woordjes E Flashcards
eau f, l’
het water
eau gazeuse f, l’
het spuitwater
éblouir
(iemand) verblinden
éblouissant
(een) verblindend (resultaat)
éboueur m, l’
de vuilnisman
ébouriffé
verward, verwilderd
ébranler
(de grondvesten) doen schudden
écarter
(de tafel) verwijderen (van de muur)
(een idee) afwijzen, verwerpen
ecclésiastique; ecclésiastique
kerkelijk (bestuur)
échafaudage m, l’
de steiger (stelling rond een gebouw)
échange m, l’
de uitwisseling
échanger
ruilen
échantillon m, l’
het staal (een staal waspoeder)
échapper
ontsnappen (aan)
écharpe f, l’
de sjaal
échauffement m, l’
de opwarming
échec m, l’
de mislukking
échelle f, l’
de schaal (landkaart) de ladder
échevin m, l’
de schepen (van de gemeente)
échelon m, l’
de sport (van een ladder)
échevin m, l’
de schepen (van de gemeente)
échiquier m, l’
het schaakbord
écho m, l’
de echo
échoir
vervallen
échouer
mislukken
éclaboussure f, l’
de spat (modder)
éclair m, l’
de bliksem
éclairage m, l’
de verlichting (van de kamer)
éclaircie f, l’
de opklaring (van het weer)
éclaircir
(een kleur) lichter maken
éclaircissement m, l’
de opheldering (van de feiten)
éclairé
verlicht (een verlichte kamer)
éclairer
(de kamer) verlichten
éclatant
blakend (een blakende gezondheid)
éclater
barsten
éclats m, les
de scherven (glasscherven)
éclore
ontluiken (bloemen ontluiken)
écluse f, l’
de sluis
école f, l’
de school
école communale f, l’
de gemeenteschool
école maternelle f, l’; les écoles maternelles
de kleuterschool
école primaire f, l’
de basisschool
école supérieure f, l’
de hogeschool
écolier m, l’
de scholier
éconduire
(iemand) afschepen
économe; économe
zuinig (zijn met iets)
économie f, l’
de economie
économique; économique
zuinig (zijn)
économique; économique
(een) economisch (stelsel)
économiser
besparen (op uitgaven)
économiste m/f, l’
de econoom, de econome
écossais
Schots
écoute f, l’
het luisteren
écouter; écouté
luisteren, geluisterd
écran m, l’
het scherm (van de televisie)
écrasant
(een) verpletterend (gewicht)
écraser
(een voetganger) overrijden
écrémé
afgeroomd (afgeroomde melk)
écrire; écrit
schrijven, geschreven
écrit
schriftelijk
écriteau m, l’
het bord
écriture f, l’
het handschrift (manier van schrijven)
écrivain m, l’
de schrijver
écrou m, l’
de moer, de schroefmoer
écroulement m, l’
de instorting
écueil m, l’
de klip (in zee)
écurie f, l’
de stal (dieren)
édifice m, l’
het gebouw (openbaar)
édifier
(een gebouw) oprichten
éditer
(een boek) uitgeven
éditeur m, l’
de uitgever
édition f, l’
de uitgave (van een boek)
éducation f, l’
de opvoeding
éduquer
opvoeden
effacé
(een) onopvallend (man)
effacer
uitwissen
effectif; effective
effectief (een effectieve maatregel)
effectivement
daadwerkelijk, inderdaad
effectuer
(werkzaamheden) verrichten
effet m, l’
het effect
efficace; efficace
doeltreffend (een doeltreffende remedie)
efficacité f, l’
de doeltreffendheid
effleurer
(een onderwerp) aanstippen
effondrement m, l’
de instorting (van het huis)
effort m, l’
de inspanning
effrayant
(een) schrikwekkend (geluid)
effrayer
doen schrikken
effroyable; effroyable
(een) ontzettend (ongeval)
égal; égale; égaux
(het is mij) gelijk
également
eveneens
égaler
(iemand) evenaren
égalité f, l’
de gelijkheid (van burgers)
égayer
opvrolijken
église f, l’
de kerk
égoïste; égoïste
egoïstisch (zijn)
égout m, l’
de goot (straatgoot)
Égypte f, l’
Egypte
égyptien; égyptienne
Egyptisch
élaborer
(een project) uitwerken
élan m, l’
de geestdrift (met geestdrift praten)
élargir
verbreden
élastique m, l’
het elastiek
électeur m, l’
de kiezer
élection f, l’
de verkiezing (van een president)
électricien m, l’
de elektricien
électricité f, l’
de elektriciteit
électrique, électrique
elektrisch (toestel)
électronique, électronique
elektronisch
élégance f, l’
de elegantie
élégant
elegant (zijn)
élément m, l’
het element
élémentaire; élémentaire
(een) elementair (niveau)
éléphant m, l’
de olifant
élevage m, l’
de veeteelt
élévation de voix f, l’
de stemverheffing
élevé
(een goed) opgevoed (kind)
hoog, groot
élève m/f, l’
de leerling, de leerlinge
élever
(kinderen) grootbrengen, opvoeden
éleveur m, l’
de veehouder
élimination f, l’
de uitschakeling (van een rivaal)
éliminer
(een concurrent) uitschakelen
élire
(een president) verkiezen
elle; (pron. pers.)
zij, ze
elle: d’elle; (pron. pers.)
