woordjes F Flashcards
fabricant, le
de fabrikant
fabrication, la
de vervaardiging
fabrique, la
de fabriek
fabriquer; fabriqué
fabriceren, gefabriceerd
fabuleux; fabuleuse, fabuleux
fabuleus, onwaarschijnlijk
façade, la
de voorgevel
face, la
het aangezicht
face à
aan de overzijde, tegenover
fâcheux; fâcheuse, fâcheux
(een) vervelend (feit)
betreurenswaardig
facile; facile
(het is) gemakkelijk
facilement
gemakkelijk
facilité, la
de gemakkelijkheid
faciliter
vergemakkelijken
facilités f, les
de faciliteiten (mogelijkheden)
façon, la
de wijze, de manier
façonner
bewerken, vormen, vormgeven
facteur, le
de postbode
de factor
facture, la
de factuur
fade; fade
smakeloos (smakeloze voeding)
faible; faible
(een) zwak (kind)
faiblement
zwak
faiblesse, la
de zwakheid
faiblir
verzwakken
faillir
tekortschieten