W5HC2: Perifeer vestibulair systeem 1 Flashcards

1
Q

2 sensorische systemen

A
  • 6 vrijheidsgraden
  • halfcirkelvormige kanalen: verandering in rotatiesnelheid
  • otolieten: lineaire versnelling en hoofdorientatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Haarcellen

A
  • in de halfcirkelvormige kanalen en otolieten
  • zijn ingebed in ondersteunende cellen en projecteren op de vestibulaire afferente neuronen
  • 2 soorten: kinocilium (langst en dikst) en stereocilia
  • baseline vuurfrequentie van 90-100 Hz/s
  • door het buigen van de haarcellen wordt de vuurfrequentie van de vestibulaire afferenten gemoduleerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Werking van de haarcellen

A
  1. Haarcellen worden afgebogen
  2. Kaliumkanalen worden geopend
  3. Het membraan depolariseert door de influx
  4. Depolarisatie triggert influx van Ca2+ ionen
  5. Synaptische blaasjes versmelten met het membraan
  6. Neurotransmitter diffundeert naar afferent
  7. Actiepotentiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hyperpolarisatie van de haarcellen

A

Kinocilium beweegt richting de stereocilia -> minder spanning op de veer tussen de topjes van de haarcellen -> door de ontspanning sluiten de K+ kanalen -> geen K+ de cel in -> geen depolarisatie mogelijk -> hyperpolarisatie, vuurfrequentie neemt af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Depolarisatie in de haarcellen

A

Kinocilium beweegt weg van de stereocilia -> veertjes komen op spanning -> K+ kanalen gaan open -> depolarisatie -> de vuurfrequentie neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Typen haarcellen

A

Type I:
- vuren onregelmatig afferent
- hebben een hogere sensitiviteit, en een hogere detectiedrempel
- zijn helemaal ongeven door de afferente zenuw (calyx)
Type II:
- vuren regelmatig afferent
- hebben een lagere detectiedrempel voor alle bewegingsfrequenties, en een lagere sensitiviteit
- klein deel verbonden met de afferente zenuw (bouton)
Ook afferente verbindingen die met allebei verbinden: dimorphic

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eindorganen: semicirculaire kanalen

A
  • 3 kanalen: horizontaal, anterior, posterior (orthogonaal)
  • gespiegeld aan weerszijden van het hoofd: bilaterale informatie, verhoogde resolutie van informatie
  • aan de basis van het kanaal zit de ampulla, met daarin de haarcellen in de cupula
  • de cupula sluit het kanaal af, waardoor er geen vloeistof kan stromen door de ampulla
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Activatie van de kanalen

A
  • primaire prikkel: verandering van de rotatiesnelheid
  • 2e wet van Newton: F = m * a: de traagheid van de vloeistof zorgt voor druk op de cupula
  • oiv acceleratie -> depolarisatie -> verhoogde vuurfrequentie
  • op een gegeven moment constante snelheid -> gevoel dat je stilstaat
  • als je vertraagd -> inhibitie
  • excitatie aan de ene kant zorgt voor inhibitie aan de andere kant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Naar rechts draaien

A
  • links: door de massatraagheid, beweegt de vloeistof van de ampul af -> gaat langzamer vuren, verlaagd actiepotentiaal
  • rechts: vloeistof beweegt naar de ampul toe -> gaat harder vuren, verhoogd actiepotentiaal
    -> vertelt ons brein: we bewegen naar rechts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eindorganen: otolieten

A
  • lineaire versnellingen en zwaartekracht
  • 2 maculaire oppervlaktes: utriculus (horizontaal en verticaal) en de sacculus (verticaal en een beetje horizontaal)
  • door de kromming van de utriculus en sacculus kan je versnellingen in verschillende richtingen meten
  • elke haarcel in de otolieten heeft een eigen maximale gevoeligheid voor een bepaalde richting
  • een constante snelheid zorgt voor verminderde vuurfrequentie, constant kantelen van het hoofd zorgt voor een constant signaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Otoconia

A
  • kristallen bovenop een gelatineuze laag
  • zorgen ervoor dat de stereocilia afbuigen, die vuren zolang ze gebogen zijn
  • omdat het signaal gelijk blijft, kunnen de otolieten geen onderscheid maken tussen naar achter en naar voren kantelen -> door proprioceptie en visuele input kan dit wel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vestibulo-oculaire reflex

A
  • 3 neuronen reflexboog
  • compenseert voor hoofdbewegingen
    Naar rechts bewegen:
  • excitatie: nucleus vestibularis van de ipsilaterale kant rechts -> contalaterale nucleus abducens links -> m. rectus lateralis links en m. rectus medialis rechts
  • inhibitie vanaf de andere kant door nucleus vestibularis links -> nucleus abducens rechts -> m. rectus lateralis rechts en m. rectus medialis links
    -> als je naar rechts beweegt, blijf je naar links kijken
  • in langzame fase
  • in versnelde fase: nystagmus richting de kant waarnaar je toe beweegt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Draaistoelonderzoek

A
  • vestibulo-oculaire reflex meten
  • via eye-tracking worden de bewegingen gemeten
  • in het donker is de nystagmus erger (geen compensatie via visuele input) of als er naar de aangedane zijde gekeken wordt (wet van Alexander)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly