woordjes C Flashcards
ça; (pron. dem.)
dit, dat, het
ça coûte
dat kost (12 euro)
ça suffit
dat volstaat
cabane, la
de hut
cabine, la
de cabine, het hokje
cabine de bain, la
het kleedhokje (bij het zwembad)
cabine téléphonique, la
de telefooncel
caché
(een) verborgen (schat)
cache-cache, le
verstoppertje
cacher
verstoppen
cachet, le
de stempel (werktuig)
cacheter
(een brief) verzegelen
cachette, la
de schuilplaats (om zich te verstoppen)
cadeau, le; les cadeaux
het geschenk
cadet, le
de jongere broer
cadet; cadette
jongste (de jongste zus)
cadran, le
de wijzerplaat
cadre, le
het kaderlid
caduc; caduque
bouwvallig, verouderd (een bouwvallig huis)
café, le
de koffie, het café
cafétéria, la
de cafetaria
cafetière, la
de koffiepot
cage, la
de kooi, de schacht (van een lift)
cageot, le
het kistje
cahier, le
het schrift
caillou, le; les cailloux
de kei (op de weg)
Caire, Le
Caïro
caisse, la
de kassa
caisse d’épargne, la
de spaarkas
caissier, le
de kassier
calcul, le
de berekening (van de onkosten)
calculatrice, la
de rekenmachine
calculer
uitrekenen
caleçon, le
de legging, de onderbroek
calepin, le
het notitieboekje
câliner
(een kindje) liefkozen
calme; calme
kalm (zijn)
calmement
kalm
calmer
(iemand) kalmeren
calorie, la
de calorie
camarade, le
de kameraad
camaraderie, la
de kameraadschap
cambriolage, le
de inbraak
cambrioler
inbreken (in een huis)
cambrioleur, le
de inbreker
camembert, le
de camembert
caméra, la
de camera
camion, le
de vrachtwagen
camionnette, la
de bestelwagen
camp, le
het kamp
campagne, la
het platteland
campagne électorale, la
de verkiezingscampagne
campagne publicitaire, la
de reclamecampagne
camper
kamperen
campeur, le
de kampeerder
canal, le; les canaux
het kanaal
canapé, le
de zitbank
canard, le
de eend
canari, le
de kanarievogel
cancer, le
de kanker
candélabre, le
de kandelaar
candidat, le
de kandidaat
candidature, la
de kandidatuur
caniculaire; caniculaire
van, als in de hondsdagen;
van de heetste tijd van het jaar
canne, la
de wandelstok
canne à pêche, la; les cannes à pêche
de vishengel
canon, le
het kanon
canot, le
het bootje (kano)
canot à rames, le
de roeiboot
canot de sauvetage, le
de reddingssloep
canton, le
het kanton
cantonner
gelegerd zijn (de legertroepen zijn hier gelegerd)
caoutchouc, le
de rubber
cap, le
de kaap
capable, capable
bekwaam (zijn)
capacité, la
de capaciteit, het vermogen
capitaine, le
de kapitein
capital, le; les capitaux
het kapitaal
capitale, la
de hoofdstad
capitaliste, capitaliste
(een) kapitalistisch (land)
capituler
zich overgeven (bij een gevecht)
capot, le
de motorkap
caprice, le
de gril (bevlieging)
capricieux, capricieuse; capricieux
(een) wispelturig (karakter)
capsule, la
de kroonkurk (van een flesje frisdrank)
capter
(geluidsgolven) opvangen
captivant
(een) spannend (boek)
captiver
boeien (fascineren)
captivité, la
de gevangenschap
capturer
(een boosdoener) gevangennemen
car
want
caractère, le
het karakter (van een persoon)
caractériser
kenmerken, karakteriseren
caractéristique, la
het kenmerk
carafe, la
de karaf, de tafelfles
cardiaque; cardiaque
hart-
cardinal, le; les cardinaux
de kardinaal
caresse, la
de liefkozing
caresser
liefkozen
cargaison, la
de lading (vracht)
cargo, le
het vrachtschip
carnaval (m), le; les carnavals
het carnaval
carnet, le
het zakboekje
carnivore, le
de vleeseter
carotte, la
de wortel (groente)
carpette, la
het vloerkleedje
carré
(een) vierkant (schilderij)
carreau, le; les carreaux
de tegel (vloersteen)
carrefour, le
het kruispunt
carrelage, le
de tegelvloer
carrément
ronduit (zijn mening zeggen)
carrière, la
de loopbaan
carrossier, le
de wagenmaker
cartable, le
de boekentas
carte, la
de spijskaart
carte bancaire, la
de bankkaart
carte de crédit, la
de kredietkaart
carte de fidélité, la
de getrouwheidskaart
carte de membre, la
de lidmaatschapskaart
carte de visite, la
het visitekaartje
carte d’identité, la; les cartes d’identité
de identiteitskaart
carte géographique, la
de landkaart
carte postale, la
de postkaart
carte routière, la
de wegenkaart
carton, le
het karton
cartouche, la
de patroon (voor een geweer)
cas, le; les cas
het geval
cascade, la
de waterval
cascadeur, le
de stuntman
case, la
het hokje (in een kruiswoordraadsel)
caserne, la
de kazerne
cash
cash
casque, le
de helm
casque de protection, le
de valhelm
casquette, la
de pet
casse-noisettes, le; les casse-noisettes
de notenkraker
casser; cassé
(een glas) breken
casserole, la
de pan (braadpan)
cassette, la
de cassette
casting, le
de casting
catalogue, le
de catalogus
cataloguer; catalogué
classificeren, geclassificeerd
catastrophe, la
de catastrofe
catégorie, la
de categorie
cathédrale, la
de kathedraal
catholique, catholique
katholiek (zijn)
cauchemar, le
de nachtmerrie
cauchemardesque; cauchemardesque
op een nachtmerrie lijkend
cause, la
de oorzaak
causer
veroorzaken
causerie, la
het praatje (op de radio)
cavalier, le
de ruiter
cave, la
de kelder
caverne, la
de spelonk
caviar, le
de kaviaar
cavité, la
de holte
ce que; (pron. dém.)
wat (LV)
ce qui; (pron. dém.)
wat (Ond.)
ce sont; (pron. dém.)
het zijn
ce, cet, cette, ces; (pron. dem.)
dit, dat, deze
ceci
dit, dit hier
céder
bezwijken (voor een voorstel)
céder sa place
zijn plaats afstaan
ceinture, la
de riem (gordel)
ceinture de sécurité, la
de veiligheidsgordel
cela
dat, het voorafgaande
célèbre, célèbre
beroemd (zijn)
célébrer
(een jubileum) vieren
célébrité, la
de roem, de bekendheid
céleste, céleste
hemels (een hemelse schoonheid)
célibataire, célibataire
ongehuwd (zijn)
cellier, le
de provisiekast
cellule, la
de cel (kern)
celui qui, celle qui; (pron. dém.)
diegene die, wie
celui, celle; (pron. dém.)
die, dat
celui-là, celle-là, ceux-là, celles-là; (pron. dém.)
die daar, dat daar
cendre, la
de as (van een sigaret)
cendrier, le
de asbak
cendrillon
assepoester
cent
honderd
cent, le
het muntstuk ter waarde van 0,01 euro
centaine, la
het honderdtal
centime, le
de centime
centimètre, le
de centimeter
central; centrale; centraux
(een) centraal (punt)
centrale nucléaire, la
de kerncentrale
centralisation, la
de centralisatie
centre, le
het centrum
centre-ville, le
het stadscentrum
cependant
echter
cercle, le
de cirkel
céréales (f), les
de graangewassen
cérébrale, cérébrale
cerebraal, hersen-
cérémonie, la
de ceremonie
cerf, le
het hert
cerf-volant, le; les cerfs-volants
de vlieger
cerise, la
de kers
cerisier, le
de kersenboom
cerne, le
de kring
cerner
(een wijk) omsingelen
certain
(een) zeker (aantal)
certainement
(hij komt) zeker
certes!
voorzeker! (inderdaad)
certificat, le
het getuigschrift
certifier
verzekeren (bevestigen)
certitude, la
de zekerheid (stelligheid)
cerveau, le
de hersenen
cesser
ophouden (met roken)
cessez-le-feu, le
het staakt-het-vuren
c’est; (pron. dém.)
het is
c’est bon
het is lekker
c’est dommage!
het is jammer!
c’est fini
het is klaar (het is volbracht)
c’est le bouquet
dat is het toppunt, dat spant de kroon
chacun; (pron. ind.)
ieder(een), elk(een)
chacun pour soi; (pron. pers.)
ieder voor zich
chagrin, le
het verdriet
chahuter
herrie schoppen (in de klas)
chaîne, la
de ketting
chaîne de montage, la
de lopende band
chair, la
het vlees (van een vrucht)
chaise, la
de stoel
châle, le
de omslagdoek, de sjaal
chaleur, la
de warmte
chaleureux; chaleureuse, chaleureux
hartelijk
challenger, le
de uitdager
chaloupe, la
de sloep
chambre, la
de kamer
chambre à coucher, la;
les chambres à coucher
de slaapkamer
chameau, le
de kameel
champ, le
het veld
champagne, le
de champagne
champignon, le
de paddestoel
champion, le
de kampioen
championnat, le
het kampioenschap
chance, la
de kans
chanceler
wankelen
chandail, le
de trui
change, le
het wisselen (van geld)
changement, le
de verandering
changer
(in Leuven) overstappen
chanson, la
het lied
chant, le
het gezang
chanter; chanté
zingen, gezongen
chanteur, le
de zanger
chanteuse, la
de zangeres
chantier, le
de werf (bouwterrein)
chantier naval, le
de scheepswerf
chantonner
neuriën
chapeau, le; les chapeaux
de hoed
chapelle, la
de kapel
chapitre, le
het hoofdstuk
chaque
elk (jaar)
charbon, le
de steenkool
charcuterie, la
de vleeswaren
charge, la
de lading (van een vrachtwagen)
chargement, le
het laden
charger
(een vrachtwagen) beladen
charitable; charitable
liefdadig (zijn)
charité, la
de liefdadigheid
charmant
charmant (zijn)
charme, le
de charme
charmer; charmé
boeien, fascineren, geboeid
charpentier, le
de timmerman
charrette, la
de kar
charrue, la
de ploeg (landbouwwerktuig)
chasse, la
de jacht
chasser
jagen (op dieren)
chasseur, le
de jager
chat, le
de kat
châtain
kastanjebruin
château, le; les châteaux
het kasteel
chatouilleux; chatouilleuse, chatouilleux
kittelachtig, gevoelig
chatte, la
de kattin
chaud
(het is) warm
chaudière, la
de verwarmingsketel
chauffage, le
de verwarming
chauffage central, le
de centrale verwarming
chauffe-assiettes, le; les chauffe-assiettes
de bordenwarmer
chauffe-eau, le; les chauffe-eau
het heetwatertoestel, de boiler
chauffer
verwarmen
chauffeur, le
de bestuurder
chaussée, la
de steenweg
chaussette, la
de sok
chaussure, la
de schoen
chauve, chauve
(een) kaal (hoofd)
chauve-souris, la
de vleermuis
chauvin
chauvinistisch
chavirer
kapseizen
chef, le
de leider, de baas
chef d’orchestre, le
de dirigent
chef-d’oeuvre, le; les chefs-d’oeuvre
het meesterwerk
chef-lieu, le; les chefs-lieux
de hoofdplaats (van departement)
chemin, le
de weg
chemin de fer, le
de spoorweg
cheminée, la
de schoorsteen
cheminot, le
de spoorwegbeambte
chemise, la
het hemd (overhemd)
chemise de nuit, la
de nachtjapon
chemisier, le
de overhemdbloes
chêne, le
de eik
chèque, le
de cheque
chèque à ordre, le; les chèques à ordre
de cheque op naam
chèque au porteur, le;
les chèques au porteur
de cheque aan toonder
chèque bancaire, le
de bankcheque
chéquier, le
het chequeboekje
cher; chère
geachte (Geachte Heer,…), (een) duur (juweel)
chéri, le, la chérie
lief (dat lief meisje), de lieveling, de lievelinge, het schatje
chercher; cherché
zoeken, gezocht
chercheur, le
de onderzoeker
cheval, le; les chevaux
het paard
chevalier, le
de ridder
chevet, le
het bed, het ziekbed
cheveux (m), les
het haar (deze vrouw heeft mooi haar)
chèvre, la
de geit
chevreuil, le
de ree (soort hert)
chez
bij
chic; (inv)
chic, deftig
chicons (m), les
het witloof
chien, le
de hond
chiffon, le
de vod
chiffre, le
het cijfer
chiffrer
berekenen, ramen, schatten
chignon, le
een knot, een dot
chimie, la
de scheikunde
chimique, chimique
(een) chemisch (product)
chimiste, le
de scheikundige
chimpanzé, le
de chimpansee
Chine
China
chinois; chinoise; chinois
Chinees
choc, le
de schok
chocolat, le
de chocolade
choeur, le
het koor (zangkoor)
choisir; choisi
kiezen, gekozen
choix, le
de keuze
chômage, le
de werkloosheid
chômer
werkloos zijn
chômeur, le
de werkloze
chope, la
de pils
choquer; choqué
(iemand emotioneel) schokken, geschokt
choquer
botsen
chose, la
het ding
chou, le; les choux
de kool (groente)
chouchou, le; les chouchous
de lieveling, het lieverdje
chouette!
(dat is) leuk!
chou-fleur, le
de bloemkool
chrétien; chrétienne
christelijk
christianisme, le
het christendom
chrysanthème, le
de chrysant
chuchoter
fluisteren
chute, la
de val (van een object)
cible, la
het doelwit (schietschijf)
cibler
als doelgroep kiezen
ciboulette, la
de bieslook
ciel, le
de hemel
cigare, le
de sigaar
cigarette, la
de sigaret
ci-inclus
hierbij ingesloten
ci-joint
hierbij ingesloten
cime, la
de top (van een berg)
ciment, le
de cement
cimetière, le
het kerkhof
cinéma, le
de bioscoop
cingler
striemen (de regen striemt haar in het gelaat)
cinq
vijf
cinquantaine, la
het vijftigtal
cinquante
vijftig
cintre, le
de kleerhanger
cintré
getailleerd
cintré
gebogen, gewelfd
circonscrire
afbakenen
circonstance, la
de omstandigheid
circonvenir
misleiden
circuit, le
het circuit (sport)
circulaire, la
de omzendbrief
circulation, la
het verkeer (op de weg)
circuler
circuleren (in de straten van de stad)
cirer
(schoenen) poetsen
cirque, le
het circus
ciseaux (m), les
de schaar
citadin, le
de stedeling
cité, la
de stadskern
citer
(een auteur) citeren
civil
(een) burgerlijk (huwelijk)
civilisation, la
de beschaving
clair
helder (water)
clairement
duidelijk, begrijpelijk
clandestin
clandestien, ondergronds, verboden
claquer
(de deur) dichtslaan
clarté, la
de helderheid
classe, la
de klasse (de werkende klasse)
classement, le
het klassement
classer
rangschikken
classeur, le
de map (opbergmap)
classique, classique
(een) klassiek (boek)
clavier, le
het toetsenbord
clé, la
de sleutel
clef, la
de sleutel
clémence, la
de vergevingsgezindheid
clément
vergevingsgezind (zijn)
clergé, le
de geestelijkheid (clerus)
cliché, le
het negatief
cliché, le
het cliché, de stereotiepe uitdrukking
client, le
de klant
