woordjes M Flashcards
mâcher
kauwen
machette, la
het kapmes
machine, la
de machine
machine à écrire, la
de schrijfmachine
machine à laver, la
de wasmachine
maçon, le
de metselaar
madame; mesdames; Mme
mevrouw
mademoiselle; mesdemoiselles, Mlle
juffrouw
magasin, le
de winkel
magazine, le
het magazine
magie, la
de toverkunst
magique; magique
magisch (een magische macht)
magistrat, le
de magistraat
magnétophone, le
de bandopnemer
magnétoscope, le
de videorecorder
magnifique; magnifique
(een) magnifiek (spektakel)
mai
mei
maigre; maigre
mager (zijn)
maigrir; maigri
vermageren, vermagerd
maillot de bain, le
het badpak
main, la
de hand
main courante, la
de trapleuning
main-d’oeuvre, la; les mains-d’oeuvre
de arbeidskracht
maintenant
nu (vertrekken)
maintenir
(de orde) handhaven
mairie, la
het gemeentehuis
mais
maar
maison, la
het huis
maître, le
de meester
maîtresse, la
de onderwijzeres
maîtrise, la
de beheersing (zelfbeheersing)
maîtriser
(zijn woede) beheersen
majeur
meerderjarig (zijn)
majorité, la
de meerderheid
mal, le; les maux
de pijn
mal
slecht
mal à aise
niet op zijn gemak (zijn)
malade; malade
ziek (zijn)
maladie, la
de ziekte
maladif; maladive
ziekelijk, ongezond
maladresse, la
de onhandigheid
maladroit
onhandig (zijn)
malchance, la
de pech (pech hebben)
mâle, le
het mannetje (mannetjesdier)
malentendu, le
het misverstand
malfaiteur, le
de boosdoener
malgré
ondanks (de regen, vertrekken we toch)
malheur, le
het ongeluk (ellende)
malheureusement
helaas, jammer
malheureux; malheureuse, malheureux
ongelukkig (zijn)
malhonnête; malhonnête
oneerlijk (zijn)
malice, la
de slimmigheid
malicieux; malicieuse; malicieux
(een) guitig (kind)
malin; maligne
slim (handig en geslepen)
malin; maligne
kwaadaardig (medisch)
Malines f
Mechelen
malle, la
de reiskoffer
maltraiter
mishandelen
mammifère, le
het zoogdier
manche, le
het heft (van een mes)
manche, la
de mouw
mandat postal, le
de postwissel
manette, la
de hendel (met de hand bediend)
manger; mangé
eten, gegeten
manger des friandises
snoepen
maniable; maniable
(een) hanteerbaar (werktuig)
maniaque; maniaque
maniakaal (een maniakale correctie)
manie, la
de manie
manier
(een toestel) hanteren
manière, la
de manier
manifestant, le
de betoger
manifestation, la
de betoging
manipuler
manipuleren
manivelle, la
de zwengel (aan een toestel)
manque, le
het gebrek (aan geld)
manquer; manqué
ontbreken, missen, ontbroken
manquer à son devoir
tekortschieten (in zijn plicht)
manquer de
gebrek hebben aan (geld)
manteau, le; les manteaux
de mantel (kledingstuk)
manuel, le
het handboek
manuel; manuelle
manueel
manuscrit, le
het manuscript
maquillage, le
de schmink
maquiller; maquillé
opmaken, schminken, opgemaakt
maraîcher, le
de groentekweker
marais, le
het moeras
marbre, le
het marmer
marchand, le
de koopman
marchander
afdingen
marchandise, la
de koopwaar
marche, la
de trede,de mars, de wandeling
marché, le
de markt
marcher; marché
(een uurtje) stappen, gestapt
mardi
dinsdag
maréchal, le
de maarschalk
marée basse, la
de eb
marée haute, la
de vloed (hoogtij)
marge, la
de kantlijn
marguerite, la
het madeliefje
mari, le
de man (echtgenoot)
mariage, le
het huwelijk
marié
getrouwd (zijn)
marié, le
de bruidegom
mariée, la
de bruid
marin, le
de zeeman
marin
zee- (van de zee)
marine, la
de marine
marinier, le
de schipper
maritime; maritime
(het) maritiem (transport)
marmite, la
de kookpot
marque, la
het merk (van een wagen)
marquer
(een woord) markeren
marraine, la
de meter (van een petekind)
marrant
grappig, leuk
marron, le
de kastanje
marron; (inv)
kastanjebruin
mars
maart
marteau, le; les marteaux
de hamer
masculin
mannelijk
masque, le
het masker
masquer
(de waarheid) verbergen
massacrer
afslachten (tijdens gevechten)
masse, la
de massa
massif; massive
massief (goud)
massif; massive
(een productie) op grote schaal
mat
mat, dof
match, le; les matches
de match
matelas, le
de matras
matelot, le
de matroos
matériau, le; les matériaux
het materiaal, het bouwmateriaal
matériaux m, les
de materialen
matériel
(een) materieel (aspect)
maternel; maternelle
moederlijk (de moederlijke liefde)
mathématiques f, les
de wiskunde
matière, la
de materie
matière grasse, la
het vetgehalte
matière première, la
de grondstof
matin, le
de morgen (de ochtend)
maudire
vervloeken
maussade; maussade
(een) nors (karakter)
mauvais; mauvaise; mauvais
slecht (weer)
mauvaise herbe, la
het onkruid
mauve; mauve
mauve (zachtpaars)
maximum, le
het maximum
mazout, le
de stookolie
me; (pron. pers.)
mij, me (MV)
me: (je) me (lave); (pron. réfléchi.)
(ik was) mij, me
mécanicien, le
de mecanicien
mécanique; mécanique
mechanisch (speeltuig)
mécanisme, le
het mechanisme
méchanceté, la
de boosaardigheid (van zijn opmerking)
méchant
(een) stout (kind)
mèche, la
de haarlok
méconnaître
miskennen
mécontent
ontevreden (zijn)
mécontentement, le
de ontevredenheid
médecin, le
de dokter
médical; médicale; médicaux
medisch, geneeskundig
médicament, le
het geneesmiddel, het medicijn
médiocre; médiocre
(een) middelmatig (restaurant)
médiocrité, la
de middelmatigheid
médire
kwaadspreken (over iemand)
méditer
mediteren
méditerranéen; méditerranéenne
mediterraan
méfiance, la
het wantrouwen
méfiant
wantrouwig (zijn)