voc. 201-250 Flashcards
1
Q
civitas
A
civitatis v.
het burgeerrecht, de stad
2
Q
meus
A
mea, meum
mijn
3
Q
saevus
A
saeva, saevum
woest, wreed
4
Q
legatus
A
legati
de gezant, de onderbevelhebber
5
Q
tempestas
A
tempestatis v.
de tijd, de storm
6
Q
salus
A
salutis v.
het welzijn, de redding
7
Q
liberi
A
liberorum
de kinderen
8
Q
opes
A
opum v. mv.
de rijkdom, de invloed
9
Q
poena
A
poenae
de boete, de straf
10
Q
verus
A
vera, verum
waar, echt
11
Q
celeritas
A
celeritatis v.
de snelheid
12
Q
copia
A
copiae
de hoeveelheid, de gelegenheid
13
Q
arbor
A
arboris v.
de boom
14
Q
mater
A
matris v.
de moeder
15
Q
reus
A
rea, reum
aangeklaagd
16
Q
passus
A
passus
de pas (als lengtemaat: 1,5m)
17
Q
puer
A
pueri
de jongen
18
Q
iuvenis
A
iuvenis m.
de jongeman
19
Q
tot
A
zoveel
20
Q
pes
A
pedis m.
de voet (als lengtemaat: 30cm)
21
Q
posterus
A
postera, posterum
volgend
22
Q
murus
A
muri
de muur
23
Q
pons
A
pontis m.
de brug
24
Q
silva
A
silvae
het bos
25
flamma
flammae
de vlam
26
voluntas
voluntatis v.
de wil
27
inopia
inopiae
het gebrek, de armoede
28
ullus
ulla, ullum, ullius
ook maar één, enig
29
dominus
domini
de meester
30
noster
nostra, nostrum
onze, ons
31
similis +
+DAT
similis, simile, similis
gelijk aan, gelijkend op
32
lacrima
lacrimae
de traan
33
villa
villae
de villa, het landgoed
34
ferrum
ferri
het ijzer, het zwaard
35
impedimentum
impedimenti
de hindernis
36
frater
fratris m.
de broer
37
numen
numinis o.
de goddelijke macht
38
saxum
saxi
het rotsblok
39
pulcher
pulchra, pulchrum
mooi
40
equitatus
equitatus
de ruiterij
41
bellum
belli
de oorlog
42
ignis
ignis m.
het vuur
43
ara
arae
het altaar
44
iter
itineris o.
de tocht, de weg
45
clarus
clara, clarum
helder, beroemd
46
crimen
crimins o.
de aanklacht, de misdaad
47
memoria
memoriae
het geheugen, de herinnering
48
certus
certa, certum
zeker
49
imago
imaginis v.
het beeld
50
tuus
tua, tuum
jouw, je
