W3HC4: Centraal visueel systeem Flashcards

1
Q

Kleurenzien

A
  • licht bestaat uit fotonen met verschillende golflengtes
  • golflengte zorgt voor verschillende activiteit in de 3 typen kegeltjes
  • contrast activiteit bepaald door de P-cel: kijkt naar de verhoudin tussen de type kegeltjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kleurenblindheid

A
  • hebben geen 4 typen opsine moleculen meer, omdat er 2 identiek zijn -> kleuren verward
  • Ishihara test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Projecties van de ogen naar 4 kernen

A
  • 90% naar de LGN: tussenstation, hierna naar de kortex
  • hypothalamus: dag-nacht cyclus
  • pretectum: pupilreflex
  • superior colliculus: oog/hoofd bewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Visuele veld projectie

A
  • omgekeerde plaatje komt om de retina
  • wordt nergens rechtgezet, het motorisch systeem weer wel hoe hij dan moet reageren
  • kruising: alle banen van het linker optische track, houdt zich bezig met de contralaterale kant: optische tract links houdt zich bezig met de rechterkant van het visuele veld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Route thalamus naar de cortex

A
  • via de radiatio optica
  • bovenlangs via de parietaal kwab
  • Meyers loop: onderlangs via de temporaal kwab
  • in de cortex een groot gebied voor de fovea, boven de sulcus calcarinus zit info van onder en andersom, rechter hemisfeer info van links
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lagen van het LGN

A
  • doorgeefstation, nog gescheiden per oog
  • laag 2,3 en 5 zijn van het ipsilaterale oog, 1,4 en 5 van het contralaterale oog
  • als er bloeding zit in 1 laag van het oog, is er maar uitval van een heel klein plekje voor 1 stimulus eigenschap in 1 oog
  • magno-cellen: contrast, 2 onderste lagen
  • parvo-cellen: kleur, 4 bovenste lagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Striate cortex (V1)

A
  • 2 mm dik
  • 6 lagen
  • projecties vanuit de LGN eindigen in laag 4, daar zijn de cellen strikt monoculair
  • is overrepresentatie van de fovea
  • in de andere lagen zijn intergatie
  • receptieve velden in de ogen zijn meer of minder corresponderend, daarom is detectie van meer of minder dispariteit mogelijk
  • in de temporale cortex wordt pas alles samengevoegd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly