VO's week 8/9 Flashcards

1
Q

anamnese bij verdenking op auto-immuunziekte

A
  • frequentie
  • ernst
  • verwekkers
  • leeftijd van ontstaan
  • impact op dagelijks leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

HPV wratten op handen

A

niet normaal, want je hoort goede T-celfunctie te hebben tegen HPV virus. Bij kinderen is het normaal, omdat ze slechtere T-celfunctie hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

SCID op latere leeftijd diagnose

A

kan niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de meest voorkomende groep immuundeficiëntie?

A

antistofdeficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aanvullend onderzoek verdenking immuundeficiëntie

A
  • Bloedbeeld (leuko’s totaal, leuko’s differentiatie)
  • Ig-spiegels bepalen, vaccinatierespons (deze heb je nodig voor afweer tegen gekapselde bacteriën, en deze vorm immuundeficiëntie komt het meest voor)(vaccinatie repons zegt iets over de functie van Ig’s, Ig spiegel alleen over de hoeveelheid)
  • Totaal aantal B T en NK cellen
  • CT-thorax
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vaccinatierespons

A
  • pneumovax voor B-cel
  • conjugaatvaccinaties voor B- en T-cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

IgA-deficiëntie

A

Komt het vaakst voor (1 op 500), maar deze mensen zijn meestal geen patiënt; geen kliniek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CVID

A
  • antistofprobleem door een probleem in de B-cellen. Deze rijpen niet goed uit, waardoor weinig geheugencellen, en hierdoor te weinig IgG’s.
  • Is een spectrum.
  • Kan ook i.c.m. verlaagd IgA en IgM zijn.
  • Kan komen door genetica.
  • Meestal presentatie bij arts op 25-30-jarige leeftijd. Of juist rond 50-jarige leeftijd.
  • Soms afwijkende T-cel subsets.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

XLA

A
  • Defect in BTK-gen.
  • 0 rijpe B-cellen.
  • Monogenetisch, X-chromosomaal. - Extreem laag IgG.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CVID spectrum aandoeningen

A
  1. CVID - Verlaagd totaal IgG, met verlaagd IgA en/of IgM
  2. IgG subklasse deficiëntie -Normaal totaal IgG, verlaagde subklasse(n) IgG 1-4
  3. Selectieve antistofdeficiëntie met normale immuunglobulinen -
    Normaal totaal IgG, normale subklassen -Gestoorde respons op vaccinatie T-cel onafhankelijk
    antigeen (polysacharide non-respons)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

CT

A
  • > 90% van CVID-patiënten heeft afwijkingen op CT.
  • Meestal mild.
  • Ook in patiënten die asymptomatisch zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

meest voorkomende interstitiële longafwijking

A

GLILD: granulomatous-lymphocytic interstitial lung disease.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

behandeling CVID

A
  • Antibiotica bij infectie
  • Antibiotica profylaxe: co-trimoxazol en azitromycine
  • Ig’s: subcutaan of IV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CVID geeft verhoogde kans op

A

B-cel lymfomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ITP: auto-immuuntrombopenie

A

Door auto-reactieve antistoffen tegen trombocyten. Dus ze maken sws al te weinig, en de antistoffen díe ze maken zijn auto-reactief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bij ITP behandeling

A

prednison 1dd60mg

17
Q

overleving wordt bepaald door

A

niet infecties, maar door complicaties of granulomen

18
Q

conclusies

A
  • Immuundeficiënties worden gekenmerkt door recidiverende infecties
  • Maar ook m.n. auto-immuniteit en granulomen
  • Immuun-disregulatie syndromen
  • Patroonherkenning
  • Aanvullende diagnostiek: genetisch onderzoek?
  • Antistofdeficiënties is een overkoepelende diagnose
  • Fenotypisch overeenkomend beeld
  • Veel recidiverende luchtweginfecties bij antistofdeficiëntie
  • Genetisch onderzoek leidt tot detectie specifieke syndromen
  • Consequenties voor risicostratificatie en behandeling
  • Meer genetische diagnostiek bij antistofdeficiënties
19
Q

redenen voor genetisch onderzoek

A
  • Pathogenese
  • Risicostratificatie/prognose
  • Behandelmogelijkheden bij monogenetische aandoeningen
20
Q

wat heb je nodig voor afweer tegen gekapselde bacteriën?

21
Q

Noem twee belangrijke, uiteindelijk levensbedreigende, complicaties van het chronische gebruik van immuunsuppressiva.

A
  • infecties
  • maligniteit (voornamelijk lymfomen)
22
Q

Welke cellen zijn verantwoordelijk voor de afstoting?

A

T-lymfocyten

23
Q

als complement complex neerslaat

A

type IV hypersensitiviteitsreactie
VAATAANTASTING (!)
antistof met Ag complexen slaan neer in de vaten

24
Q

oppertunistische infecties bij immuunsuppressiva

A
  • EBV => burkitt lymfomen
  • herpes => sarcoom
  • HPV => plaveiselcelcarcinoom
25
Q

patholoog kijkt naar

A

voornamelijk cellulaire respons. maar humoraal kan ook worden bekeken door C4d: dit wordt gevormd bij het maken van immuuncomplexen. dit slaat dan vervolgens in capillairen neer

26
Q

Wat is het risico bij het beoordelen van de aanwezigheid van een afstotingsreactie op basis van een hartbiopt?

A

sampling error

27
Q

kenmerken van chronische schade aan het hart

A

fibrose en bloedvaten met dik endotheel

28
Q

Bij chronische afstoting ontstaat vaak ook schade aan de arteriën van het getransplanteerde orgaan.
Op welk veel voorkomend ziekteproces van de vaatwanden lijkt deze schade?

A

atherosclerose

29
Q

Wat is exsudaat? Hoe komt dit tot stand? Wat is het verschil met transudaat?

A

eiwitrijk vocht. transudaat heeft te maken met colloïd osmotische druk en is eiwitarme vloeistof

30
Q

Het fibrineuze in het exsudaat heeft blijkbaar te maken met het uitreden van een groot eiwit in het bloed. Dit eiwit speelt een rol in de bloedstolling. Welk eiwit is dit?

31
Q

Op sommige plaatsen kun je ook ophopingen van ontstekingscellen zien. Hier is ook sprake van destructie van de alveolaire septa.
Wat zijn dit voor een soort ontstekingscellen?

A
  • macrofagen
  • neutrofiele granulocyten
32
Q

Wat is de definitie van abces?

A

pus in een niet gepreformeerde holte

33
Q

Bij het doorzoeken bij een vergroting van 10x kom je paarsrode structuren tegen in de vorm van ‘takkenbossen’. wat is dit?

A

aspergitus fungigatus; schimmel

Dit micro-organisme heeft een sterke neiging om vaatwanden te infiltreren.

34
Q

In dit biopt zie ook nu veel lymfocyten. Deze zitten interstitieel, dat wil zeggen tussen de glomeruli, tubuli en vaten.

A

dit is dan geen afstoting van lymfocyten mogen interstitieel voorkomen

35
Q

bij geneesmiddelen

A

meer eosino’s, minder apoptose dan bij afstoting