W1PD5: Lokalisatieprincipes Flashcards
1
Q
Verlamming centraal of perifeer?
A
Atrofie: niet bij centraal, wel bij perifeer
Tonus: verhoogd (hypertonie) centraal, verlaagd bij perifeer
Reflexen: verhoogd bij centraal, verlaagd bij perifeer
Voetzoolreflex: extensie grote teen (Babinksi) bij centraal, flexie grote teen (normaal)
2
Q
Caudasyndroom
A
- uitval in gecompromitteerde dermatomen
- perifere zenuwstelsels
3
Q
Facialisparese
A
- alleen mond: centraal
- oog + mond: perifeer
-> oog heeft bilaterale innervatie, onvermogen om het oog te sluiten