woordjes G Flashcards
groupe, le
de groep
groupement, le
de groepering
grouper
groeperen
grue, la
de kraan (toestel)
guenilles f, les
de lompen (versleten kleren)
guêpe, la
de wesp
guéridon, le
het pronktafeltje
guérir; guéri
genezen, genezen
guerre, la
de oorlog
guerre du Golfe, la
de Golfoorlog
guerre mondiale, la
de wereldoorlog
guetter
bespieden
gueule, la
de muil (bek)
guichet, le
het loket
guide, le
de gids
guide touristique, le
de reisgids (boek)
gâcher
(iemands humeur) verknoeien
gaffe, la
de flater
gage, le
het pand (iets in onderpand geven)
gagnant, le
de winnaar
gagner; gagné
winnen, gewonnen
gagner
verdienen
gai
(een) opgewekt (karakter)
gaieté, la
de vrolijkheid
gain, le
het winnen (van een proces)
galbé
gerond, gewelfd
galoper
galopperen
gambader
dartelen (van vreugde)
gamin, le
de kwajongen
gamme, la
het gamma (van aanbiedingen)
Gand m
Gent
gangster, le
de gangster
gant, le
de handschoen
garage, le
de garage
garagiste, le
de garagist
garantie, la
de waarborg
garantir; garanti
waarborgen, garanderen,
gegarandeerd
garçon, le
de jongen
garde, le
de bewaker
garde du corps, le; les gardes du corps
de lijfwacht
garde-boue, le; les garde-boue
het spatbord
garder
(de kinderen) bijhouden
garder; gardé
bewaren, bewaard
garderie, la
de kinderbewaarplaats
garde-robe, la; les garde-robes
de kleerkast
gardien, le
de bewaker
gardien de but, le
de keeper, de doelman
gare, la
het station
garer
(de auto) parkeren
garnir
versieren
gars, le
de kerel, de jongen
gaspiller
(geld) verspillen
gastronomie, la
de gastronomie
gâté
(een) verwend (kind)
gâteau, le; les gâteaux
de taart
gâter
(een kind) verwennen
gauche
links
gauche; gauche
onhandig, stuntelig
gaz, le
het gas
géant, le
de reus
gel, le
gelée, la
geler
vriezen
gênant
(een) storend (geluid)
gendarme, le
de rijkswachter
gendarmerie, la
de rijkswacht
gendre, le
de schoonzoon
gêner; gêné
storen (hinderen), gestoord
général; générale; généraux
(een) algemeen (verschijnsel)
général, le; les généraux
de generaal
généralement
algemeen, gewoonlijk
généraliser
veralgemenen
généralité, la
het algemeen idee, de overgrote meerderheid
génération, la
de generatie
généreux; généreuse; généreux
vrijgevig (zijn)
générosité, la
de vrijgevigheid
génial; géniale; géniaux
geniaal, briljant
génie, le
het genie
genou, le; les genoux
de knie
genre, le
het soort, het type
gens m, les
de mensen
gentil; gentille
vriendelijk (zijn)
gentillesse, la
de vriendelijkheid
gentleman, le; les gentlemen
de heer
géographie, la
de aardrijkskunde
géographique; géographique
(een) aardrijkskundig (woordenboek)
géomètre, le
de meetkundige
géométrie, la
de meetkunde
géométrique; géométrique
meetkundig (een meetkundige figuur)
gérant, le
de beheerder (van een zaak)
gérante, la
de beheerster (van een zaak)
gerbe, la
de bos (bloemen)
gérer
(een handelszaak) beheren
germain
vol (een volle neef)
germe, le
de kiem
gésir
liggen
geste, le
het gebaar (beweging)
gestion, la
het beheer (van het bedrijf)
gibier, le
het wild (jacht)
gifle, la
de oorvijg
gifler
een klap (om de oren) geven
gigantesque; gigantesque
(een) reusachtig (moment)
girouette, la
