H9.7: Immunosuppressiva II Flashcards
1
Q
welke 3 werkingsmechanismen biologicals?
A
- gericht tegen iets dat rondzwemt in je bloed/weefsels
- cytotoxisch
- belemmert interactie tussen cellen
2
Q
anti Th17 geven
A
werkt bij heel veel ziekten niet
3
Q
schimmelinfectie is gerelateerd aan
A
- anti-IL17 antistoffen’
- antibiotica gebruik
- steroid gebruik
4
Q
auto-inflammatoire syndromen
A
- diseases involving abnormal innate immune responses without the involvement of autoantibodies or autoreactive Tcells
- zorgt meestal voor verhoging IL-1
- genetisch
- koorts
- ontsteking
- uitslag
- gewrichtsklachten
- verhoogde bezinking en CRP
5
Q
van IL-1 krijg je
A
koorts
6
Q
IL-1 maakt IL-6 vrij en IL-6 maakt CRP vrij
A
7
Q
anti-IL6
A
- veel gebruikt
- geen CRP meten tijdens dit gebruik; is 0
8
Q
omalizumab
A
- tegen IgE
- tegen allergieën dus
- neutraliseert IgE waardoor allergenen niet worden herkend
9
Q
voor autoinflammatoire syndromen, wat is de meest favoriete bioogical for treatment?
A
anti- IL1
10
Q
rituximab
A
- antiCD20
- tegen B-lymfocyten, maar NIET plasmacellen
- langlevende plasmacellen blijven dus onaangedaan
11
Q
CTLA4 of PD-1 remmen
A
immuunsysteem wordt actiever
12
Q
checkpoint inhibitors
A
remmen van de remmer: ipilimumab (anti CTLA4, of PD-1)
13
Q
TNF remming kan leiden tot
A
systemische TBC. TNF is nodig om granulomen te maken en TBC te onderdrukken
14
Q
TNF-remmers geven weinig bijwerkingen
A
15
Q
van TNF neemt je gewicht
A
af
16
Q
anti-TNF bijwerking
A
- psoriasis
- verergering MS
17
Q
A