H7.2: Congenitale infecties Flashcards

1
Q

congenitale infecties

A

infecties die je in de baarmoeder oploopt (niet tijdens of na de bevalling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verwekkers congenitale infecties

A
  • rubella
  • CMV
  • HIV
  • toxoplasmose
  • parvovirus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

manifestaties congenitale infecties

A
  • groeiachterstand
  • congenitale afwijkingen
  • stilgeboorte/miskraam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

perinatale infecties

A

tijdens bevalling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

perinatale infecties verwekkers

A
  • neisseria gonorrhoeae
  • chlamydia
  • streptococcus agalactiae
  • e. coli
  • listeria monocytogenes
  • enterovirus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

postnatale infecties

A

net na de geboorte via moeder, borstvoeding, navelstreng, infusen enzo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

HSV mn

A

perinatale infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zwangerschapsscreening 12 weken

A
  • HIV
  • rhesus
  • HBsAg
  • syfilis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

TORCHES screening na de geboorte bij een ziek kind

A
  • Toxoplasma gondii
  • Other
  • Rubella
  • CMV
  • HSV
  • Syfilis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

rubella

A
  • de R in BMR dus nu in NL heel zeldzaam geworden
  • virus
  • veroorzaakt vlekjes
  • enorm besmettelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

risicogroepen rubella

A

ongevaccineerde jonge vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verspreiding rubella

A

aerogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kenmerkend aan rubella

A

kan elk celtype infecteren, en dus ook de placenta waardoor het congenitale rubella syndroom ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rubella kliniek moeder

A
  • super mild dus vaak subklinisch bij de moeder
  • malaise, lichte verhoging, lymfadenopathie, keelpijn, hoest, conjunctivitis
  • daarna huiduitslag beginnend in gezicht, verspreiding naar romp en later armen en benen
  • complicatie: artritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rubella overdracht tijdens zwangerschap

A

vroeg in de zwangerschap 100% risico van infectie foetus en later ook veel maar dan geen consequenties. in het midden iets minder; U-vorm

de hoeveelheid congentiale afwijkingen neemt af naarmate later in de zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

congenitaal rubella syndroom (CRS)

A
  • groeiretardatie
  • spontane abortus
  • huiduitslag, ziek, bloedbeeldafwijkingen, neuro
  • andere afwijkingen later: oog, doof, CV, diabetes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

congenitale rubella diagnostiek

A
  • vrouw testen op serologie en evt PCR
  • bij het kind kan je een vruchtwaterpunctie overwegen PCR
  • postnataal: serologie
18
Q

CMV

A
  • komt nog relatief vaak voor
  • aspecifiek en meeste mensen worden er wel een keer aan blootgesteld
  • maar bij een heel klein deel van foetussen afwijkingen: deze zijn vergelijkbaar met rubella
  • kinderen later: gehoorproblemen kan, of mss visusachterstand
19
Q

therapie congenitale CMV

A

voor het gehoor helpt valganciclovir

20
Q

herpes simplex

A
  • blaarvormige afwijkingen
  • bij type B oogafwijkingen
  • heel zeldzaam via placenta overgedragen, meestal tijdens bevalling
21
Q

herpes neonatorum

A
  • meestal door herpes genitalis
  • heel veel mensen zijn herpes positief
  • lage incidentie bij kindjes want zwangere vrouw geeft ook beschermende antistoffen aan het kind mee
  • risicogroep: vrouwen die laat in de zwangerschap een primaire herpesinfectie krijgen en geen antistoffen aan kind kunnen geven
22
Q

herpes kliniek

A
  • volwassenen: genitaal of labiaal of asymptomatisch
  • omgeving kan ook aan besmetting bijdragen want het komt gewon veel voor
  • vanaf dag 4-5 krijgt kind symptomen: 3 klinische beelden
23
Q

3 klinische beelden congenitale herpes

A
  1. gelokaliseerde huid, oog en mond infectie
  2. CZS infectie, slecht drinken, geprikkeld, suf, slap, convulsies, luierpijn
  3. gedissemineerde infectie: visceraal (hepatitis)
24
Q

transmissie herpes kan ook zonder ulcera

25
Q

herpes diagnostiek

A
  • moeder: PCR
  • kind: PCR ogen, keel, plasma, huid, hersenliquor
26
Q

bij recidief herpes is risico transmissie laag door aanwezigheid antistoffen

27
Q

congenitale lues

A
  • heel zeldzaam
  • lues syfilis
  • heeeeel veel presentaties: huid tot darmobstructie, cardiaal, neuro, echt alles
  • verschillende stadia
28
Q

primaire syfilis

A

pijnloos ulcus op genitalia

29
Q

secundaire syfilis

A

aspecfieik griepachtig beeld, met typische rash met afwijkingen op hand, voet

30
Q

latente syfilis

A

geen klinische verschijnselen

31
Q

tertiaire syfilis

A

infectie kan in elk lichaamsdeel tot uiting komen

32
Q

lues kliniek foetus

A
  • dood
  • groeiachterstand
  • hydrops foetalis
  • ziek geboren
  • specifieke kenmerken
33
Q

lues transmissie

A

SOA en placenta

34
Q

congenitale lues preventie

A

condoom en screening

35
Q

congenitale lues behandeling

A

benzylpeniciline

36
Q

HepB

A
  • HBsAg postief
  • preventue door vaccinatie
  • zeer grote kans op transmissie bij HBeAg positiviteit
37
Q

HBsAg als eerst positief

A

daarna andere Ag en daarna Ig

38
Q

anti-HBe

A

belangrijk voor prognose

39
Q

pasgeborenen HepB

A
  • klein deel ontwikkelt zelf hepB
  • grootste deel asymptomatisch
  • wordt nooit geklaard en ontwikkelt chronische complicaties