cliente, la
de klant
clientèle, la
de cliënteel
clignotant, le
de richtingaanwijzer (van de auto)
clignoter
knipperen (met de ogen)
climat, le
het klimaat
clin d’oeil, le; les clins d’oeil
de knipoog
cliquer
klikken
cloche, la
de klok (in de kerktoren)
clocher, le
de klokkentoren
cloison, la
de tussenwand
clore
sluiten
clos
(een) gesloten (ruimte)
clôture, la
de omheining
clou, le; les clous
de spijker
clouer
(een kistje) spijkeren
clown, le
de clown
club, le
de club, de vereniging
cobaye, le
het proefkonijn (persoon)
cocher
aankruisen (op een antwoordformulier)
cochon, le
het varken
code, le
de code
code postal, le
het postnummer
coéquipier, le
de ploegmaat
coeur, le
het hart
coffre, le
de kofferruimte
coffre, le
de koffer, de kist
coffre à linge, le
de wasmand
coffre-fort, le; les coffres-forts
de brandkast
coffrer; coffré
opsluiten, inrekenen, ingerekend
cognac, le
de cognac
cohabiter
(ongehuwd) samenwonen
cohue, la
het gedrang (de mensenmassa)
coiffeur, le
de kapper
coiffure, la
het kapsel
coin, le
de hoek (van een straat)
coïncidence, la
de samenloop (van omstandigheden)
coïncider
samenvallen (2 gebeurtenissen die samenvallen)
coin-cuisine, le
de kookhoek, de (kleine) open keuken
col, le
de kraag
colère, la
de woede
coléreux, coléreuse, coléreux
(een) driftig (man)
colérique, colérique
driftig, opvliegerig
colis, le
het postpakket
collaborateur, le
de medewerker
collaboration, la
de medewerking (met medewerking van)
collaborer
meewerken (aan een krant),samenwerken
collants (m), les
de panty
colle, la
de lijm
collectif; collective
(een) collectief (contract)
collection, la
de verzameling (postzegels)
collection privée, la
de privé-verzameling
collectionner
(postzegels) verzamelen
collectionneur, le
de verzamelaar
collège, le
het college (school)
collège des échevins, le
het schepencollege
collègue, le
de collega
coller
kleven
collerette, la
het kraagje
collier, le
het halssnoer
colline, la
de heuvel
collision, la
de aanrijding
colonel, le
de kolonel
colonie, la
de kolonie
colonne, la
de zuil
colorant, le
De kleurstof
coloré
gekleurd, kleurrijk
colorer
(iets blauw) kleuren
coloris, le
de kleur, de kleurrijkheid
combat, le
het gevecht
combatif
(een) strijdlustig (man)
combattant, le
de strijder
combattre
(de honger) bestrijden
combien?
hoeveel?
combinaison, la
de combinatie
combinaison de plongée, la
het badpak, het duikpak
combiner
combineren
comble, le
het toppunt (van geluk)
comblé
overgelukkig (zijn)
combler
(een gat) opvullen
combustible, le
de brandstof
comédie, la
de komedie
comédien, le; la comédienne
de toneelspeler, de toneelspeelster
comestible, comestible
(een) eetbaar (product)
comique, comique
(een) komisch (jongetje)
comité, le
het comité
commandant, le
de bevelhebber (in het leger)
commande, la
de bestelling (van goederen)
commande à distance, la
de afstandsbediening (van televisie)
commandement, le
het bevel
commander
(een kast) bestellen (bij de fabrikant), (iemand) gebieden
comme
zoals (jij), als
comme si
alsof (het gisteren was)
commencement, le
de aanvang
commencer; commencé
beginnen, begonnen
comment?
hoe?