de windwijzer
gitan, le
de zigeuner
givre, le
de rijp (rijm)
glace, la
het ijs (om te eten)
glacé
bevroren (sneeuw)
glacer
doen bevriezen (die kou doet me bevriezen)
glacial; glaciale; glacials
ijzig (een ijzige wind)
glacial; glaciale; glaciaux
bijtend (bijtende spot)
glacier, le
de gletsjer
glaçon, le
het ijsblokje
glisser; glissé
glijden, uitglijden, uitgegleden
global; globale; globaux
(een) globaal (overzicht)
globe, le
de aardbol
gloire, la
de roem
glorieux; glorieuse; glorieux
(een) roemrijk (verleden)
gobelet, le
de beker
golden, la
de golden (appelsoort)
gommer
uitgommen
gonfler
(een ballon) opblazen
gorgée, la
de slok (water)
gorille, le
de gorilla
gosse, le
het kind
gourmand
gulzig (zijn)
gourmandise, la
de gulzigheid
gourmet, le
de lekkerbek
goût, le
de smaak
goûter
proeven (van een gerecht)
goutte, la
de druppel
gouttière, la
de dakgoot
gouvernement, le
de regering
gouverner; gouvernant
(het land) besturen, besturend
gouverneur, le
de gouverneur
grâce à
dankzij
gracieux; gracieuse; gracieux
(een) sierlijk (gebaar)
grade, le
de graad (rangorde)
graduel; graduelle
trapsgewijs, gradueel
graduellement
trapsgewijs, gradueel
grain, le
de korrel (zand)
graine, la
het zaad
graisse, la
het vet
graisser
(de machine) invetten
grammaire, la
de grammatica
gramme, le
de gram
grand
groot (zijn)
grand magasin, le
het warenhuis
grandeur, la
de grootte
grandir; grandi
groter worden (groeien)
grand-mère, la; les grands-mères
de grootmoeder
grand-père, le; les grands-pères
de grootvader
grands-parents m, les
de grootouders
grange, la
de schuur (van de boerderij)
grappe, la
de tros (druiven)
gras; grasse, gras
(een) vet (gerecht)
gratification, la
de toelage, de bonus
gratifier; gratifié
begunstigen, belonen met…,
begunstigd, beloond met
gratte-ciel, le
de wolkenkrabber
gratter
jeuken, kriebelen
gratuit
gratis (onderricht)
gratuitement
gratis
grave; grave
(een) ernstig (probleem)
graver
graveren
gravier, le
het grind (op de oprijlaan)
gravir
beklimmen
gravité, la
de ernst (van de situatie)
gré, le
de wil, de zin
grec; grecque
Grieks
Grèce, la
Griekenland
greffier, le
de griffier
grêle, la
de hagel
grenadine, la
de grenadine
grenier, le
de zolder
grenouille, la
de kikker
grève, la
de staking
grève du zèle, la
de stiptheidsactie
gréviste, le
de staker (werkonderbreker)
gribouiller
(wat woorden) kladden (op een papiertje)
grièvement
ernstig (gekwetst)
griffe, la
de klauw
griffonner
krabbelen (in een notaboekje)
grignoter
(een koekje traag) oppeuzelen
grille, la
het hek (van ijzer)
grillé
geroosterd
grille-pain, le; les grille-pain
de broodrooster
griller
roosteren
grimacer
gezichten trekken
grimper
klimmen
grincer
piepen (de deur piept)
grippé
grieperig
gris; gris
grijs
grisonnant
grijs wordend
grogner
mopperen (uit ontevredenheid)
gronder
(een kind) een standje geven
gros; grosse, gros
dik (een dikke man)
grossier; grossière
(een) grof (woord)
grossièreté, la
de grofheid (van manieren)
grossir
verdikken
grotte, la
de grot
guider
(doorheen de stad) gidsen
guidon, le
het fietsstuur
guitare, la
de gitaar
gynécologue, le/la
de gynaecoloog, de vrouwenarts