woordjes A Flashcards
à
om, om te, naar, op, aan, met, in, te
à cause de
vanwege, wegens, door
à condition que
op voorwaarde dat
à côté de
naast
à dessein
met opzet
à destination de
met bestemming (Brussel)
à droite
rechts (inslaan)
à fond
(iets) grondig (onderzoeken)
à force de
door veel te (werken wordt men rijk)
à gauche
links (afslaan)
à jamais
voor altijd
à la fois
tegelijk, tegelijkertijd
à la suite de
tengevolge van
à l’aide de
met behulp van
à l’aise
(zich) op zijn gemak (voelen)
à l’arrière-plan
op de achtergrond
à l’avance
van tevoren
à l’égard de
(vriendelijk zijn) ten opzichte van (iemand) ,jegens, tegenover
à l’essai
op proef (een product op proef nemen)
à l’extérieur
(de tuinmeubels) buiten (laten staan)
à l’heure actuelle
tegenwoordig (heden ten dage)
à limite
desnoods
à l’improviste
onverwachts (bij vrienden binnenvallen)
à l’insu de
buiten medeweten van