week 12, HC.9 - Bespreking casus prostaatcarcinoom Flashcards

1
Q

hebben prostaatcarcinomen iets te maken met mictieklachten

A

nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer heb je meer risico op prostaatkanker

A

leeftijd
BRCA mutatie
alvleesklierkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tot wat geeft een verhoogd PSA aanleiding

A

verder onderzoek –> hoe groter een prostaat hoe meer er naar de bloedbaan lekt.

prostaatwijzer risico
> 12 % –> bioptie overwogen
> 20 % bioptie aangeraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een vaak voorkomende bijwerking van een prostaat bioptie

A

hematurie (30%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de voorkeur van en transperineaal biopt boven transrectaal

A

naald hoeft niet door de ontlasting heen –> minder verspreiding van bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat heb je nodig voor de prostaatwijzer

A

prostaatvolume en PSA waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke beeldvorming is nodig bij biopten bij paitenten met een verhoogd risico

A

MRI –> duidelijker te zien + afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gleason’s score

A

6 is minst en 10 is meest agressieve

als er 4 word begonnen –>loopt dat tot behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de inclusie criteria voor active surveilllacne

A

PSA < 10 ng/nl
Gleason score <7
minder dan 3 positieve biopten
Behandelbaar voor eventuele invasieve interventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke bijwerking treed vaker op bij bestraling en welke bij radicale prostatectomie

A

bestraling –> aandrang voor defeacatie

operatie –> blaasfunctiestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn anticholinergica

A

remming van de blaasfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat voor receptor is de androgeen receptor

A

nucleaire receptor –> transcriptie facotr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe werkt het ingrijpen met een LHRH agonist

A

LHRH agonist –> maakt de hypofyse heel veel LH –> de hypofyse raakt na 2 weken oververmoeid. Belangrijk is dan een androgeen remmer!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly