Woordjes P Flashcards
pacifique; pacifique
vredelievend (zijn)
page, la
de bladzijde
paiement, le
de betaling
paillasson, le
de deurmat
paille, la
het stro
paillette, la
het lovertje
pain, le
het brood
pair
(een) even (getal)
paire, la
het paar, het stel
paisible; paisible
(een) vredig (landschap)
paître
grazen
paix, la
de vrede
palais, le
het paleis
pâle; pâle
bleek (zijn)
pâleur, la
de bleekheid
palier, le
de overloop (gang)
pâlir
bleek worden, verbleken
pallier
verdoezelen, gedeeltelijk oplossen
pâlot; pâlotte
bleekjes
palper
betasten, bevoelen
pancarte, la
het uithangbord (van de winkel)
panier, le
de korf (met boodschappen)
paniquer; paniqué
in paniek raken, panikeren, gepanikeerd
panne, la
de pech, het defect
panneau de signalisation, le
het verkeersbord
pantalon, le
de broek (lange broek)
pantoufle, la
de pantoffel
papa, le
de papa
pape, le
de paus
papeterie, la
de papierhandel
papier, le
het papier
papier à lettres, le
het briefpapier
papier de verre, le
het schuurpapier
papier peint, le
het behangpapier
papillon, le
de vlinder
paquebot, le
het passagiersschip
Pâques
Pasen
paquet, le
het pakket
par
per, met, langs, via, in, uit, door, over
par ailleurs
overigens
par conséquent
bijgevolg
par devoir
plichtmatig (handelen)
par erreur
per vergissing
par exemple
bijvoorbeeld
par hasard
(iemand) toevallig (tegenkomen)
par l’intermédiaire de
door bemiddeling van (iemand)
par mégarde
door onoplettendheid (de verkeerde brief posten)
par rapport à
in vergelijking met
par retour du courrier
per kerende post
par suite de
ten gevolge van
parachute, le
het valscherm
paradis, le
het paradijs
paradoxe, le
de paradox
paraître; paru
schijnen (het schijnt dat…), geschenen
parallèle; parallèle
parallel (zijn)
paralysé
verlamd (zijn)
parapluie, le
de paraplu
parc, le
het park
parce que
omdat
parcelle, la
het perceel, het kavel
parcomètre, le
de parkeermeter
parcours, le
het traject, de route, de baan
parcourir
(de straten van Antwerpen) doorlopen
pardon
pardon
pardonner
verontschuldigen
pare-brise, le; les pare-brise
de voorruit (van een auto)
pare-chocs, le; les pare-chocs
de bumper
pareil; pareille
(een) dergelijk (geval)
parent, le
de bloedverwant
parenté, la
de verwantschap
parents m, les
de ouders
paresse, la
de luiheid
paresser
luieren
paresseux; paresseuse; paresseux
lui (zijn)
parfaire
voltooien
parfait
volmaakt (zijn)
parfaitement
(jij spreekt) perfect
parfois
soms
parfum, le
het parfum
parfumé
geparfumeerd, geurig
pari, le
de weddenschap
parier
wedden
parieur, le
de gokker
parking, le
de parking
Parlement, le
het Parlement
parlementaire; parlementaire
(het) parlementair (stelsel)
parlementaire, le
het Kamerlid
parler; parlé
praten, gepraat
parler bas
zacht, stil spreken
parler haut
luid spreken
parmi
tussen, onder
parmi lesquels, parmi lesquelles; (pron. rel.)
onder dewelke
paroi, la
de wand
paroisse, la
de parochie
parole, la
het woord
parole d’honneur, la
het erewoord
parquet, le
het parket (vloerbedekking)
parrain, le
de peter
parrainage, le
het peterschap
parsemer; parsemé
bestrooien, bezaaien, bezaaid
part, la
het deel (van een erfenis)
partager; partagé
(een erfenis) verdelen, verdeeld
partager
(een mening) delen
partenaire, le
de partner
parti, le
de partij
parti pris, le
het vooroordeel
partial; partiale; partiaux
(een) partijdig (rechter)
participant, le
de deelnemer
participation, la
de deelneming
participer; participé
deelnemen, deelgenomen
particularité, la
de bijzonderheid
particulier; particulière
(een) bijzonder (teken)
particulièrement
bijzonder, speciaal, vooral
partie, la
het deel, het gedeelte
de partij (juridisch)
het spel, de strijd
partie adverse, la
de tegenpartij (wederpartij)
partie de bras de fer, la
het partijtje armworstelen
partiel; partielle
gedeeltelijk
partiellement
gedeeltelijk
partir
vertrekken
partout
overal
parvenir
(zijn doel) bereiken, (erin) slagen (iets te doen)
pas, le
de pas (schrede)
pas de (la) porte, le
de drempel
pas mal de
heel wat (kinderen)
passable; passable
tamelijk, aanvaardbaar, redelijk
passablement
tamelijk (intelligent zijn)
passage, le
de doorgang
passage à niveau, le; les passages à niveau
de overweg
passage pour piétons, le;
les passages pour piétons
het zebrapad
passager, le
de passagier
passant, le
de voorbijganger
passé, le
het verleden
passé
verleden (week), vorig
passe-partout, le; les passe-partout
de loper (passe-partout)
passeport, le
het paspoort
passer; passé
(de nacht) doorbrengen, doorgebracht
passer; passé
(een examen) afleggen, afgelegd
voorbijgaan, voorbijkomen,
voorbijgegaan
passerelle, la
de loopbrug
passe-temps, le; les passe-temps
het tijdverdrijf
passif; passive
passief (zijn)
passion, la
de hartstocht
passionnant
(een) boeiend (boek)
passionné
hartstochtelijk, vurig, enthousiast
pasteur, le
de dominee
pâte, la
het deeg
pâté, le
de pastei (leverpastei)
paternel; paternelle
(het) vaderlijk (gezag)
pathétique; pathétique
pathetisch (zijn)
patience, la
het geduld
patient, le
de patiënt
patient
geduldig
patin, le
de schaats (om te schaatsen)
patine, la
de patina
patiner
schaatsen
pâtisserie, la
de banketbakkerij
pâtissier, le
de banketbakker
patrie, la
het vaderland
patrimoine, le
het erfdeel (het cultureel erfdeel)
patron, le
de baas (van een café)
patronage, le
het patronaat (bescherming)
patronne, la
de werkgeefster, de bazin
patte, la
de poot (van een dier)
pâturage, le
het weiland (met vee)
pause, la
de pauze
pause-café, la; les pauses-café
de koffiepauze
pauvre; pauvre
(een) arm (land)
pauvreté, la
de armoede
pavillon, le
het paviljoen
paye, la
het loon (uitbetaling)
payer; payé
betalen, betaald
pays, le; les pays
het land
pays natal, le
het geboorteland
paysage, le
het landschap
paysan, le
de boer (landbouwer)
paysan; paysanne
(het) boeren(leven)
paysanne, la
de boerin
péage, le
de tol (wegenbelasting)
péché, le
de zonde
pêche, la
de (vis)vangst
pêcher
vissen
pêcheur, le
de visser
pédaler
trappen (op de fiets)
peigne, le
de kam (voor het haar)
peindre; peint
schilderen, geschilderd
peine de mort, la; les peines de mort
de doodstraf
peiner
zwoegen
peintre, le
de schilder
peinture, la
de verf
péjoratif; péjorative
pejoratief, ongunstig, negatief
pelle, la
de schop (spade)
pellicule, la
het filmpje (voor een fototoestel)
pelouse, la
het grasveld
peluche, la
de knuffel, het knuffelbeest
penché
gebogen, voorovergebogen
pendant
gedurende, tijdens
penderie, la
de hangkast (kleerkast)
pendre
hangen
pendule, la
de klok (in de keuken)
pénétrant
doordringend (een doordringende geur)
pénétrer
binnendringen
pénible; pénible
(een) lastig (werk)
pénombre, la
de schemering
pensée, la
de gedachte
penser; pensé
(aan iemand) denken, gedacht
pensif; pensive
peinzend (een peinzende blik)
pension, la
het pensioen (geldsom)
pensionnaire, le
de pensiongast
pente, la
de helling
Pentecôte, la
Pinksteren
pénurie, la
het tekort, de schaarste
perception, la
de inning (van de belastingen)
percer
boren (in de muur)
perceuse, la
de boor (boormachine)
percevoir
gewaarworden
percolateur, le
de koffiezetmachine
percuter
(tegen een auto) botsen
percuteur, le
de slagpin, de slagpen
perdant, le
de verliezer
perdre; perdu
verliezen, verloren
père, le
de vader
père adoptif, le
de pleegvader
perfection, la
de volmaaktheid
perfectionnement, le
de vervolmaking
perforer
perforeren, doorboren
performance, la
de prestatie (sport)
performant
hoge prestaties leverend
péril, le
het gevaar (risico)
périlleux; périlleuse; périlleux
(een) gevaarlijk (plan)
périmé
(een) verlopen (paspoort)
période, la
de periode
période de transition, la
de overgangsperiode
périphérique, le
de ringweg
perle, la
de parel
permanence, la
de duurzaamheid, de bestendigheid
permanent
(een) permanent (lid)
permettre
(iemand iets) toestaan
permis, le; les permis
de vergunning
(verblijfsvergunning)
permis de conduire, le;
les permis de conduire
het rijbewijs
permission, la
de toestemming
perpendiculaire; perpendiculaire
loodrecht (zijn)
perpétuel; perpétuelle
eeuwigdurend (een eeuwigdurende beweging)
perquisition, la
de huiszoeking
persécuteur; persécutrice
(een) vervolgende (instantie)
persévérance, la
het doorzettingsvermogen
persévérer
doorzetten (met een werk)
persil, le
de peterselie
persister
volharden
personnage, le
het personage
personnalité, la
de persoonlijkheid
personne, la
de persoon
personne ne; (pron. ind.)
niemand
personnel; personnelle
(het) persoonlijk (belang)
personnel, le
het personeel
perspective, la
het perspectief
perspicace; perspicace
(een) scherpzinnig (man)
persuader
(iemand) overreden
perte, la
het verlies (van een juweel)
perturbation, la
de storing (weersomstandigheden)
perturber
verstoren (stakingen verstoren de postbestelling)
pesant
log (een logge stap)
pesanteur, la
de zwaartekracht
peser; pesé
(fruit) wegen, gewogen
pétillant
bruisend (water)
petit
(een) klein (kind)
petit déjeuner, le
het ontbijt
petit pois, le
het erwtje
petite-fille, la; les petites-filles
de kleindochter
petit-fils, le; les petits-fils
de kleinzoon
petits-enfants m, les
de kleinkinderen
pétrole, le
de petroleum
pétrolier, le
de olietanker
peu, un
een beetje
peu à peu
beetje bij beetje
peuple, le
het volk
peur, la
de angst, de vrees, de schrik
peureux; peureuse; peureux
angstig
peut-être
misschien
phare, le
de koplamp
pharmacien, le
de apotheker
phase, la
de fase
phase terminale, la
de eindfase (van een ziekte)
phénomène, le
het fenomeen
philosophe, le
de filosoof
philosophie, la
de filosofie
photo, la
de foto
photocopie, la
de fotokopie
photographe, le
de fotograaf
photographie, la
de fotografie
phrase, la
de zin (een Franse zin)
physique; physique
lichamelijk, lichaams-, fysiek
physiquement
lichamelijk, fysiek
pianiste, le
de pianist
piano, le
de piano
pie, la
de ekster
pièce, la
het onderdeel (van een machine)
pièce, la
het geldstuk (van 1 euro)
pièce, la
de kamer, het vertrek, de ruimte
pièce de rechange, la;
les pièces de rechange
het vervangstuk (van een apparaat)
pied, le
de voet
piège, le
de valstrik
pierre, la
de steen
piétiner
(een bloembed) vertrappen