Woordjes P Flashcards
1
Q
pacifique; pacifique
A
vredelievend (zijn)
2
Q
page, la
A
de bladzijde
3
Q
paiement, le
A
de betaling
4
Q
paillasson, le
A
de deurmat
5
Q
paille, la
A
het stro
6
Q
paillette, la
A
het lovertje
7
Q
pain, le
A
het brood
8
Q
pair
A
(een) even (getal)
9
Q
paire, la
A
het paar, het stel
10
Q
paisible; paisible
A
(een) vredig (landschap)
11
Q
paître
A
grazen
12
Q
paix, la
A
de vrede
13
Q
palais, le
A
het paleis
14
Q
pâle; pâle
A
bleek (zijn)
15
Q
pâleur, la
A
de bleekheid
16
Q
palier, le
A
de overloop (gang)
17
Q
pâlir
A
bleek worden, verbleken
18
Q
pallier
A
verdoezelen, gedeeltelijk oplossen
19
Q
pâlot; pâlotte
A
bleekjes
20
Q
palper
A
betasten, bevoelen
21
Q
pancarte, la
A
het uithangbord (van de winkel)
22
Q
panier, le
A
de korf (met boodschappen)
23
Q
paniquer; paniqué
A
in paniek raken, panikeren, gepanikeerd
24
Q
panne, la
A
de pech, het defect
25
panneau de signalisation, le
het verkeersbord
26
pantalon, le
de broek (lange broek)
27
pantoufle, la
de pantoffel
28
papa, le
de papa
29
pape, le
de paus
30
papeterie, la
de papierhandel
31
papier, le
het papier
32
papier à lettres, le
het briefpapier
33
papier de verre, le
het schuurpapier
34
papier peint, le
het behangpapier
35
papillon, le
de vlinder
36
paquebot, le
het passagiersschip
37
Pâques
Pasen
38
paquet, le
het pakket
39
par
per, met, langs, via, in, uit, door, over
40
par ailleurs
overigens
41
par conséquent
bijgevolg
42
par devoir
plichtmatig (handelen)
43
par erreur
per vergissing
44
par exemple
bijvoorbeeld
45
par hasard
(iemand) toevallig (tegenkomen)
46
par l'intermédiaire de
door bemiddeling van (iemand)
47
par mégarde
door onoplettendheid (de verkeerde brief posten)
48
par rapport à
in vergelijking met
49
par retour du courrier
per kerende post
50
par suite de
ten gevolge van
51
parachute, le
het valscherm
52
paradis, le
het paradijs
53
paradoxe, le
de paradox
54
paraître; paru
schijnen (het schijnt dat...), geschenen
55
parallèle; parallèle
parallel (zijn)
56
paralysé
verlamd (zijn)
57
parapluie, le
de paraplu
58
parc, le
het park
59
parce que
omdat
60
parcelle, la
het perceel, het kavel
61
parcomètre, le
de parkeermeter
62
parcours, le
het traject, de route, de baan
63
parcourir
(de straten van Antwerpen) doorlopen
64
pardon
pardon
65
pardonner
verontschuldigen
66
pare-brise, le; les pare-brise
de voorruit (van een auto)
67
pare-chocs, le; les pare-chocs
de bumper
68
pareil; pareille
(een) dergelijk (geval)
69
parent, le
de bloedverwant
70
parenté, la
de verwantschap
71
parents m, les
de ouders
72
paresse, la
de luiheid
73
paresser
luieren
74
paresseux; paresseuse; paresseux
lui (zijn)
75
parfaire
voltooien
76
parfait
volmaakt (zijn)
77
parfaitement
(jij spreekt) perfect
78
parfois
soms
79
parfum, le
het parfum
80
parfumé
geparfumeerd, geurig
81
pari, le
de weddenschap
82
parier
wedden
83
parieur, le
de gokker
84
parking, le
de parking
85
Parlement, le
het Parlement
86
parlementaire; parlementaire
(het) parlementair (stelsel)
87
parlementaire, le
het Kamerlid
88
parler; parlé
praten, gepraat
89
parler bas
zacht, stil spreken
90
parler haut
luid spreken
91
parmi
tussen, onder
92
parmi lesquels, parmi lesquelles; (pron. rel.)
onder dewelke
93
paroi, la
de wand
94
paroisse, la
de parochie
95
parole, la
het woord
96
parole d'honneur, la
het erewoord
97
parquet, le
het parket (vloerbedekking)
98
parrain, le
de peter
99
parrainage, le
het peterschap
100
parsemer; parsemé
bestrooien, bezaaien, bezaaid
101
part, la
het deel (van een erfenis)
102
partager; partagé
(een erfenis) verdelen, verdeeld
103
partager
(een mening) delen
104
partenaire, le
de partner
105
parti, le
de partij
106
parti pris, le
het vooroordeel
107
partial; partiale; partiaux
(een) partijdig (rechter)
108
participant, le
de deelnemer
109
participation, la
de deelneming
110
participer; participé
deelnemen, deelgenomen
111
particularité, la
de bijzonderheid
112
particulier; particulière
(een) bijzonder (teken)
113
particulièrement
bijzonder, speciaal, vooral
114
partie, la
het deel, het gedeelte
de partij (juridisch)
het spel, de strijd
115
partie adverse, la
de tegenpartij (wederpartij)
116
partie de bras de fer, la
het partijtje armworstelen
117
partiel; partielle
gedeeltelijk
118
partiellement
gedeeltelijk
119
partir
vertrekken
120
partout
overal
121
parvenir
(zijn doel) bereiken, (erin) slagen (iets te doen)
122
pas, le
de pas (schrede)
123
pas de (la) porte, le
de drempel
124
pas mal de
heel wat (kinderen)
125
passable; passable
tamelijk, aanvaardbaar, redelijk
126
passablement
tamelijk (intelligent zijn)
127
passage, le
de doorgang
128
passage à niveau, le; les passages à niveau
de overweg
129
passage pour piétons, le;
| les passages pour piétons
het zebrapad
130
passager, le
de passagier
131
passant, le
de voorbijganger
132
passé, le
het verleden
133
passé
verleden (week), vorig
134
passe-partout, le; les passe-partout
de loper (passe-partout)
135
passeport, le
het paspoort
136
passer; passé
(de nacht) doorbrengen, doorgebracht
137
passer; passé
(een examen) afleggen, afgelegd
voorbijgaan, voorbijkomen,
voorbijgegaan
138
passerelle, la
de loopbrug
139
passe-temps, le; les passe-temps
het tijdverdrijf
140
passif; passive
passief (zijn)
141
passion, la
de hartstocht
142
passionnant
(een) boeiend (boek)
143
passionné
hartstochtelijk, vurig, enthousiast
144
pasteur, le
de dominee
145
pâte, la
het deeg
146
pâté, le
de pastei (leverpastei)
147
paternel; paternelle
(het) vaderlijk (gezag)
148
pathétique; pathétique
pathetisch (zijn)
149
patience, la
het geduld
150
patient, le
de patiënt
151
patient
geduldig
152
patin, le
de schaats (om te schaatsen)
153
patine, la
de patina
154
patiner
schaatsen
155
pâtisserie, la
de banketbakkerij
156
pâtissier, le
de banketbakker
157
patrie, la
het vaderland
158
patrimoine, le
het erfdeel (het cultureel erfdeel)
159
patron, le
de baas (van een café)
160
patronage, le
het patronaat (bescherming)
161
patronne, la
de werkgeefster, de bazin
162
patte, la
de poot (van een dier)
163
pâturage, le
het weiland (met vee)
164
pause, la
de pauze
165
pause-café, la; les pauses-café
de koffiepauze
166
pauvre; pauvre
(een) arm (land)
167
pauvreté, la
de armoede
168
pavillon, le
het paviljoen
169
paye, la
het loon (uitbetaling)
170
