W3 HC.7 Farmacologie van anesthetica Flashcards

1
Q

Anesthesie verschillende soorten:

A

Algehele anesthesie (narcose) - reversibel
Locoregionale anesthesie
- Neuraxiaal (spinaal/epiduraal)
- Plexus (brachialis/lumbalis)
- Zenuw
- Infiltratie
- Huid/ slijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Algehele anesthetica

A

Slaap + pijnstilling + spierverslapping
- Maakt patiënt onbewust van en onresponsief op pijnvolle stimuli
- Systemische toediening
- Effect op het CZS

-> Inhalatie anesthesie = ‘all in one’
-> Intraveneuze anestesie = sedatie +++

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Algehele anesthetica - inhalatie

A

Chloroform, Xenon, Isofluraan, Desfluraan, Sevofluraan, Distikstof(mon)oxide = lachgas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Potentie MAC

A
  • Minimale alveolaire concentratie (MAC) maat voor potentie van een anestheticum = ED50
  • Concentratie gas in de long nodig om in 50% vd patiënten een beweging te voorkomen in respons op chirurgische pijn
  • ~1.3 MAC voorkomt beweging in 95% vd patiënten
  • Per 10 levensjaren ca. 6% daling in MAC: hoe ouder, hoe minder je nodig hebt. MAC onafhankelijk van gewricht!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Meyer-Overton-correlatie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

CZS effecten anesthetica

A
  • Verlies bewustzijn
  • Verlies reflexen (spierrelaxatie)
  • Analgesie
  • Hele CZS aangedaan door anesthetica
  • Reticulaire formatie mesenceph. -> bewustzijn omlaag
  • Thalamische sensorische nuclei -> analgesie
  • Korte termijn amnesie -> hippocampus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Farmacokinetiek: wat doet lichaam met farmacon:

A
  • Ideaal anestheticum: concentratie in hersenen = concentratie in bloed = concentratie in ingeademde lucht
  • Longen (alveolaire membranen) enige relevante weg waarmee anesthetica lichaam binnenkomen en weer verlaten
  • Metabolisme klinisch niet relevant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kinetiek bepaald door:

A
  • Oplosbaarheid in bloed en vet
  • Alveolaire ventilatie
  • Cardiac output
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Partitiecoëfficient

A
  • Ratio van concentratie anestheticum in twee fasen tijdens evenwicht
  • Bloed:gas partitiecoëfficient (oplosbaarheid in bloed)
  • Bepaalt snelheid van inductie en herstel na anesthesie (hoe lager hoe sneller!)
    -> Het blijft namelijk niet zo lang opgelost in bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Olie:gas partitiecoëfficient (oplosbaarheid in vet)

A
  • Bepaalt vooral de potentie (Overton-Meyer correlatie) maar ook kinetiek van een anestheticum
  • Hoge vetoplosbaarheid vertraagt herstel van anesthesie
  • Hangt af van vetoplosbaarheid anestheticum + vetmassa patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Partitiecoëfficient (bloed:gas) en (olie:gas) anesthetica

A

Lachgas: B:G (0,5) O:G (1,4)
Halothaan: B:G (2,4) O:G (220)
Isofluraan: B:G (1,4) O:G (91)
Desfluraan: B:G (0,4) O:G (23)
Sevofluraan: B:G (0,6) O:G (53)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hypnotica - iv
Goed hypnoticum = lipofiel

A
  • Propofol
  • Dexmedetomidine
  • Thiopental
  • Etomidaat
  • Midazolam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Intraveneuze anesthesie

A

Farmacokinetiek:
- Absorptie: wordt iv gegeven, dus niet aan orde
- Distributie: afhankelijk van perfusie, cumulatie en redistributie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Twee compartimenten model:

A

Verdeling + eliminatie na iv toediening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lokale anaesthetica

A
  • Plaatselijke gevoelloosheid, maakt kleine ingrepen mogelijk
  • Schakelt niet alleen maar pijnzin uit, maar vaak ook temperatuurzin, tastzin en zelfs motoriek (diameter zenuwvezels)
  • Werking: remming van Na+ instroom in zenuwcellen vanuit de binnenkant
    LET OP: pijn heeft een alarm-functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2 Soorten lokale anaesthetica

A
  • Esters: procaine (CZS effecten), tetracaine, benzocaine
  • Amiden (minder overgevoeligheidsreacties): lidocaine, bupivacaine, mepivacaine, articaine (tandheelkunde), ropivacaine
17
Q

Toxische bovengrenzen

A

Lidocaïne 4mg/kg = bovengrens voor lokale toediening
- Met adrenaline: 7mg/kg
- Alleen voor lokale toediening
- X% =10X mg/ml
bv 2% =20mg/ml
altijd relateren aan patient!
- Cave bij patienten <50kg of >1ampul