplu
zich niet thuis voelen, zich niet thuis gevoeld (hebben)
se déprendre
zich onthechten van
se dérouler
zich afspelen (te Brussel)
se déshabiller
zich uitkleden
se désintéresser
zich niet meer interesseren
se détendre
zich ontspannen
se dévêtir
zich uitkleden
se dévouer
zich wijden (aan), zich opofferen
se diriger
zich begeven (naar)
se disputer
ruziemaken
se dissiper
optrekken (de mist trekt op), verdwijnen
se distinguer
zich onderscheiden
se distraire
zich vermaken
se divertir
zich vermaken, zich ontspannen
se douter
(iets) vermoeden
se fâcher
zich kwaad maken
se faire remarquer
opvallen (door zijn kleding)
se fatiguer
zich vermoeien
se fiancer
zich verloven
se figurer
zich voorstellen (stel je voor…!)
se friper
kreuken (die jurk kreukt snel)
se frotter
zich wrijven
se gêner
zich generen
se gratter
zich krabben
se hasarder
het erop wagen
se hâter
zich haasten
se heurter
stoten (op een afwijzing)
se justifier
zich rechtvaardigen
se lamenter
(over iets) jammeren
se lasser
(het saaie werk) beu worden
se laver
zich wassen
se lever; se levant
(‘s morgens om 7 uur) opstaan, opstaand
se libérer
zich bevrijden
se livrer
zich overgeven
se maintenir
zich handhaven
se manifester
zich voordoen (problemen)
se maquiller
zich schminken
se marier
(met iemand) trouwen
se méfier de; méfié
(iemand) wantrouwen, gewantrouwd
se mêler
zich moeien
se méprendre
zich vergissen
se mettre d’accord
het eens worden
se moquer; moqué
(met iemand) spotten, gespot
se mouvoir
zich bewegen
se munir
zich voorzien (van een kompas)
se nommer
(Anja) heten
se noyer
(zelf) verdrinken
se parer
zich mooi aankleden
se passer
gebeuren, voorvallen, verlopen
se peigner
(zijn haren) kammen
se pencher
zich vooroverbuigen
se pendre
zich ophangen, zich verhangen
se permettre
zich veroorloven
se placer
zich plaatsen
se plaindre
klagen
se préoccuper
zich bezorgd maken, zich bekommeren (om iets)
se présenter
zich voorstellen (aan iemand)
se préserver
zich beschermen (tegen de kou)
se presser
zich haasten
se procurer
zich verschaffen (zich kapitaal verschaffen)
se produire
zich voordoen, gebeuren
se promener; promené
wandelen, gewandeld
se protéger
zich beschermen
se rabattre
(bruusk) invoegen (in een file)
se rafraîchir
zich verfrissen
se rappeler; rappelé
zich herinneren; zich herinnerd hebben
se raser
zich scheren
se rassembler
zich verzamelen (voor het station)
se rasseoir
weer gaan zitten
se recroqueviller
verschrompelen
se refroidir; refroidi
se refroidir; refroidi
afkoelen (het weer koelt af), afgekoeld
se réfugier
een toevlucht zoeken (bij iemand)
se régaler
smullen (van een lekker maal)
se réjouir
zich verheugen (over iets)
se remarier
hertrouwen
se rencontrer; rencontré
elkaar ontmoeten, elkaar ontmoet hebben
se rendre à
zich begeven naar
se rendre compte
beseffen (zich rekenschap geven)
se renseigner
informeren naar
se repentir
berouw hebben
se replier
in zichzelf keren, zich (in zichzelf) terugtrekken
se reposer; reposé
rusten, gerust
se reproduire
zich voortplanten
se résigner
zich neerleggen (bij een beslissing)
se ressaisir
zich herpakken (na een woede-uitbarsting)
se ressembler; ressemblé
op elkaar gelijken; op elkaar geleken hebben
se ressouvenir
zich herinneren
se restreindre
bezuinigen (in zijn uitgaven)
se restreindre
zich beperken
se retrouver
elkaar terugvinden
se réunir
bijeenkomen (op een afgesproken plaats)
se réveiller; réveillé
wakker worden, wakker geworden (zijn)
se révolter
in opstand komen
se ruer vers; rué
zich haasten naar, afvliegen op,
afgevlogen op
se sauver
zich uit de voeten maken
se servir; servi
(van iets) gebruik maken, zich bedienen, zich bediend hebben
se soigner; soigné
zich verzorgen, zich verzorgd hebben
se soucier; soucié
zich bezorgd maken, zich bekommeren
(over), zich bekommerd hebben
se soumettre
zich onderwerpen
se souvenir; souvenu
zich herinneren, zich herinnerd hebben
se suivre
opeenvolgen (kinderen in een gezin)
se surmener
zich overwerken
se surpasser
zichzelf overtreffen
se taire
zwijgen
se tenir à l’écart de
zich verre houden van
se tordre de rire
zich een ongeluk lachen
se tromper; trompé
zich vergissen, zich vergist hebben
se valoir
evenveel waard zijn
se vanter
opscheppen (over zijn rijkdom)
se venger
zich wreken
se vêtir
zich kleden, zich aankleden
se voiler
(haar gezicht) sluieren
se, s’; (pron. réfléchi)
zich
séance, la
de zitting (van het parlement)
seau, le; les seaux
de emmer
s’ébattre
s’ébattre
stoeien
sec; sèche
(een) droog (terrein)
séchage, le
het drogen
s’écarter
afwijken (van de weg)
s’échapper
ontsnappen (uit een plaats)
sèche-cheveux, le; les sèche-cheveux
de haardroger
sèche-linge, le
de droogtrommel
sécher
(de was laten) drogen
sécheresse, la
de droogte
s’éclaircir
ophelderen (de lucht heldert op)
seconde, la
de seconde
secouer
schudden
s’écouler
wegvloeien
secourir
(iemand) ter hulp komen
secousse, la
de schok (van een aardbeving)
secret, le
het geheim
secret; secrète
geheim
secrétaire, la
de secretaresse
secrétariat, le
het secretariaat
s’écrier
uitroepen
s’écrouler; écroulé
instorten, ingestort
secteur, le
de zone, de plaats, de plek
secteur, le
de sector, de afdeling
section, la
de afdeling
sécurité, la
de veiligheid
sécurité sociale, la
de sociale zekerheid
séduction, la
de verleiding (van het meisje)
séduire
verleiden
séduisant
(een) verleidelijk (salaris)
s’effondrer
instorten
s’efforcer
zich inspannen
s’effrayer
schrikken
s’égarer
verdwalen
seigle, le
de rogge
seigneur, le
de heer (adellijk)
sein, le
de borst
séjour, le
het verblijf (kortstondig)
séjourner
verblijven (voor korte periode)
sel, le
het zout
s’élancer
toesnellen
sélection, la
de selectie
sélectionner
selecteren
s’élever à
oplopen tot (de kosten lopen op tot 20 euro)
selle, la
het zadel
s’éloigner
zich verwijderen (van een plek)
selon
volgens
selon lequel, selon laquelle, selon
lesquels, selon lesquelles; (pron. rel.)
volgens dewelke, volgens hetwelk
semaine, la
de week
semblable
gelijkaardig (zijn aan)
sembler
(nuttig) lijken
s’emboire
dof worden
s’emboîter
ineenschuiven (deze buizen schuiven perfect in elkaar)
s’embourber
vast raken (in de modder)
s’embrouiller
in de war raken
semelle, la
de zool (van de schoenen)
semer
zaaien
s’émerveiller
zich verbazen (over iets)
semestre, le
het semester
s’émouvoir
ontroerd worden
s’emparer
zich meester maken (van een object), bemachtigen
s’empresser
zich uitsloven
s’en aller
weggaan
s’en sortir
zich eruit redden
Sénat, le
de Senaat
sénateur, le
de senator
s’endormir
in slaap vallen
s’énerver
zenuwachtig worden
s’enfermer
zich opsluiten
s’enflammer
vuur vatten
s’enfoncer
wegzinken (in de modder)
s’enfuir; enfui
wegvluchten
s’engager
(een straat) inrijden
s’engager
zich engageren
senior, le
de bejaarde
s’enivrer
zich bedrinken
s’ennuyer; ennuyé
zich vervelen
s’enorgueillir de
ergens prat op gaan
s’enquérir
onderzoek doen
s’enrichir
zich verrijken
sens, le; les sens
het zintuig
sens giratoire, le
de verplichte rijrichting (op een rond punt)
sens interdit, le
de verboden richting
sens unique, le
het eenrichtingsverkeer
sensation, la
de gewaarwording
sensationnel; sensationnelle
sensationeel (zijn)
sensé
(een) zinnig (mens)
sensibilité, la
de gevoeligheid
sensible; sensible
gevoelig (zijn)
sensiblement
merkbaar, aanzienlijk, duidelijk
sensuel; sensuelle
sensueel
s’ensuivre
volgen uit
sentence, la
het vonnis (een vonnis uitspreken)
s’entendre
overeenkomen (met iemand)
sentier, le
het pad (weggetje)
sentier forestier, le
het bospad
sentiment, le
het gevoel
sentimental; sentimentale; sentimentaux
sentimenteel (zijn)
sentir; senti
voelen, gevoeld
sentir; senti
ruiken, geroken
s’entraîner
(zelf) trainen (voor een match)
s’entremettre
tussenbeide komen
s’envoler; envolé
wegvliegen (de losse papieren vliegen weg), weggevlogen
seoir
betamen
s’épanouir
zich ontplooien
séparable, séparable
(een) scheidbaar (deeltje)
séparation, la
de scheiding (van 2 dingen)
séparément
afzonderlijk (verkopen)
séparer
(twee zaken) scheiden
s’éprendre
verliefd worden
sept
zeven
septembre
september
séquence, la
de scène (film)
serein
sereen, rustig, kalm
sérénité, la
de sereniteit
sergent, le
de sergeant
série, la
de serie
sérieusement
serieus, ernstig
sérieux; sérieuse; sérieux
serieus (zijn)
serment, le
de eed
sermon, le
de preek
serpent, le
de slang (dier)
serre, la
de serre, de broeikas
serré
dicht opeen (staan)
serrer
(de hand) drukken
serrer à droite
rechts voorsorteren
serrer la main à quelqu’un
iemand de hand drukken
serrure, la
het slot (grendel)
serrurier, le
de slotenmaker
serveur, le
de ober
serviable; serviable
(een) hulpvaardig (man)
service, le
de dienst (inbegrepen)
service de secours, le;
les services de secours
de hulpdienst
serviette, la
de boekentas
serviette, la
de handdoek
servir; servi
bedienen (in het restaurant), opdienen, opgediend
servir de
dienen, fungeren als
serviteur, le
de dienaar
servitude, la
de onderworpenheid (slaafsheid)
s’estomper
vervagen, vervloeien
s’établir
zich vestigen
s’éteindre
uitdoven (het vuur dooft uit)
s’étendre
zich uitstrekken (over 3 hectaren)
s’étirer
zich uitrekken (bij het ontwaken)
s’étonner
zich verwonderen
seuil, le
de drempel
seul
alleen (zijn)
seulement
(een huis met) slechts (twee
verdiepingen)
s’évader
ontvluchten
s’évader; évadé
ontsnappen, ontvluchten, ontsnapt
s’évanouir
flauwvallen
s’évanouir; évanoui
flauwvallen, verdwijnen
flauwgevallen, verdwenen
s’évaporer
verdampen
sève, la
het sap (van bomen, planten)
s’éveiller
ontwaken
sévère; sévère
streng (zijn)
sévérité, la
de strengheid
sévir
streng optreden
s’excuser; excusé
zich verontschuldigen,
zich verontschuldigd hebben
s’exercer
zich oefenen (in iets)
s’exprimer
zich uitdrukken
s’habiller
zich aankleden
s’habituer
wennen (aan het klimaat)
si
als (indien)
si bien que
zodat
siècle, le
de eeuw
siège, le
de zitplaats
siéger
zitting houden
sieste, la
de siësta, het middagslaapje
sifflement, le
het gefluit
siffler; sifflé
fluiten, gefloten
signal, le; les signaux
het signaal
signalement, le
de persoonsbeschrijving
signaler; signalé
(een ongeval) melden, gemeld
signalisation, la
de bewegwijzering
signature, la
de handtekening
signe, le
het teken
signé
(een) ondertekend (schrijven)
signer
(documenten) ondertekenen
signification, la
de betekenis
signifier
betekenen
silence, le
de stilte
silencieux; silencieuse; silencieux
(een) stil (publiek)
silhouette, la
het silhouet
s’imaginer
zich inbeelden
s’impatienter
ongeduldig worden
simple; simple
(een) eenvoudig (probleem)
simplement
gewoonweg, simpelweg
simplicité, la
de eenvoud
simplifier
vereenvoudigen
sincère; sincère
oprecht (berouw)
sincérité, la
de oprechtheid
s’incliner
buigen (voor iemand)
s’indigner
zich verontwaardigen (over iets)
singe, le
de aap
singulier, le
het enkelvoud
singulier; singulière
bijzonder, buitengewoon
singulier; singulière
opvallend, eigenaardig
singulièrement
(zich) zonderling (gedragen)
sinistre; sinistre
(een) onheilspellend (voorteken)
sinistre, le
het onheil, de ramp
sinon
zo niet (anders…)
s’inquiéter; inquiété
zich zorgen maken, zich ongerust maken
zich ongerust gemaakt (hebben)
s’inscrire; inscrit
zich inschrijven,
zich ingeschreven hebben
s’installer
zich installeren
s’instruire
zich op de hoogte stellen (van de actualiteit)
s’intéresser
zich interesseren
s’interposer
bemiddelen (bij een ruzie)
sirène, la
de zeemeermin
sirop, le
de siroop
site web, le
de website
situation, la
de situatie
situé
(een goed) gelegen (winkel)
situer
situeren
six
zes
ski, le
de ski
skier
skiën
slogan, le
de slagzin
snob; (inv)
snob
sobre; sobre
sober (zijn)
sobriquet, le
de scheldnaam
s’obstiner
(hardnekkig) volhouden (iets te doen), volharden
s’occuper
zich bezighouden (met iets)
social; sociale; sociaux
(het) sociaal (contact)
socialisme, le
het socialisme
société, la
de maatschappij (samenleving)
société anonyme, la
de naamloze vennootschap
socioculturel; socioculturelle
sociaal en cultureel
sociologue, le
de socioloog
soeur, la
de zus
soeur jumelle, la
de tweelingzus
soi-disant
zogezegd, zogenaamd
soie, la
de zijde (stof)
soigneusement
zorgvuldig, met zorg
soigneux; soigneuse; soigneux
zorgvuldig (zijn)
soi-même; (pron. pers.)
zichzelf
soin, le
de zorg (zorg dragen voor)
soir, le
de avond
soirée, la
de avond (een avondje uit)
soit
het zij zo
soixantaine, la
het zestigtal
soixante
zestig
sol, le
de grond, de vloer
solaire; solaire
zon-, zonne-
soldat, le
de soldaat
solde, le
het saldo
soldé
in afslag, in uitverkoop
sole, la
de tong (vis)
soleil, le
de zon
solennel; solennelle
plechtig (een plechtige eed)
solidaire; solidaire
samenhorig (zijn)
solidarité, la
de solidariteit
solide; solide
flink (een flink en dapper karakter)
solide; solide
(een) stevig (gebouw)
solitaire; solitaire
(een) eenzaam (mens)
solitude, la
de eenzaamheid
solliciter
aanvragen
solliciter un emploi
solliciteren (naar een baan)
sollicitude, la
de bezorgdheid
soluble; soluble
oplosbaar (oplosbare koffie)
solution, la
de oplossing (van een probleem)
sombre; sombre
(een) somber (gezicht opzetten)
sommaire
(een) beknopt (verslag)
somme, la
het totaal, de som, het bedrag
sommeil, le
de slaap, de slaperigheid
sommelier, le
de wijnkelner
somnambule, le
de slaapwandelaar
somnoler
dommelen, soezen
somptueux; somptueuse; somptueux
(een) weelderig (paleis)
son, le
het geluid (van de radio)
son, sa, ses; (dét. pos)
zijn, haar, hun
sondage, le
de peiling (naar opinies)
songer; songé
(eraan) denken (te vertrekken), gedacht
songer
mijmeren
sonner
(aan de deur) bellen
sonnerie, la
het gerinkel (van de telefoon)
sonnette, la
de bel (van de voordeur)
sonore; sonore
helder klinkend (een helder klinkende stem)
sophistiqué
geavanceerd
s’opposer
zich verzetten (tegen een voorstel)
sorcière, la
de heks
s’orienter
zich oriënteren
sort, le
het noodlot
sorte, la
de soort
sortie, la
de uitgang (van de zaal)
