voc. 667-714 Flashcards
1
Q
quantum
A
hoeveel, (zoveel) als
2
Q
bene
A
goed
3
Q
paene
A
bijna
4
Q
iam
A
al, dadelijk
5
Q
semper
A
altijd
6
Q
ante(a)
A
vroeger
7
Q
primo of primum
A
eerst, voor het eerst
8
Q
huc
A
hierheen
9
Q
quam
A
hoe, (zo) als
10
Q
nuper
A
onlangs
11
Q
tandem
A
eindelijk, uiteindelijk
12
Q
undique
A
van overal, aan alle kanten
13
Q
prope
A
dichtbij
14
Q
itaque
A
daarom, en zo
15
Q
unde
A
vanwaar, (vandaar) … vanwaar
16
Q
posterius
A
later
17
Q
adhuc
A
tot nu toe, nog altijd
18
Q
plerumque
A
meestal
19
Q
frustra
A
tevergeefs