W6HC4: Organisatie van het piramidaal systeem Flashcards
1
Q
2 groepen motoneuronen
A
- mediale groep: innerveert axiale spieren, wordt bilateraal aangestuurd
- laterale groep: innerveert de ledematen, vooral unilateraal aangestuurd omdat het belangrijker is die los van elkaar te kunnen bewegen
2
Q
Piramidebaan
A
- bestaat uit vezels die vanuit de cortex naar het ruggenmerg gaan
- belangrijk voor aansturing van motoneuronen
- onderverdeelt in de corticospinale en corticobulbaire baan
- ontwikkeling is belangrijk voor de precisiegreep
3
Q
Motorneuronen afferenten
A
- primaire afferenten (Ia): spierspoelafferenten, vormen monosynpatische reflexen
- interneuronen: ruggenmerg en hersenstam, excitatoir of inhibitoire schakelcellen
- supraspinale banen: pyramidebaan
4
Q
Hulpsystemen
A
- via piramidebaan extra effect op de schors
- basale ganglia: betrokken bij initiatie van bewegingen
- cerebellum: uitvoering van bewegingen
5
Q
Spieren innervatie
A
- ontstaan uit verschillende somieten -> innervatie door meerdere segmenten van het ruggenmerg
-> motoneuronen die een bepaalde spier innerveren vormen tezamen een kolom over meerdere segmenten - een spier bestaat uit meerdere myotomen, spiervezels die door 1 segment worden geinnerveerd
- bij dermatomen komt de info wel maar binnen op 1 segment
6
Q
Soorten motoneuronen
A
- mediale groep: innerveert axiale spieren (romp, nek, wervelkolom), wordt bilateraal aangestuurd, belangrijk voor evenwicht
- laterale groep: innerveert de ledematen, vooral unilateraal aangestuurd
7
Q
Piramidebaan
A
- onderverdeeld in de corticospinale en de corticobulbaire baan
- loopt vanuit de primaire motorische schors in de frontaalkwab naar de capsula interna in de hersenstam, door de pedunculus cerebri naar de pons. Vanaf de medulla is de tractus piramidalis pas echt te scheiden
- bij overgang van medulla naar het ruggenmerg vindt een kruising plaats
- belangrijk voor precisiegreep
8
Q
Cortico-bulbaire kern
A
= zenuwen die vanaf de cortex tot in de hersenstam lopen
- bilateraal contralateraal, maar deels ook ipsilateraal
- niet naar de oogspierkernen (n.III, n.IV, n.VI), anders te traag
9
Q
Aansturing aangezicht
A
- innervatie door emoties en cortex
- gyrus cinguli: direct naar de facialiskern, is extrapiramidaal, bilateraal voorhoofd en bovenste helft oog
- motorcortex: contralateraal de onderste helft
- Duchenne smile: geactiveerd vanuit de gyrus cinguli