payer; payé
betalen, betaald
171
pays, le; les pays
het land
172
pays natal, le
het geboorteland
173
paysage, le
het landschap
174
paysan, le
de boer (landbouwer)
175
paysan; paysanne
(het) boeren(leven)
176
paysanne, la
de boerin
177
péage, le
de tol (wegenbelasting)
178
péché, le
de zonde
179
pêche, la
de (vis)vangst
180
pêcher
vissen
181
pêcheur, le
de visser
182
pédaler
trappen (op de fiets)
183
peigne, le
de kam (voor het haar)
184
peindre; peint
schilderen, geschilderd
185
peine de mort, la; les peines de mort
de doodstraf
186
peiner
zwoegen
187
peintre, le
de schilder
188
peinture, la
de verf
189
péjoratif; péjorative
pejoratief, ongunstig, negatief
190
pelle, la
de schop (spade)
191
pellicule, la
het filmpje (voor een fototoestel)
192
pelouse, la
het grasveld
193
peluche, la
de knuffel, het knuffelbeest
194
penché
gebogen, voorovergebogen
195
pendant
gedurende, tijdens
196
penderie, la
de hangkast (kleerkast)
197
pendre
hangen
198
pendule, la
de klok (in de keuken)
199
pénétrant
doordringend (een doordringende geur)
200
pénétrer
binnendringen
201
pénible; pénible
(een) lastig (werk)
202
pénombre, la
de schemering
203
pensée, la
de gedachte
204
penser; pensé
(aan iemand) denken, gedacht
205
pensif; pensive
peinzend (een peinzende blik)
206
pension, la
het pensioen (geldsom)
207
pensionnaire, le
de pensiongast
208
pente, la
de helling
209
Pentecôte, la
Pinksteren
210
pénurie, la
het tekort, de schaarste
211
perception, la
de inning (van de belastingen)
212
percer
boren (in de muur)
213
perceuse, la
de boor (boormachine)
214
percevoir
gewaarworden
215
percolateur, le
de koffiezetmachine
216
percuter
(tegen een auto) botsen
217
percuteur, le
de slagpin, de slagpen
218
perdant, le
de verliezer
219
perdre; perdu
verliezen, verloren
220
père, le
de vader
221
père adoptif, le
de pleegvader
222
perfection, la
de volmaaktheid
223
perfectionnement, le
de vervolmaking
224
perforer
perforeren, doorboren
225
performance, la
de prestatie (sport)
226
performant
hoge prestaties leverend
227
péril, le
het gevaar (risico)
228
périlleux; périlleuse; périlleux
(een) gevaarlijk (plan)
229
périmé
(een) verlopen (paspoort)
230
période, la
de periode
231
période de transition, la
de overgangsperiode
232
périphérique, le
de ringweg
233
perle, la
de parel
234
permanence, la
de duurzaamheid, de bestendigheid
235
permanent
(een) permanent (lid)
236
permettre
(iemand iets) toestaan
237
permis, le; les permis
| de vergunning
(verblijfsvergunning)
238
permis de conduire, le;
| les permis de conduire
het rijbewijs
239
permission, la
de toestemming
240
perpendiculaire; perpendiculaire
loodrecht (zijn)
241
perpétuel; perpétuelle
eeuwigdurend (een eeuwigdurende beweging)
242
perquisition, la
de huiszoeking
243
persécuteur; persécutrice
(een) vervolgende (instantie)
244
persévérance, la
het doorzettingsvermogen
245
persévérer
doorzetten (met een werk)
246
persil, le
de peterselie
247
persister
volharden
248
personnage, le
het personage
249
personnalité, la
de persoonlijkheid
250
personne, la
de persoon
251
personne ne; (pron. ind.)
niemand
252
personnel; personnelle
(het) persoonlijk (belang)
253
personnel, le
het personeel
254
perspective, la
het perspectief
255
perspicace; perspicace
(een) scherpzinnig (man)
256
persuader
(iemand) overreden
257
perte, la
het verlies (van een juweel)
258
perturbation, la
de storing (weersomstandigheden)
259
perturber
verstoren (stakingen verstoren de postbestelling)
260
pesant
log (een logge stap)
261
pesanteur, la
de zwaartekracht
262
peser; pesé
(fruit) wegen, gewogen
263
pétillant
bruisend (water)
264
petit
(een) klein (kind)
265
petit déjeuner, le
het ontbijt
266
petit pois, le
het erwtje
267
petite-fille, la; les petites-filles
de kleindochter
268
petit-fils, le; les petits-fils
de kleinzoon
269
petits-enfants m, les
de kleinkinderen
270
pétrole, le
de petroleum
271
pétrolier, le
de olietanker
272
peu, un
een beetje
273
peu à peu
beetje bij beetje
274
peuple, le
het volk
275
peur, la
de angst, de vrees, de schrik
276
peureux; peureuse; peureux
angstig
277
peut-être
misschien
278
phare, le
de koplamp
279
pharmacien, le
de apotheker
280
phase, la
de fase
281
phase terminale, la
de eindfase (van een ziekte)
282
phénomène, le
het fenomeen
283
philosophe, le
de filosoof
284
philosophie, la
de filosofie
285
photo, la
de foto
286
photocopie, la
de fotokopie
287
photographe, le
de fotograaf
288
photographie, la
de fotografie
289
phrase, la
de zin (een Franse zin)
290
physique; physique
lichamelijk, lichaams-, fysiek
291
physiquement
lichamelijk, fysiek
292
pianiste, le
de pianist
293
piano, le
de piano
294
pie, la
de ekster
295
pièce, la
het onderdeel (van een machine)
296
pièce, la
het geldstuk (van 1 euro)
297
pièce, la
de kamer, het vertrek, de ruimte
298
pièce de rechange, la;
| les pièces de rechange
het vervangstuk (van een apparaat)
299
pied, le
de voet
300
piège, le
de valstrik
301
pierre, la
de steen
302
piétiner
(een bloembed) vertrappen
303
piéton, le
de voetganger
304
pieu, le; les pieux
de (hei)paal
305
pieux; pieuse; pieux
vroom (zijn)
306
pigeon, le
de duif
307
pile, la
de batterij (in een elektrisch toestel)
308
pilier, le
de pilaar
309
pillage, le
de plundering
310
piller
plunderen
311
pilote, le
de piloot
312
piloter
(een vliegtuig) besturen
313
pin, le
de dennenboom
314
pinceau, le
het penseel
315
pincée, la
het snuifje (zout)
316
pincer
(iemand in de arm) knijpen
317
pioche, la
het houweel
318
pipe, la
de pijp (een pijp roken)
319
pipeline, le
de pijpleiding (voor olie, gas)
320
pique-nique, le; les pique-niques
de picknick
321
piquer
prikken (steken)
322
piquet, le
het piket (paaltje)
323
piqûre, la
de injectie, de prik
324
pire
slechter
325
pire, le
het ergste, het slechtste
326
pis
slechter, erger
327
piscine, la
het zwembad
328
piste, la
het spoor
329
piste cyclable, la
het fietspad
330
pistolet, le
het pistool
331
pitoyable; pitoyable
meelijwekkend (een meelijwekkende
| blik)
332
pittoresque; pittoresque
(een) schilderachtig (plekje)
333
pizza, la
de pizza
334
pizzeria, la
de pizzeria
335
placard, le
de muurkast
336
place, la
de plaats (ruimte)
337
placement, le
de belegging (van geld)
338
placer; placé
(een kast) plaatsen, geplaatst
339
plafond, le
het plafond
340
plage, la
het strand
341
plaider
pleiten
342
plaidoirie, la
het pleidooi
343
plaine, la
de vlakte
344
plainte, la
de klacht
345
plaire
bevallen (aanstaan), plezierig vinden
346
plaisant
(het is) plezierig
347
plaisanter
grapjes maken (over iets)
348
plaisanterie, la
het grapje
349
plaisir, le
het plezier
350
plan, le
het plan (stadsplan)
351
plan, le
de plattegrond
352
plan de travail, le; les plans de travail
het werkblad
353
planche, la
de plank
354
planche à voile, la; les planches à voile
de surfplank (windsurfen)
355
plancher, le
de houten vloer
356
planer
zweven
357
planétaire; planétaire
planetair
358
planète, la
de planeet
359
plantation, la
de beplanting
360
plante, la
de plant
361
planter; planté
(een boom) planten, geplant
362
plaque, la
de plaat (in metaal)
363
plaque d'immatriculation, la;
| les plaques d’immatriculation
de nummerplaat
364
plastique, le
het plastic
365
plat, le
de schotel (dagschotel)
366
plat
(een) plat (bord)
367
plat de résistance, le; les plats de résistance
het hoofdgerecht
368
plat préféré, le
het lievelingsgerecht
369
plateau, le; les plateaux
het dienblad
370
plate-forme, la
het booreiland
371
plâtre
het gipsverband
372
plein
(een) vol (glas)
| zijn zakken) vol (geld hebben
373
pleinement
volkomen (akkoord gaan)
374
pleurer
wenen
375
pleuvoir; plu
regenen, geregend
376
pli, le
de plooi
377
plier
(een blad papier) plooien
378
plomb, le
het lood
379
plomberie, la
de loodgieterij
380
plombier, le
de loodgieter
381
plongeant
duikend, naar beneden gericht
382
plongeon, le
de duik, de duiksprong
383
plonger
duiken
384
plongeur, le
de duiker
385
pluie, la
de regen
386
pluie acide, la
de zure regen
387
plume, la
de veer (van een vogel)
388
pluriel, le
het meervoud
389
plusieurs
verschillende, meer dan één
390
plutôt
(hij is) eerder (humeurig dan koppig)
391
pneu, le; les pneus
de band (van de auto)
392
poche, la
de zak (van een broek)
393
poêle, le
de kachel
394
poème, le
het gedicht
395
poésie, la
de poëzie
396
poète, le
de dichter
397
poétique; poétique
(een) poëtisch (karakter)
398
poids, le
het gewicht
399
poids lourd, le; les poids lourds
de vrachtwagen (zware vrachtwagen)
400
poignée, la
een handvol (zout)
401
poignée de main, la
de handdruk
402
poinçonneuse, la
de kniptang
403
poinçonneuse, la
| de ponsmachine, de
perforeermachine
404
poing, le
de vuist
405
point, le
het punt (leesteken)
406
point de, (ne)
geen
407
point de repère, le; les points de repère
het herkenningsteken (richtpunt)
408
point de vue, le; les points de vue
het standpunt
409
point d'ébullition, le; les points d’ébullition
het kookpunt
410
pointe, la
de punt (van een potlood)
411
pointer
(namen) aanstippen (op een lijst)
412
pointu
(een) puntig (dak)
413
pointure, la
de schoenmaat
414
poire, la
de peer
415
poireau, le
de prei
416
poisson, le
de vis
417
poissonnier, le
de vishandelaar
418
poivre, le
de peper
419
polaire; polaire
polaire, pool-
420
polémique, la
de polemiek
421
poli
beleefd (zijn)
422
police, la
de politie
423
policier, le
de politieman
424
polir
polijsten
425
politesse, la
de beleefdheid
426
politicien, le
de politicus
427
politique, la
de politiek
428
polluer
(het milieu) verontreinigen
429
pollution, la
de vervuiling (van het milieu)
430
polynésien; polynésienne
Polynesisch
431
pomme, la
de appel (fruit)
432
pomme de terre, la; les pommes de terre
de aardappel
433
pompe, la
de pomp
434
pompiers m, les
de brandweer
435
pompiste, le
de pompbediende
436
poncho, le
de poncho
437
pondre
(een ei) leggen
438
pont, l
de brug
439
populaire; populaire
populair (zijn)
440
population, la
de bevolking
441
porc, le
het varkensvlees
442
porcelaine, la
het porseleinen voorwerp
443
port, le
de haven
| het dragen
444
portable, le
de draagbare computer
445
portail, le
het portaal (monumentaal)
446
portatif; portative
(een) draagbaar (televisietoestel)
447
porte, la
de deur
448
porte coulissante, la
de schuifdeur
449
porte-bagages, le; les porte-bagages
de bagagedrager (van een fiets)
450
porte-clés, le; les porte-clés
de sleutelhanger
451
portée, la
de draagwijdte
452
portefeuille, le; les portefeuilles
de portefeuille
453
portemanteau, le; les portemanteaux
de kapstok
454
porte-monnaie, le; les porte-monnaie
de portemonnee
455
porte-parole, le; les porte-parole
de woordvoerder
456
porter; porté
(een koffer) dragen, gedragen
457
porter plainte
klacht indienen (tegen iemand)
458
porteur, le
de drager (bezorger)
459
porte-voix, le; les porte-voix
de megafoon
460
portillon, le
de klapdeur (klein en laag)
461
portion, la
de portie
462
portrait, le
het portret
463
portugais; portugaise; portugais
Portugees
464
portugais, le
het Portugees
465
Portugais, le
de Portugees
466
Portugal, le
Portugal
467
pose, la
de houding, de stand, de pose
468
poser; posé
(de koffer op de grond) neerzetten, neergezet
469
poser une question; posé
een vraag stellen, gesteld
470
positif; positive
(een) positief (resultaat)
471
position, la
de ligging (op een kaart)
472
posséder; possédant
bezitten, bezittend
473
possession, la
het bezit
474
possibilité, la
de mogelijkheid
475
possible; possible
(dat is) mogelijk
476
poste, la
de post (posterijen)
477
poste, le
de functie, de betrekking
478
poster
posten
| plaatsen, opstellen
479
postérieur
(op een) later (tijdstip)
480
postier, le
de postbeambte
481
pot, le
de pot (bloempot)
482
potable; potable
drinkbaar (water)
483
potage, le
de soep
484
potager, le
de moestuin
485
poteau, le
de paal (telefoonpaal)
486
pou, le; les poux
de luis
487
poubelle, la
de vuilnisbak
488
poudre, la
het poeder
489
poulain, le
het veulen
490
poule, la
de kip
491
poulet, le
de kip (op het menu)
492
poumon, le
de long
493
poupée, la
de pop
494
poupin
popperig, poppig
495
pour
om, om te, voor, wegens
496
pour autant
echter, toch
497
pour cent
(95) procent
498
pour de bon
(hij is) voor altijd (vertrokken)
499
pour le moment
op dit ogenblik
500
pour que
opdat
501
pourboire, le
de fooi
502
pourcentage, le
het percentage
503
pourfendre
bestrijden
504
pourparlers m, les
```
de besprekingen
(onderhandelingen)
```
505
pourquoi?
waarom?
506
pourrir
rotten
507
poursuivre
(een doel) nastreven
508
poursuivre; poursuivi
achtervolgen, achtervolgd
509
pourtant
nochtans (echter)
510
pourvoir; pourvu
voorzien in; voorzien in
511
pourvu que
als...maar (als je maar komt)
512
poussée, la
de duw (stoot)
513
pousser; poussé
duwen, geduwd
514
poussière, la
het stof (afnemen)
515
poussiéreux; poussiéreuse, poussiéreux
(een) stoffig (lokaal)
516
poutre, la
de balk
517
pouvoir; pu
kunnen, gekund
518
pouvoir, le
de kracht, de macht
519
pouvoir d'achat, le
de koopkracht
520
praline, la
de praline, de bonbon
521
pratiquant
praktiserend (katholiek zijn)
522
pratique, la
de praktijk
523
pratique; pratique
(een) praktisch (werktuig)
524
pratiquement
praktisch (bijna)
525
pratiquer
(een sport) beoefenen
526
pré, le
de wei
527
préalable; préalable
voorafgaand (zonder voorafgaande mededeling)
528
précaire; précaire
hachelijk (een hachelijke situatie)
529
précaution, la
de voorzorg
530
précédé
voorafgegaan (zijn door)
531
précédent
vorig (de vorige dag)
532
précéder
voorafgaan
533
prêcher
preken
534
précieux; précieuse; précieux
(een) kostbaar (juweel)
535
précipitation, la
de overhaasting
536
précipiter
bespoedigen
537
précis
(een) nauwkeurig (werk)
538
précisément
precies (te werk gaan)
539
préciser
preciseren
540
précision, la
de nauwkeurigheid
541
précoce; précoce
vroegtijdig (een vroegtijdige dood)
542
précolombien; précolombienne
pre-Columbiaans
543
prédécesseur, le
de voorganger
544
prédire
voorspellen
545
préface, la
het voorwoord (van een boek)
546
préfecture, la
de prefectuur
547
préférable; préférable
(het is) verkieslijk
548
préféré
lievelings-, favoriet, favoriete
549
préférence, la
de voorkeur
550
préférer
verkiezen (ik verkies thuis te blijven)
551
préfet, le
de prefect
552
préjudice, le
de schade (morele schade)
553
préjugé, le
het vooroordeel
554
prélèvement, le
het afnemen
555
prémédité
beraamd (een beraamde daad)
556
premier; première
eerst (de eerste dag)
557
premièrement
eerst (dit afwerken)
558
premiers soin m, les
de eerste hulp
559
prendre; pris
nemen, genomen
560
prendre congé
afscheid nemen (van iemand)
561
prendre des mesures
maatregelen treffen
562
prendre feu
vuur vatten, in brand raken
563
prendre garde
oppassen (voor de auto's)
564
prendre le relais
het overnemen
565
prendre quelque chose en main
iets ter hand nemen, aanpakken
566
prendre sa retraite
met pensioen gaan
567
prénom, le
de voornaam
568
préoccupation, la
de bezorgdheid
569
préparation, la
de voorbereiding
570
préparer; préparant, préparé
voorbereiden, bereiden, bereidend,bereid
571
préposition, la
het voorzetsel
572
près de
dichtbij (het stadhuis)
573
prescrire
voorschrijven
574
présence, la
de aanwezigheid
575
présent, le
het heden
576
présent
aanwezig
577
présentable; présentable
(een) toonbaar (interieur)
578
présentation, la
het voorstellen (van een persoon)
579
présenter
(zijn verloofde) voorstellen
580
présenter; présenté
(zijn deelneming) betuigen, aanbieden,
| aangeboden
581
présenter des symptômes
(symptomen) vertonen
582
préserver
bewaren, beschermen
583
président, le
de voorzitter
584
présider
(een vergadering) voorzitten
585
presque
bijna
586
presqu'île, la
het schiereiland
587
pressant
dringend (een dringende behoefte)
588
presse, la
de pers (media)
589
pressé
gehaast (zijn)
590
presse-fruits, le; les presse-fruits
de vruchtenpers
591
pressentiment, le
het voorgevoel
592
pressentir
een voorgevoel hebben, vermoeden
593
presser le pas
vlugger gaan lopen, zijn stappen versnellen
594
pressing, le
de stomerij (droogkuis)
595
prestidigitateur, le
de goochelaar
596
présumer
vermoeden (ik vermoed dat...)
597
prêt, le
de lening
598
prêt
klaar (zijn om te vertrekken)
599
prétendre
beweren
600
prétendu
zogenaamd (een zogenaamde vriend)
601
prétentieux; prétentieuse; prétentieux
(een) verwaand (kind)
602
prétention, la
de pretentie
603
prêter
uitlenen
604
prêter attention
aandacht schenken (aan iemand)
605
prêter serment
de eed afleggen
606
prétexte, le
het voorwendsel
607
prêtre, le
de priester
608
preuve, la
het bewijs
609
prévaloir
zegevieren
610
prévenir; prévenu
(iemand) verwittigen, verwittigd
611
prévenir
voorkomen
612
prévisible; prévisible
(het was) te voorzien
613
prévisions f, les
de verwachtingen (weersverwachtingen)
614
prévoir
(moeilijkheden) voorzien
615
prévoyant
(een) vooruitziend (man)
616
prévu
voorzien (de voorziene dag)
617
prier
bidden
| verzoeken, vragen
618
prière, la
het gebed
619
prime, la
de premie
620
primitif; primitive
primitief (zijn)
621
primordial; primordiale; primordiaux
(het is) uiterst belangrijk
622
prince, le
de prins
623
princesse, la
de prinses
624
principal; principale; principaux
(het) voornaamste (gebouw)
625
principalement
hoofdzakelijk (letten op...)
626
printemps, le
de lente
627
priorité, la
de voorrang (in het verkeer)
628
prise de courant, la
het stopcontact
629
prison, la
de gevangenis
630
prisonnier, le
de gevangene
631
privé
privé, particulier
632
priver
(iemand van zijn rechten) beroven
633
privilège, le
het voorrecht
634
privilégié
bevoorrecht (zijn)
635
prix, le; les prix
de prijs
636
prix indicatif, le
de richtprijs
637
probable; probable
(het is) waarschijnlijk
638
probablement
waarschijnlijk (komen ze)
639
problème, le
het probleem
640
procédé, le
de werkwijze
641
procéder
te werk gaan
642
procéder à
overgaan tot (een werk)
643
procès, le
het proces
644
procès-verbal, le; les procès-verbaux
het proces-verbaal
645
prochain, le
de medemens
646
prochain
volgend (weekend)
647
proche; proche
(een) nabijgelegen (plaats)
648
proclamer
(de uitslag) bekendmaken
649
procurer
(iemand kapitaal) verschaffen
650
producteur, le
de producent
651
production, la
de productie
652
produire
(graan) voortbrengen, produceren
653
produit, le
het product
654
produit laitier, le
het melkproduct
655
proéminent
uitstekend, vooruitstekend
656
prof, le
de leraar, de professor
657
professer
(een theorie) verkondigen
658
professeur, le
de leraar
659
profession, la
het beroep
660
professionnel; professionnelle
(een) professioneel (sportman)
661
profil, le
het profiel
662
profit, le
de winst (geld)
663
profiter
genieten (van het goede weer)
664
profond
(een) diep (gat)
665
profondément
diep
666
profondeur, la
de diepte
667
programme, le
het programma
668
programmer
programmeren
669
progrès, le
de vooruitgang
670
progresser
vorderen (de werken vorderen)
671
progressif; progressive
geleidelijk (een geleidelijke verandering)
672
progression, la
de vooruitgang
673
prohiber
(bij de wet) verbieden
674
proie, la
de prooi
675
projecteur, le
de spotlight, de schijnwerper
676
projet, le
het project
677
projeter; projeté
projecteren, geprojecteerd
678
prolixe; prolixe
breedvoerig (een breedvoerige
| redevoering)
679
prolongation, la
de verlenging (van een wedstrijd)
680
prolongement, le
de verlenging (van een autoweg)
681
prolonger
(een match) verlengen
682
promenade, la
de wandeling
683
promeneur, le
de wandelaar
684
promesse, la
de belofte
685
promettre; promis
beloven, beloofd
686
promotion, la
de bevordering (tot secretaris)
687
promouvoir
(een nieuw product) promoten
688
promouvoir
promoveren, bevorderen (tot een hogere functie)
689
prompt
(een) spoedig (herstel)
690
prononcer
(een woord) uitspreken
691
prononciation, la
de uitspraak (van een bepaald woord)
692
propice; propice
(een) gunstig (moment afwachten)
693
proportion, la
de verhouding (tussen de onderdelen)
694
propos m, les
het gepraat
695
proposer; proposé
(een plan) voorstellen, voorgesteld
696
proposition, la
het voorstel
697
propre; propre
(een) proper (appartement)
698
propre à
(een karaktertrek) eigen aan (iemand)
699
propreté, la
de netheid (in het huis)
700
propriétaire, le
de eigenaar (van het huis)
701
propriété, la
de eigendom
702
proscrire
(juridisch) verbieden
703
prospérer
voorspoedig zijn
704
prospérité, la
de voorspoed
705
protagoniste, le
de hoofdrolspeler
706
protecteur, le; la protectrice
de beschermer
707
protecteur; protectrice
beschermend
708
protection, la
de bescherming
709
protégé, le
de beschermeling
710
protéger
beschermen
711
protestation, la
het protest
712
protester; protesté
protesteren, geprotesteerd
713
prouver
bewijzen
714
provenance, la
de herkomst
715
provençal; provençale; provençaux
Provençaals
716
provenir
afkomstig zijn (deze dadels zijn afkomstig uit Tunesië)
717
province, la
de provincie
718
provincial; provinciale; provinciaux
(het) provinciaal (belang)
719
provision, la
de voorraad
720
provisoire; provisoire
(een) voorlopig (oordeel)
721
provocant
uitdagend, provocerend
722
provoquer
uitdagen (door te tarten)
| veroorzaken, teweegbrengen
723
proximité, la
de nabijheid
724
prudemment
voorzichtig
725
prudence, la
de voorzichtigheid
726
prudent
voorzichtig (zijn)
727
prune, la
de pruim
728
psychologique; psychologique
psychologisch
729
psychologue, le
de psycholoog
730
pub, la
| la publicité
de reclame
731
pub, le
de pub (Engelse kroeg)
732
public; publique
(een) openbaar (gebouw)
733
publication, la
de publicatie
734
publicitaire; publicitaire
publicitaire, reclame-
735
publicité, la
de reclame
736
publier
(een boek) publiceren
737
puce, la
de chip (computer)
738
pudeur, la
het schaamtegevoel
739
puer
stinken
740
puéricultrice, la
de kinderverzorgster
741
puis
daarna (vervolgens)
742
puiser
(water) putten (uit een bron)
743
puisque
vermits
744
puissance, la
de macht (kracht)
745
puissan
(een) machtig (politicus)
746
puits, le
de put
747
pull, le
de trui
748
punir
straffen
749
punition, la
de straf
750
pupitreur, le; la pupitreuse
de deskoperator, de computeroperator
751
pur
zuiver (zuivere wijn)
752
pureté, la
de zuiverheid (van het product)
753
purifier
zuiveren, reinigen
754
puzzle, le
de puzzel
755
pyjama, le
de pyjama