H6.2: Immunotherapie - biologicals Flashcards

1
Q

traditionele medicijnen

A

klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

biologics

A
  • groter
  • bv insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

plasma derived medicijnen

A

bestaan ook. ook cellen bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

analoog

A

als je binnen een eiwit aminozuren verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

in 1985 werden vier gevallen van de ziekte van creutzfeldt-jakob vastgesteld bij pt die in de jaren 60 behandeld waren met groeihormoon dat uit de hypofyse van overleden mensen was verkregen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mensen die groeihormonen moesten spuiten als kind

A

worden oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn biologics?

A

een therapeutisch product, gemaakt door de genetische manipulatie van levende cellen, en dus niet chemisch gesynthetiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe werkt de productie van biologicals?

A

deze worden geproduceerd door een cellijn. je stopt een stukje DNA in het DNA van de cellijn. die laat je groeien. wat hij produceert ga je eruit halen. maar dat is lastig want dat grote vat zit vol met ook andere dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

what makes a biopharmaceutical?

A
  • biopharmaceuticals zijn een heterogene mix van structureel aan elkaar gerelateerde isoformen
  • mutataties, RNA splicing, post-translationele modificatie (zoals GLYCOSYLATIE) en proces effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pharmaceutical vs biopharmaceutical

A

docu!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

enbrel

A
  • geen Ig, maar een circulerende receptor
  • pakt stimulator immuunsysteem uit bloedbaan om vervolgens te neutraliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

fusion protein

A
  • zit nog een stukje Fc aan om de halfwaardetijd te verlengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

chimeer

A
  • 25% muis
  • 75% mens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

-xi- in de naam

A

chimeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

-zu- in de naam

A

gehumaniseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

-u- in de naam

17
Q

als een antistof de cel binnenkomt

A

wordt de pH verlaagd, waardoor Ig de Ag loslaat. dan gaat het Ag naar lysosomen en wordt gedegradeerd. de antistof gaat weer terug de circulatie in

;neonatale fc receptor

18
Q

neonatale FcR

A
  • beschermt IgG van degradatie
  • hierdoor langere halfwaardetijd van IgG
19
Q

pasgeborene heeft Ig van moeder

20
Q

wat is een biosimilar?

A
  • a biopharmaceutical that is highly similar to an existing, licensed biopharmaceutical product
  • the existing licensed product is also called the ‘innovator’ or ‘originator’ biologic

als het uit patent is

21
Q

how are biosimilars different from the innovator?

A

je gaat andersom te werk bij het maken\
eiwitten zijn hetzelfde, maar glycanen zijn anders

  • biosimilar manufacturers produce their products using a different cell line
  • they also use a different process
  • biosimilar = similar, not same