commentaire, le
de commentaar
commenter; commenté
verklaren, verklaard
commerçant, le
de handelaar
commerce, le
de handel
commercial; commerciale; commerciaux
commercieel (talent)
commettre; commis
(een misdaad) begaan, plegen,
gepleegd
commissaire, le
de commissaris
commissariat, le
het politiebureau
commission, la
de commissie (raad)
commode; commode
(een) gemakkelijk (werkinstrument)
commode, la
de commode, het ladekastje
commodité, la
de gerieflijkheid (gemak)
commun
gemeenschappelijk, gezamenlijk
communal; communale; communaux
gemeente-
communauté, la
de gemeenschap
Europese gemeenschap
commune, la
de gemeente
commune de banlieue, la
de randgemeente
communication, la
de communicatie
communiqué, le
de mededeling (een officiële mededeling)
communiquer
(nieuws) meedelen
communisme, le
het communisme
compagne, la
de gezellin
compagnie, la
de maatschappij (verzekeringsmaatschappij)
compagnie, la
het gezelschap, (in goed gezelschap zijn)
compagnie aérienne, la
de luchtvaartmaatschappij
compagnon, le
de metgezel
comparable
vergelijkbaar (zijn)
comparaison, la
de vergelijking
comparaître
verschijnen
comparativement à
vergeleken bij
comparer
vergelijken
compartiment, le
de coupé (in de trein)
compatriote, le
de landgenoot
compensation, la
de compensatie
compenser
compenseren
compétence, la
de bekwaamheid
compétence, la
de bevoegdheid (van een burgemeester)
compétent
(een) deskundig (ambtenaar)
compétition, la
de competitie
complaire
behagen, een plezier doen
complet; complète
voltallig (zijn)
complètement
(iets) volledig (lezen)
compléter
(een tekst) vervolledigen
complexe
(een) complex (probleem)
complexité, la
de ingewikkeldheid
complice, le
de medeplichtige
compliment, le
het compliment
complimenter
complimenten geven
compliqué
(een) ingewikkeld (probleem)
compliquer
ingewikkeld maken
comportement, le
het gedrag, de houding
comporter
bevatten, bestaan uit
composer; composé
samenstellen, samengesteld
compositeur, le
de componist
composition, la
de samenstelling
compréhensible
(het is) begrijpelijk
compréhensif, compréhensive
(een) begrijpend (man)
compréhension, la
het bevattingsvermogen, het begrip
comprendre; comprenant
inhouden, bevatten, bevattend
comprendre
(een tekst) begrijpen
comprimer
(lucht) samenpersen
compris
(dienst) inbegrepen
compromettre
compromitteren, in opspraak brengen
comptabilité, la
de boekhouding
comptable, le
de boekhouder
compte, le
de rekening
compte chèques, le;
les comptes chèques
de zichtrekening
compte en banque, le;
les comptes en banque
de bankrekening
compter
tellen
compte-rendu, le
de korte inhoud (van een boek)
comptoir, le
de toonbank
comte, le
de graaf
concave
hol (een holle lens)
concentration, la
de concentratie
concentré
geconcentreerd (zijn tijdens de les)
conception, la
het ontwerp
concernant
betreffend, aangaande
concerné
betreffende
concerner
betreffen, aangaan
concert, le
het concert
concertation, la
het overleg (politiek overleg)
concerto, le
het concert (muziekstuk)
concession, la
de toegeving
concevable
(het is) voorstelbaar (dat)
concevoir; conçu
concipiëren, geconcipieerd
concierge, le
de huisbewaarder
concis
(een) bondig (verslag)
concitoyen, le
de medeburger
conclure
besluiten
conclusion, la
het besluit
concourir
meedingen
concours, le
de samenloop (van omstandigheden)
concours, le
de wedstrijd
concret; concrète
(een) concreet (plan)
concurrence, la
de concurrentie
concurrent, le
de concurrent
condamnation, la
de veroordeling
condamné, le
de veroordeelde
condamner
(iemand) veroordelen
condescendant
minzaam, neerbuigend, inschikkelijk
condescendre
inwilligen
condiment, le
de specerij
condition, la
de voorwaarde
conditionnement, le
het conditioneren
condoléances (f), les
het rouwbeklag
conduire; conduit
(een auto) besturen, bestuurd
conduit, le
de leiding (een koperen leiding)
conduite, la
het gedrag
conférence, la
de conferentie
conférence au sommet, la
de topconferentie
conférer
beraadslagen
confesser
biechten (in de kerk)
confession, la
de biecht
confiant
vol vertrouwen (zijn)
confidence, la
de vertrouwelijke mededeling
confidentiel; confidentielle
(een) vertrouwelijk (document)
confier
(iemands iets) toevertrouwen
confins (m), les
de uiterste grenzen (van een gebied)
confirmation, la
de bevestiging (van het bericht)
confirmer
(een datum) bevestigen
confiture, la
de jam
conflit, le
het conflict
confondre
verwarren
conforme; conforme
conform (zijn)
conformément à
overeenkomstig (de wet handelen)
conformer
in overeenstemming brengen (met)
confort, le
het comfort
confortable; confortable
(een) comfortabel (appartement)
confrère, le
de vakgenoot (collega)
confus; confus
verward (zijn)
confusion, la
de verwarring
congé, le
het verlof (vakantie)
congédier
wegsturen, ontslaan
congélateur, le
de diepvriezer
congeler
invriezen
congrès, le
het congres
conjointement
samen, tegelijkertijd
conjugal; conjugale; conjugaux
echtelijk (geluk)
conjuguer
(een werkwoord) vervoegen
connaissance, la
de kennis (van iets), de kennis (persoon), de vriend
connaître
kennen
connu
(een) bekend (auteur)
conquérir
veroveren
conquête, la
de verovering
consacré
(een boek) gewijd (aan politiek)
consacrer
wijden (aan), besteden (aan)
conscience, la
het bewustzijn, het besef, het inzicht
consciencieux; consciencieuse,
consciencieux
(een) gewetensvol (man)
conscient
bewust, zelfbewust
conseil, le
de raad (een goede raad geven)
conseil municipal, le
de gemeenteraad
conseiller, le; la conseillère
de raadgever, de raadgeefster
conseiller
aanraden
consensus, le
de overeenstemming, het akkoord
consentement, le
de instemming (goedkeuring)
consentir; consenti
toestemmen, toegestemd
conséquence, la
het gevolg
conséquent
consequent (zijn)
conservateur, conservatrice
conservatief (de conservatieve partij)
conservation, la
het bewaren (van voedsel)
conserver
(voedingswaren) bewaren
conserves (f), les
de conserven
considérable, considérable
(een) aanzienlijk (bedrag)
considération, la
de beschouwing
considérer; considéré
(alle mogelijkheden) beschouwen,beschouwd
consigne, la
het bagagedepot (station)
consistant
(een) gegrond (argument)
consister
bestaan (uit)
consolateur; consolatrice
troostend, opbeurend
consolation, la
de troost
consoler
troosten
consolider
(een bouwwerk) verstevigen
consommateur, le
de verbruiker
consommation, la
de consumptie
consommer
(voedsel) verbruiken
consonne, la
de medeklinker
conspiration, la
de samenzwering
conspuer
honen (uitfluiten)
constamment
voortdurend
constant
(een) constant (geluid)
constater; constaté
(een feit) vaststellen, vastgesteld
constituer
(de regering) samenstellen
constitution, la
de grondwet
constructeur, le
de bouwer (fabrikant)
construction, la
de constructie
construire; construit
(een huis) bouwen, gebouwd
consulat, le
het consulaat
consulter; consulté
raadplegen, geraadpleegd
contact, le
het contact (tussen mensen)
contacter
contact opnemen met
contagieux; contagieuse, contagieux
besmettelijk
contamination, la
de besmetting
conte, le
het verhaal (vertelling)
contempler
(iets aandachtig) bekijken
contemporain
(een) hedendaags (schrijver)
contemporain, le
de tijdgenoot
contenance, la
de inhoud (van het reservoir)
contenir; contenu
in bedwang houden, weerhouden,
in bedwang gehouden
contenir; contenant
(225 liter) bevatten, bevattend
content
tevreden (zijn)
contenter
(iemand) tevreden stellen
contenu, le
de inhoud
contestable, contestable
(een) aanvechtbaar (feit)
contestation, la
de aanvechting (betwisting)
contester
(een feit) betwisten
contexte, le
de context
continent, le
het werelddeel
continu
(een) onafgebroken (beweging)
continuation, la
de voortzetting
continuel, continuelle
(een) voortdurend (geluid)
continuer
voortdoen (met praten)
contour, le
de omtrek (omtreklijn van het gebouw)
contracter
(een levensverzekering) afsluiten
contradiction, la
de tegenspraak
contradictoire, contradictoire
(een) tegenstrijdig (antwoord)
contraindre
(iemand) dwingen
contrainte, la
de dwang
contraire, le
het tegendeel
contrairement à
in tegenstelling tot
contrarier
ontstemmen (dat bericht ontstemt mij)
contrarier
(iemands plannen) tegenwerken
contraste, le
het contrast
contrat, le
het contract
contrat de location, le
het huurcontract
contravention, la
de bekeuring (proces-verbaal)
contre
tegen
contre lequel, contre laquelle, contre, lesquels, contre lesquelles; (pron. rel.)
