week 11, HC.5- Behandeling van uitgebreide en gemetastaseerde ziekte (ontwikkelingen in systemische behandeling) Flashcards

1
Q

wat doen fluoropyrimidines

A

antimetaboliten, worden in de plaats van andere metabolieten in het DNA ingebouwd, waardoor de synthese word geremd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is irinotecan

A

remmer van enym dat betrokken is bij DNA repicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is oxaliplatin

A

platinum zout –> maakt crosslinkgs tussen DNA-strengs en andre stucturen, waardoor ze niet verdubbeld kunnen wroden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn taxanen

A

stoffen die werken op de microtubuli geen mitose –> geen celdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

leren wat is VEGF, EGFR en BRAF inhibitie

A

xxx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doet bevacizumab

A

anti VEGF middel –> remt bloedvatvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn Cetuximab/panitumamab

A

anit-EGFR middelen –> remmen EGFR receptor –> remt verschillende celfuncties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat voor effect heeft neo-adjuvante therapie bij maagcarcinoom

A

overleving 5 jaar na alleen operatie –> 23 %
overleving 5 jaar na peri-operatieve chemo + operatie –> 45 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de behandleding van oesofaguscarcinoom in curatieve zettting

A

neoadjucante Chemoradiotehrapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn 3 belangrijke prognostische factoren voor palliatieve systeemtherapie

A

type tumor
performace status
biomarkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly