woordjes H Flashcards
habileté f, l’
de handigheid
habillé
gekleed (zijn)
habillement m, l’
de kleding
habiller
(iemand) kleden
habitant m, l’
de inwoner
habitation f, l’
de woning
habiter; habité
wonen, gewoond
habitude f, l’
de gewoonte
habituel; habituelle
(zijn) gewoon (gedrag)
hache, la
de bijl
hacher; haché
hakken, gehakt
hachette, la
het bijltje
haie, la
de haag
haine, la
de haat
haïr
haten
haleter
hijgen
hall, le
de hal (inkomhal)
halte, la
de stopplaats, de rustplaats, de halte
halte-garderie, la
de crèche, de kinderopvang
hamburger, le
de hamburger
hameau, le
het gehucht
hangar, le
de loods (gebouw)
harceler
(iemand met vragen) bestoken
hardi
stoutmoedig (zijn)
hardiesse, la
de onverschrokkenheid
hargneux; hargneuse; hargneux
prikkelbaar, nijdig, geïrriteerd
haricots m, les
de boontjes
harmonie f, l’
de harmonie
harmonieux; harmonieuse; harmonieux
(een) harmonisch (geheel)
hasard, le
het toeval, het lot
hasardeux; hasardeuse; hasardeux
(een) gewaagd (project)
hâte, la
de haast
hausse, la
de stijging (van de prijzen)
haut
(een) hoog (gebouw)
hautain
hoogmoedig, arrogant
hauteur, la
de hoogte (van een gebouw)
haut-parleur, le; les haut-parleurs
de luidspreker
hebdomadaire m, l’
het weekblad
hébraïque; hébraïque
Hebreeuws
hébreu; hébreux
Hebreeuws
hectare m, l’
de hectare
hein
hè, wat
hélas
helaas
hélice f, l’
de schroef (van een helikopter)
hélicoptère m, l’
de helikopter
hémisphère m, l’
het halfrond
hennir
hinniken
herbe f, l’
het gras
héréditaire; héréditaire
(een) erfelijk (probleem)
héritage m, l’
de erfenis
hériter
erven (van een familielid)
héritier m, l’
de erfgenaam
hermétique; hermétique
hermetisch (een hermetische
verpakking)
héroïne f, l’
de heldin
héroïque; héroïque
(een) heldhaftig (gebaar)
héroïsme m, l’
de heldhaftigheid