woordjes C2 Flashcards
coup de fil, le; les coups de fil
het telefoontje (conversatie)
coup de pied, le; les coups de pied
de stamp (iemand een stamp geven)
coup de poing, le; les coups de poing
de vuistslag
coup de soleil, le; les coups de soleil
de zonnesteek
coup de vent, le; les coups de vent
de windstoot
coup d’état, le; les coups d’état
de staatsgreep
coup d’oeil, le; les coups d’oeil
de blik, de oogopslag
coupable, coupable
schuldig (zijn)
coupe, la
de beker (ijsbeker)
coupe-faim, le
de eetlustremmer
couper; coupant, coupé
(papier) knippen, snijden,
knippend, geknipt
couple, le
het koppel (een gelukkig koppel)
cour, la
het hof (gerechtshof)
cour d’appel, la
het hof van beroep
cour d’assises, la
het Hof van Assisen
courage, le
de moed
courageux; courageuse; courageux
(een) moedig (man)
couramment
geregeld (zeggen)
courant, le
de stroom (elektriciteit)
courant d’air, le; les courants d’air
de luchtstroom
courbe, la
de curve
courber
doorbuigen (een staaf)
coureur cycliste, le
de wielrenner
courir; couru
(naar het station) lopen
couronne, la
de kroon (van de koning)
couronner
(iemand) kronen (tot keizer)
courrier, le
de post (de ontvangen brieven)
cours, le; les cours
de cursus (wiskunde)
course, la
de wedloop, de wedren
court
kort (een korte mantel)
court-circuit, le
de kortsluiting
courtier, le
de makelaar (tussenhandelaar in wijn)
courtois, courtoise, courtois
hoffelijk (zijn)
courtoisie, la
de hoffelijkheid
court-vêtu; court-vêtue
kortgerokt (vrouwen met korte rokken)
cousin, le
de neef
cousine, la
de nicht (dochter van oom)
coussin, le
het kussen (hoofdkussen)
coût, le
de kosten (van het levensonderhoud)
couteau, le; les couteaux
het mes
coutelas, le
het slagersmes
coûter; coûté
kosten, gekost
coûteux; coûteuse, coûteux
duur (een dure sport)
coutume, la
het gebruik (gewoonte)
couturier, le
de modeontwerper
couvent, le
het klooster
couvercle, le
het deksel
couvert
(een) overdekt (stadion)
couvert, le
het bestek (tafelbestek)
couverture, la
de deken (op een bed)
couvre-chef, le
het hoofddeksel
couvre-lit, le
de sprei
couvrir
(de gewonde met dekens) bedekken
crabe, le
de krab
craie, la
het krijt