sortie de secours, la
de nooduitgang
sortir
uitgaan (tijdens het weekend)
sortir; sortant, sorti
naar buiten gaan, naar buiten gaand,
naar buiten gegaan
sosie, le
sosie, le
de dubbelganger
sot; sotte
dwaas (zijn)
sottise, la
de dwaasheid (stommiteit)
sou, le; les sous
de stuiver, de cent
souci, le
de zorg (bezorgdheid)
soucieux; soucieuse; soucieux
bezorgd (zijn om)
soucoupe, la
het schoteltje (van een kopje)
soudain
plotseling (een plotselinge beweging)
souder
(metaal) solderen
souffler
blazen
souffler
fluisteren, influisteren
souffrance, la
het lijden
souffrir; souffert
lijden, geleden
souhait, le
de wens (naar wens)
souhaitable; souhaitable
wenselijk
souhaiter; souhaité
(iemand iets) toewensen, wensen, gewenst
souhaiter la bienvenue à quelqu’un
iemand welkom heten
soûl
zat
soulagé
opgelucht (zijn na alle problemen)
soulagement, le
de opluchting
soulager; soulagé
verlichten, verzachten, opgelucht
soulever
optillen
soulier, le
de schoen
souligner
onderstrepen
soumettre
onderwerpen
soupçon, le
de verdenking
soupçonner
(iemand) verdenken
soupière, la
de soepterrine
soupir, le
de zucht
soupirail, le; les soupiraux
het kelderraam
soupirer
zuchten
souple; souple
(een) lenig (lichaam)
souplesse, la
de soepelheid (lenigheid)
source, la
de bron
source d’énergie, la
de energiebron
sourcil, le
de wenkbrauw
sourd-muet, le; les sourds-muets
de doofstomme
souriants
glimlachend, opgewekt, vriendelijk
sourire; souri
glimlachen, geglimlacht
souris, la
de muis
sournois; sournoise; sournois
(een) stiekem (kind)
sous
onder, beneden
sous peu
binnenkort
sous prétexte de
onder voorwendsel van
souscrire
ondertekenen
sous-marin, le; les sous-marins
de onderzeeër
soussigné
ondergetekende (ik ondergetekende…)
sous-sol, le; les sous-sols
de kelderverdieping
soustraction, la
de aftrekking (van twee getallen)
soustraire
(een getal van een ander) aftrekken
sous-vêtement, le; les sous-vêtements
het ondergoed
soutenir
(een zieke) ondersteunen
soutien, le
de steun (hulp)
soutien-gorge, le; les soutiens-gorge
de beha
souvenir, le
de herinnering
souvent
vaak
souverain, le
de heerser
souverain
soeverein, oppermachtig
s’ouvrir; s’ouvrant
opengaan, opengaand
soyeux; soyeuse; soyeux
(een) zijdeachtig (tapijt)
spacieux; spacieuse; spacieux
(een) ruim (appartement)
spasmodique; spasmodique
spastisch, krampachtig
spécial; spéciale, spéciaux
speciaal (zijn)
spécialement
speciaal
spécialiser; spécialisé
specialiseren, gespecialiseerd
spécialiste, le
de specialist
spécialité, la
de specialiteit
spécifier
specificeren
spécifique; spécifique
specifiek
spectacle, le
het schouwspel
spectaculaire; spectaculaire
(een) spectaculair (schouwspel)
spectateur, le
de toeschouwer
spéculation, la
de speculatie
spéléologie, la
de speleologie, het grondonderzoek
splendeur, la
de pracht (praal)
splendide; splendide
prachtig (weer)
spontané
spontaan (zijn)
spontanément
spontaan (lachen)
sport, le
de sport
sport d’hiver, le; les sports d’hiver
de wintersport
sportif; sportive
sportief (zijn)
sportif, le
de sportman
spot, le
de spot, de spotlight, de schijnwerper
sprint, le
de sprint
stable; stable
stabiel (zijn)
stade, le
het stadion
stade, le
de fase, de periode
standing
de standing, de luxe, het comfort
stationnement, le
het parkeren
stationner
stilstaan (parkeren)
station-service, la
het benzinestation
statue, la
het standbeeld
statuette, la
het beeldje
statut, le
het statuut
steward, le
de steward
stimuler
stimuleren
stop!
stop!