tegen dewelke, tegen hetwelk
contrebande, la
de smokkelarij
contre-battre
fel bestrijden
contredire
tegenspreken
contrée, la
de landstreek
contrefaire
(geld) namaken
contremaître, le
de opzichter (ploegbaas)
contretemps, le
de tegenslag
contrevenir
overtreden
contribuable, le
de belastingbetaler
contribuer; contribué
bijdragen (tot), bijgedragen (tot)
contribution, la
de bijdrage (van geld)
contrôle, le
de controle
contrôler; contrôlé
controleren, gecontroleerd
contrôleur, le
de controleur
convaincre
overtuigen
convaincu
overtuigd (zijn)
convenable; convenable
(een) geschikt (moment)
convenir
passen (die datum past me)
convenir
overeenkomen
convention, la
de overeenkomst (afspraak)
convenu
overeengekomen, afgesproken
conversation, la
het gesprek
convertir
(iemand) bekeren
conviction, la
de overtuiging
convivial; conviviale; conviviaux
harmonieus, gezellig
convocation, la
de bijeenroeping (door een advocaat)
convoi, le; les convois
het konvooi
convoquer
(de vergadering) bijeenroepen
coopérative, la
de coöperatieve (vereniging)
copain, le
de vriend
copie, la
de kopie
copier
(een tekst) overschrijven
copine, la
de vriendin
coq, le
de haan
coquelicot, le
de klaproos
coquet; coquette
koket, elegant
coquille, la
de schelp
corail, le; les coraux
de koraal
corbeau, le; les corbeaux
de raaf
corbeille, la
de mand
corbeille à papier, la
de papiermand
corde, la
het touw
cordial; cordiale; cordiaux
(een) hartelijk (onthaal)
cordonnier, le
de schoenmaker
cornée, la
het hoornvlies
cornichon, le
de augurk
corporel, corporelle
lichamelijk, lichaams-
corps, le; les corps
het lichaam
correct
(het is) correct
correction, la
de verbetering (van huiswerk)
correspondance, la
de correspondentie
correspondre
corresponderen (met een vriend)
correspondre à
overeenkomen met,
overeenstemmen met
corridor, le
de gang (in het huis)
corriger; corrigé
(een tekst) verbeteren, verbeterd
corriger
afstellen, regelen
corrompre
(een getuige) omkopen
cortège, le
de stoet (optocht)
corvée, la
het karwei (een zwaar werk)
costume, le
het kostuum
côte, la
de kust
côté, le
de zijde (zijkant)
cotisation, la
de bijdrage (voor een abonnement)
coton, le
de katoen
cou, le; les cous
de hals
couche, la
de laag (verf)
coucher
(de kinderen) naar bed brengen
coucher de soleil, le
de zonsondergang
coudre
naaien
couler
(naar zee) stromen
couleur, la
de kleur
couloir, le
de gang
coup, le
de slag (klap)
coup de chance, le; les coups de chance
de meevaller