(over) haar
elle-même; (pron. pers.)
zichzelf
elles; (pron. pers.)
zij, ze
elles: (sans) elle; (pron. pers.)
(zonder) hen
éloge m, l’
de lofrede
éloigné
(een) verwijderd (dorp)
éloignement m, l’
de verwijdering (van iemand)
éloigner
verwijderen, wegzetten
éloquence f, l’
de welsprekendheid
éloquent
welsprekend (zijn)
élu
verkozen (zijn)
emballage m, l’
de verpakking
emballer
(het eetservies goed) inpakken
embarquer
aan boord gaan
embarras m, les
de moeilijkheden (problemen)
embarrasser
in verlegenheid brengen
embauchage m, l’
de aanwerving (van een arbeider)
embaucher
(een nieuwe arbeider) aanwerven
embellir
mooier maken
embêtant
vervelend
embêter
lastig vallen
embouchure f, l’
de monding (van een rivier)
embouteillage m, l’
de verkeersopstopping
embouteiller
(het verkeer) versperren
embrasser; embrassé
(grootmoeder) kussen, zoenen, omhelzen, gekust, omhelsd
émetteur m, l’
de zender (op t.v.)
émettre
uitzenden (op de televisie)
émeute f, l’
de volksoproer
émigration f, l’
emigratie, uitwijking
éminent
voortreffelijk (een voortreffelijke
dienst bewijzen)
émission f, l’
de uitzending (op televisie)
emménager
intrekken (in een woning)
emmener
meebrengen
emmitoufler
warm inpakken, warm aankleden
émotion f, l’
de ontroering
émouvant
(een) ontroerend (afscheid)
émouvoir
ontroeren
empêchement m, l’
de belemmering
empêcher
verhinderen
empereur m, l’
de keizer
empester
(de lucht) verpesten
empiler
(hout) opstapelen
empire m, l’
het keizerrijk
empirer
verslechteren
emplacement m, l’
de plek (om de tent op te slaan)
emploi m, l’
de betrekking (werk)
employé m, l’
de bediende (m)
employée f, l’
de bediende (v)
employer
gebruiken
employeur m, l’
de werkgever
empoisonner
vergiftigen
emporter
(iets) meenemen
empreinte f, l’
de afdruk (vingerafdruk)
empressé
(zeer) gedienstig (zijn)
emprisonner
(iemand) gevangen zetten
emprunt m, l’
de lening (bij de bank)
emprunter; emprunté
(een boek) lenen (van iemand), geleend
ému
ontroerd (zijn)
en
als, binnen, in, naar, er, er … van, er … over, er … toe, er … aan
en amont
stroomopwaarts (varen)
en apparence
schijnbaar (rustig zijn)
en arrière
(een pas) achteruit
en attendant
voorlopig, in afwachting
en aucun cas
in geen geval
en aval
stroomafwaarts (varen)
en avoir marre
het zat zijn
en bas
(de koffers staan) beneden
en bas de
onder
en bord de mer
aan zee
en cas de
in geval van
en ce qui concerne
wat betreft
en commun
gemeenschappelijk
en cours de route
onderweg
en dehors de
buiten
en dépit de
ondanks, in weerwil van
en dessous de
onder
en détresse
(schip) in nood
en échange de
in ruil voor
en effet
inderdaad
en état de
in staat van (oorlog)
en face de
aan de overzijde, tegenover
en fait
in feite
en faveur de
ten gunste van
en fin de compte
per slot van rekening
en fuite
op de vlucht (zijn)
en général
in het algemeen
en grande partie
grotendeels
en l’honneur de
ter ere van
en moyenne
gemiddeld (2 per week)
en outre
bovendien
en particulier
in het bijzonder
en partie
gedeeltelijk, voor een deel
en permanence
permanent, voortdurend, blijvend
en plein air
in open lucht
en principe
in principe
en profondeur
grondig
en retard
(de trein is) te laat
en revanche
daarentegen
en secret
in het geheim
en sens inverse
in tegengestelde richting
en somme
alles tezamen genomen
en sursaut
met een schok (wakker schrikken)
en un clin d’oeil
in een oogwenk
en vertu de
krachtens (de wet)
en vogue
in de mode
en vouloir
(iemand iets) kwalijk nemen
en vue de
met het oog op (het inwinnen van informatie)
encadrement m, l’
de omlijsting (van een schilderij)
encadrer
(een foto) inlijsten
encadrer; encadrant
omringen, omlijsten, omringende
encaisser
(een cheque) innen
encastrer; encastré
invoegen, inpassen, ingebouwd
encéphale m, l’
de (grote en kleine) hersenen
encercler
omcirkelen
enchaîner; enchaîné
ketenen, vastketenen, geketend
enchanté
aangenaam (Aangenaam, Mevrouw)
enchantement m, l’
de verrukking
enchanteur; enchanteresse
betoverend, verleidelijk
een verleidelijke vrouw
enclore
omheinen
encombrement m, l’
de opstopping (van het verkeer)
encore
nog
encourageant
(een) bemoedigend (woord)
encourager; encouragé
aanmoedigen, aangemoedigd
encourir
oplopen
encre f, l’
de inkt
encrier m, l’
de inktpot
encyclopédie f, l’
de encyclopedie
endive f, l’
de andijvie
endommager
beschadigen (de storm heeft het huis zwaar beschadigd)
endormi
ingeslapen, slaperig
endroit m, l’
de plaats (streek)
enduire
insmeren