stopper
stopzetten
store, le
het zonnegordijn, het ophaalgordijn, de jalousie
strapontin, le
het klapstoeltje (in de metro)
stratégie, la
de strategie, het beleid, het beleidsplan
strictement
strikt (vertrouwelijk)
structure, la
de structuur
studio, le
de studio (waar één persoon woont)
stupéfait
verstomd (staan van iets)
stupide; stupide
(een) dom (voorval)
style, le
de stijl (van een boek)
stylo, le
de balpen
subir; subi
ondergaan, ondergaan
subit
plotseling, onverwacht
subitement
plotseling (te voorschijn komen)
subjectif; subjective
subjectief
sublime; sublime
(een) subliem (landschap)
subordonné
(een) ondergeschikt (ambtenaar)
substance, la
de substantie
substituer
vervangen
subtil
(een) subtiel (detail)
subtiliser; subtilisé
achteroverdrukken, achterovergedrukt
subvenir
voorzien (in de behoeften van een groep)
subvention, la
de subsidie
succéder à; succédé
(zijn vader) opvolgen, opgevolgd
succès, le
het succes
successif; successive
opeenvolgend (opeenvolgende
gebeurtenissen)
succession, la
de opvolging (van zijn vader)
succomber à
bezwijken, overweldigd worden, niet kunnen weerstaan
succulent
(een) verrukkelijk (gerecht)
succursale, la
het filiaal
sucer
zuigen (op een snoepje)
sucette, la
de lolly
sucre, le
de suiker
sucré
zoet, gesuikerd, gezoet
sucrer
(de koffie) zoeten
sucrerie, la
de zoetigheid, het suikergoed
sucrier, le
de suikerpot
sud, le
zuiden
Sud-Américain, le; les Sud-Américains
de Zuid-Amerikaan
Suède, la
Zweden
suédois, suédoise, suédois
Zweeds
suffire
volstaan
suffisant
(een) voldoende (resultaat)
suffocant
verstikkend, drukkend, benauwd
suggérer
suggereren
suisse
Zwitsers
suite à votre lettre
in antwoord op uw schrijven
suivant
volgend, die volgt
suivre; suivant, suivi
volgen, volgend, gevolgd
sujet à; sujette à
onderhevig aan (onderhevig zijn aan zeeziekte)
super
te gek
superbe; superbe
schitterend (weer)
superficie, la
de oppervlakte (van een terrein)
superficiel; superficielle
(een) oppervlakkig (contact)
superflu
overbodig (overbodige commentaar)
supérieur
(de) bovenste (verdieping)
supériorité, la
de superioriteit
supermarché, le
de supermarkt
superstitieux; superstitieuse; superstitieux
bijgelovig (zijn)
superstition, la
het bijgeloof
supplément, le
het supplement
supplémentaire; supplémentaire
(een) bijkomend (gerecht)
supplice, le
de marteling
supplier
(iemand) smeken
supporter
(iemand) verdragen
supposer
veronderstellen
supposition, la
de veronderstelling
suppression, la
de afschaffing (van een wet)
supprimer
(een wet) opheffen
suprême; suprême
hoogst (hoogste autoriteit)
sur
op, over
sûr
zeker (zijn van)
sur ce sujet
over dit onderwerp
surchargé
overladen, overvol
surcharger
(een wagen) overbelasten (met bagage)
surestimer
overschatten
surface, la
de oppervlakte
surfaire
overschatten
surgeler
(groenten) invriezen
surgir
(uit het niets) opduiken
sur-le-champ
meteen (vertrekken)
surmené
overspannen, overwerkt
surmonter
(zijn verdriet) te boven komen
surnom, le
de bijnaam
surplus, le
de overschot (rest)
surprenant
(een) verrassend (effect)
surprendre; surpris
(iemand) verrassen, verrast
surprise, la
de verrassing
surprise-partie, la
de verrassingsfuif
surtaxe, la
de heffingstoeslag
surtout
vooral
surveillance, la
het toezicht (tijdens de speeltijd)
surveillant, le
de toezichthouder
surveiller
toezicht houden, bewaken
survenir
(plotseling) gebeuren, onverwachts komen
survivant, le
de overlevende
survivre
overleven
survoler
vliegen over (de vliegtuigen vliegen over het huis)
susceptibilité, la
de lichtgeraaktheid (prikkelbaarheid)
susceptible; susceptible
vatbaar (zijn voor kritiek)
susciter
(een gevoelen) opwekken
suspect
(een) verdacht (individu)
suspendre
(een vergadering) opschorten, schorsen
suspendre
ophangen
suspense, le
de spanning (afwachting)
suspension, la
de verdaging (van een zitting)
syllabe, la
de lettergreep
symbole, le
het symbool
symboliser
symboliseren
sympa
sympathique
sympathiek,prettig,
aangenaam, leuk
sympathie, la
de sympathie
sympathique; sympathique
sympathiek (zijn)
symptôme, le
het symptoom, het ziekteverschijnsel
syndical; syndicale; syndicaux
vakbonds- (de vakbondsleider)
syndicat, le
de vakbond
Syndicat d’initiative, le; les Syndicats d’initiative
de VVV (de toeristische informatiedienst)
syndiqué, le
de gesyndiceerde
syndrome, le
het syndroom, het ziektebeeld
synthèse, la
de synthese
synthétique; synthétique
(een) synthetisch (stofje)
système, le
système, le
het systeem