W6HC2: Somatosensibiliteit: het ruggenmerg Flashcards
Sensibiliteit receptoren
Gnostisch: lichaampje van Meissner, Merkels schijven, lichaampje van Pacini, lichaampje van Ruffini
-> gemyeliniseerd
Vitaal: vrije zenuwuiteinden
-> ongemyeliniseerd of dun gemyeliniseerd
Proprioceptie: spierspoel, peeslichaampje (ook gnostisch)
Mechanoreceptoren
- mechanische rekking van het membraan opent een ionkanaal -> mechanische energie wordt omgezet in elektrische
- sterkte van de prikkel wordt weergeven in de frequentie van het aantal actiepotentialen
- piezo 1 en 2 eiwitten: verantwoordelijk voor een groot aantal vormen van mechano-transductie, veranderen van vorm als ze worden aangeraakt
- bij opening van de kanalen gaat positieg geladen ionen de cel in, met name Na+ en Ca2+
- je hebt snel adapterend sensoren, reageren alleen bij verandering en langzaam adapterende sensoren, die constant vuren
Tastzin
- is verschillend voor verschillende delen van het lichaam
- gerelateerd aan grootte vd receptieve velden van individuele vezels
- resolutie en gevoeligheid zijn verschillende eigenschappen
Receptieve velden
Grootte:
- 2 punts discriminatietest: pt moet aangeven hoeveel prikken er gevoeld worden, als het antwoord 1 is zit je dus in 1 receptief veld
- hoe groter het receptief veld, hoe minder nauwkeurig men weet waar de prikkel zit
- hangt af van hoe breed de zenuwvezels vertakken
Gevoeligheid:
- receptieve velden overlappen: de vezel is gevoeliger (genereert meer actiepotentialen) in het centrum
- von Frey haren
Soorten vezels
- C-vezels: ongemyeliniseerde, voor pijn, temp en jeuk (vrije zenuwuiteinden)
- A delta: dun gemyeliniseerd, pijn en temp (vrije zenuwuiteinden)
- A beta: gemyelineerde vezels voor tast en proprioceptie
- Ia afferenten: dik gemyeliniseerde spierspoelafferenten
- Ib afferenten: dik gemyeliniseerde golgi-peesafferenten
-> reflex dus sneller dan aankomst pijnprikkel
Opbouw zenuw
- bestaat uit fascicles die omgeven zijn door perineurium
- binnen de fascicle bevinden zich axonen, ertussen bloedvaten
- ook ongemyelineerde vezels zijn omringd door Schwann cellen voor isolatie
Verdeling radix en ramus
Ventrale radix: motorisch
Dorsale radix: sensibel
Ventrale ramus: gemengd, ventrale zijde thorax en abdomen, extremiteiten, plexus vorming (na het ganglion)
Dorsale ramus: gemengd, alleen neuk en rugzijde, relatief klein, geen plexusvorming
Perifere zenuw -> ruggenmerg
- vezels uit de dorsale hoorn hebben allemaal een eindiging in het ganglion: spinale ganglion
Funiculus
Dorsale funiculus:
- fasciculus gracilis: meer mediaal, info uit het been
- fasciculus cuneatus: meer lateraal, info uit de romp en de arm
-> zenuwen komen pas allemaal cervicaal samen, dan pas onderscheid te maken tussen de 2 -> wordt steeds groter, hoe hoger
Laterale funiculus
Ventrale funiculus
Verloop gnostische sensibiliteit
- uit periferie in de dorsale hoorn terecht
- ongekruist recht omhoog door de dorso-laterale funiculus
- deze achterstreng kernen zijn afkomstig van spinale ganglioncellen
- de dorsale kolom eindigt in medulla in de dorsale kolom kernen (DCN), nucleus gracilis en nucleus cuneatus
- hier begint de mediale lemniscus, wat kruist in de medulla en in de thalamus eindigt
Verloop vitale sensibiliteit
- maken direct een synaps in het ruggenmerg
- vezel zelf kruist niet, maar de synaps waar het signaal op doorgegeven wordt wel direct
- het 2e axon, fasiculus anterolaterale, kruist naar de overkant en eindigt in de thalamus (VPL)
Somatosensibele cortex
- banen voor vitale en gnostische sensibiliteit eindigen uiteindelijk beide aan de contralaterale zijde in de pons
- hiervoor zijn 3 synapsen gebruikt
- er is sprake van somatotopie (homunculus)
- somatosensibele cortex zit in de gyrus postcentralis
Opbouw cortex
- er zijn 4 sensibele gebieden in de somatosensibele schors met een complete representatie van het lichaam
- gebied 3b en 1 ontvangen info van de huid
- gebied 3a en 2 ontvangen proprioceptieve info
-> hierna de info weer doorsturen naar andere kernen, oa de hippocampus en de amygdala: hier vindt integratie plaats
Plasticiteit
- door intensief gebruik en training van een bepaald lichaamsdeel vindt vergroting plaats vh betreffende schorsgebied
- gaat ten koste van andere gebieden
- komen geen nieuwe neuronen bij, aantal synapsen en axonen wordt groter en sterker