Stemmingsstoornissen Flashcards
‘Disruptieve stemmingsdysregulatiestoornis’ werd als nieuwe diagnostische categorie binnen het hoofdstuk depressieve stoornissen in de DSM 5 toegevoegd. Bespreek de reden van invoeren van DMDD en de wetenschappelijke fundering van deze stoornis.
DMDD = nieuwe D/ in DSM5
= chronische, ernstige, aanhoudende prikkelbaarheid
doel: overdiagnose van bipolaire stoornis tegengaan, overwaardering van criterium prikkelbare stemming in VG
Criteria:
- extreme gedragsinhibitie: verbale of fysieke agressie, >3x/week, disproportioneel
- boze/prikkelbare stemming: bijna dagelijks, quasi hele dag, niet overeenstemmend met ontw leeftijd
- start onder 10j, duur meer dan 1j
- diagnose vanaf 6j tot 18j
prognose: naar MDD of naar angststoornis,, niet naar BPS
Geen empirische onderbouwing, groot fenotype waarin veel kids met psy stoornissen passen, grote overlap met ADHD, ODD, CD
–> schrappen die handel, deze kids hebben wel beh nodig
Geef alle bijkomende specificaties die in de DSM 5 voorzien zijn om de diagnose ‘majeure depressieve stoornis’ te omschrijven en geef aan wat de impact is van deze verschillende specificaties op de behandeling.
- duur: >1j = chronisch
- kliniek: angstige spanning, atypisch, melancholisch, seizoensgebonden, met gemengde kenmerken, psychotische symptomen, katatonie
- aantal: eenmalig, reccurent
- remissie-status: partieel, volledig
- ernst: mild, matig, ernstig afh van aantal symptomen + dysfunctioneren
impact beh:
- ernstcriterium:
mild = BPI, ondersteuning, WaWa en monitoring
matig = + beh suïcide + psychotherapie (individueel, ouderbgl)
ernstig = + farmacotherapie
- chronisch: zie beh therapie-resistente depressie
- remissie: overweeg afbouw med
Beschrijf het werkingsmechanisme van SSRI’s.
SSRI = serotonine reuptake inhibitor
- monoamine-hypothese: mismatch in 5HT aanvoer en uptake = depressie, reuptake-inhibitie = meer 5HT in synaps = betere signaaloverdracht
langere termijn: meer 5HT transporters postsynaps
MAAR verklaart niet delay van aantal weken in effect
- neurotrofe stress-hypothese: rol van BDNF (neurogenese, bescherming neuronen), hoog cortisol = laag bdnf = celbeschadiging = kleiner volume hippocampus = depressie
SSRI: stimuleert aanmaak BDNF, gaat in omgekeerde richting, traag proces en daarom delay
- HPA-as dysfunctie: SSRI doet cortisol dalen
Waarom stijgt de prevalentie van majeure depressieve stoornis vanaf de puberteit? Om welke extra redenen is de prevalentie bij meisjes veel groter dan bij jongens?
- sequentiële hersenontwikkeling: eerst amygdala, dan PFCx
- gezin: meer autonomie, minder controle van ouders
- sociale eisen niet overeenstemmend met hersenontwikkeling
- cognitieve veranderingen: meer nadenken, beloningen meer op lange termijn
Meer meisjes:
- hormonale veranderingen
- vroegere puberteit
- meer ruminatie, piekeren, meer angststoornissen
- sociaal: meer conformeren
- genetisch sensitiever voor life events
Een 15-jarige jongen toont depressie-klachten. Zijn schoolresultaten zijn reeds gedurende meerdere jaren zwak. Hij heeft geen vrienden en is vaak gewoon thuis. Zijn moeder is sinds geruime tijd depressief. Ze neemt de zorg voor het huishouden en het gezin niet meer op. Ze is vaak kribbig en boos op hem. Ze heeft een uitgesproken negatieve kijk op alles wat rondom haar gebeurt. Wat is je behandelplan voor deze jongen?
Afhankelijk van ernst depressie
- BPSI:
psycho-educatie voor kind en ouders: klassiek, acceptatie!, belang van stress-reductie, houding tov suïcidaliteit
gedragsactivatie: dag-structuur met momenten van fysieke activiteit, aantal opties zoeken
slaaphygiëne
doelgerichte en interpersoonlijke activiteiten - Ondersteuning:
ziekte-statuut bepalen: gezien slechte resultaten overvraging op school?
stress-reductie: thuis van school?
ouders als steunfiguur: ouder-kind relatie aanpakken - psychosociale stressoren verminderen: ouder-kind relatie, nood aan netwerk
- WaWa, monitoring
- behandeling suïcidaliteit
- psychotherapie: individueel (CGT, IPS) maar in deze casus zeker ouderbegeleiding belangrijk, als moeder klinische depressie dan doorverwijzen naar eigen hulpverlening
- ouderbegeleiding: houvast ouders, omgang ouder-kind, functioneren gezin verbeteren (maar eerst oplossen depressie moeder)
Wat is het nut van psycho-sociale interventie, ondersteuning en gezinsbegeleiding voor de behandeling van depressie bij jongeren?
Doel behandeling:
- stress-reductie
- volledig herstel depressie
- aanpak riscofactoren en gevolgen
–> welke risicofactoren? temperamentskenmerken, negatieve cognities, sociale aansluiting, gezinsfactoren/leefklimaat
dingen waar we niets (meer) aan kunnen doen: genetische factoren, early life stress
- BPSI:
psycho-educatie voor kind en ouders: klassiek, acceptatie!, belang van stress-reductie, houding tov suïcidaliteit
gedragsactivatie: dag-structuur met momenten van fysieke activiteit, aantal opties zoeken
slaaphygiëne
doelgerichte en interpersoonlijke activiteiten
- Ondersteuning: ziekte-statuut bepalen stress-reductie: thuis van school? ouders als steunfiguur Psychosociale stressoren verminderen Monitoring en opvolging
- ouderbegeleiding: houvast voor ouders, omgang ouder-kind (relatie verbeteren, communicatie verbeteren, minder kritische stijl en vijandigheid, minder conflicten), functioneren gezin verbeteren
als eigen psy problematiek: doorverwijzen
Een 13-jarig meisje vertoont doodsgedachten, haar moeder is ongerust en neemt haar mee naar de huisarts die het meisje geruststellend een lage dosis fluoxetine voorschrijft. Formuleer je bedenkingen bij deze aanpak.
- Nood aan diagnostische evaluatie alvorens start medicatie: suïcidaliteit niet enkel in kader van depressie, als depressie: ernst? gezinsfactoren?
- Nood aan inschatting suïcidaliteit! Behandeling hierop afstemmen
- Nood aan hollistische en multidisciplinaire behandeling, nooit medicatie in monotherapie
- Nood aan monitoring: wie? wat? wanneer?
risico switch manie
risico suïcidaliteit: op populatie-niveau wel meer doodsgedachten maar niet meer pogingen, op individueel niveau oppassen voor impulsiviteit/ontremming bij opstart
Fluoxetine wel eerste keuze als nood aan med
De ouders van een 14-jarig meisje vragen een oplossing voor de depressieklachten die het laatste half jaar bij haar zijn opgetreden. Het meisje gaat sinds enkele weken niet meer naar school. Voordien was ze zeer plichtsbewust en werkte hard om goede resultaten te halen. Ze heeft enkele vriendinnen, maar blijft nu meestal thuis. Als kind vertoonde ze separatieangst en was ze erg verlegen in de omgang. Ze is steeds op haar hoede voor negatieve ervaringen. Een operatie aan de knie, gevolgd door langdurige revalidatie, gingen aan het optreden van de depressieklachten vooraf. Mama heeft al verschillende depressies doorgemaakt. Bij het meisje werd een matig ernstige majeure depressiestoornis vastgesteld. Welke behandelmogelijkheden ga je aanwenden?
- BPSI
- Ondersteuning
- Aanpak suïcidaliteit
- Psychotherapie: individueel, ouderbegeleiding
- Afhankelijk van dysfunctioneren en effect psychotherapie: medicatie te overwegen
Welke gegevens wil je in kaart brengen tijdens je jeugdpsychiatrisch onderzoek van een jongere met depressieklachten? Welke instrumenten kunnen je hierbij helpen?
INHOUD
- depressiekenmerken
- specifiers
- uitlokkende/onderhoudende factoren
- slaappatroon
- suïcidaliteit
- impact op functioneren
- comorbiditeiten
- steunnetwerk
INSTRUMENTEN
- klinisch interview (jongere, ouders)
- semigestructureerd interview: K-SADS (comorbiditeit)
- suïcidaliteit: K-IPEO
- vragenlijsten: CDI (screening, ernst, monitoring)
- stemmingslevenslijn/dagboek: bipolariteit? episodisch karakter
De anamnese van een (hypo)mane episode is cruciaal in het stellen van de diagnose BPS. Welke concrete vragen stel je in de praktijk om een zo duidelijk mogelijk zicht te krijgen op de eventuele aanwezigheid van de verschillende criteria?
DSM-criteria (hypo)manie:
(A) eufore stemming + verhoogde doelgerichte activiteit + prikkelbaarheid + (B) min 3: verminderde slaapnood, risicovol gedrag, spraakvloed, flight of ideas, verhoogde afleidbaarheid, verhoogde zelfwaarde
hypomanie: korter, minder intens, minder ernstig dysfunctioneren
manie: meer dan een week, intens, opname-nood, sterk dysfunctioneren, psychotische kenmerken
In acute fase: eerder richten op observaties
Als in voorgeschiedenis:
Zijn er periodes geweest waarin je je heel erg goed voelde? Alsof je de wereld aankon? Hoe reageerde je omgeving toen, probeerden ze je te temperen? Zijn er periodes dat je heel erg prikkelbaar bent, dat je snel kon uitvliegen? Was er een verandering in slaappatroon, dat je met heel weinig slaap toekwam? Zeiden mensen ooit dat je moest stoppen met praten of dat ze je niet konden volgen? Gevoel dat er continue gedachten door je hoofd flitsten? Ging je toen veel dingen ondernemen, maar zonder dat die tot veel leiden? Heb je ooit periodes veel geld uitgegeven of promiscue gedrag gesteld? Dingen gedaan waar je je achteraf voor schaamt?
Kwam dit in episodes voor of is dat altijd aanwezig?
Psychotische kenmerken: zag/hoorde je ooit dingen die anderen niet konden zien/horen? Had je bepaalde ‘vreemde’ ideeën die achteraf gezien helemaal niet konden?
Episodisch karakter: wanneer? hoe lang? uitlokkende factoren? …
Beschrijf de klinische stadia die vaak vooraf gaan aan de eigenlijke start van een bipolaire stoornis.
Prodromen in ontwikkeling
- Lagere school: niet-stemmingsgebonden pathologie
ADHD, angst (!), slaapproblemen (!)
- Adolescentie: stemmingsgebonden pathologie
aanpassingsstoornissen, mineure depressie
- 2e helft adolescentie: eerste MDD (!) –> 30% BPS
- transitieleeftijd: bipolaire symptomen
6-12j: childhood onset
- aspecifiek beeld, gemengde episodes
- meer prikkelbaar
- ernstiger verloop, subcontinue
- grotere familiale VG
- 1e episode = hypomanie
- veel comorbiditeit (ADHD, ODD)
12-18j: late onset
- 1e episode = MDD
- grotere symptoomernst
- comorbiditeit: CD, middelen, persoonlijkheidsstoornissen
Een meisje van 9 jaar wordt sinds 2 jaar behandeld voor ADHD met Rilatine 2x10md/dag. De ADHD-kenmerken zijn reeds herkend sinds haar kleuterjaren. Zonder haar medicatie is ze uitgesproken rusteloos, praatziek, overbeweeglijk, werkt niets af. Zelf blijft ze er opvallend opgewekt bij, maar ouders weten zich geen raad. Tijdens schooluren loopt het met medicatie veel beter. Moeder vraagt zich af of meisje geen bipolaire stoornis heeft. Welke diagnostische elementen heb je nodig om je antwoord te staven?
Differentiaal diagnose bipolaire stoornis en ADHD:
- criteria manie die niet overlappen: opgeblazen zelfbeeld, eufore stemming, verminderde slaapnood
- BPS heeft episodisch karakter met stemming op voorgrond, ADHD is continue met gedrag op de voorgrond
- start ADHD vroeger, BPS lange prodromale fase
- stemmingsproblemen bij ADHD: secundair
- Slaap: bij BPS verminderde nood/verandering ritme/gefragmenteerd, bij ADHD inslaapproblemen
- Agressie bij BPS: ontremming, bij ADHD: prikkelbaarheid
- BPS: hyperseksueel gedrag
- Schools functioneren bij BPS: wisselend en samenhang met moties, bij ADHD: weerstand vor school, onaandachtigheid, chronisch
- hyperactiviteit fluctueert bij BPS
- Respons op stimulantia: bij BPS geen respons + verstoring dag-nachtritme, bij ADHD wel effectief
Bespreek de diagnostische overlap tussen bipolaire stoornis en ADHD. Geef mogelijke verklaringsmodellen.
Diagnostische overlap:
- criteria: verhoogd activiteitsniveau, prikkelbaarheid, concentratie-moeilijkheden, gedachtevlucht, spraakwaterval, risico’s nemen
Verklaringsmodellen:
- toeval
- uiting van zelfde onderliggend mechanisme (dimensioneel), subtypes
- ADHD als voorloper van BPS, ontwikkelingscontinuüm
- ADHD = BPS, nosologie verkeerd, oversplitting?, ADHD = misdiagnose?
Welke niet-medicamenteuze adviezen geef je aan jongeren met een zich ontwikkelende BPS (bipolaire stoornis) en hun ouders om symptoomvermindering te bekomen?
Psychosociale therapie:
- Educatie: klassiek, belang van structuur en dag-nachtritme, regelmatig gezinsleven, noodplan bij exacerbaties, aanpassing leefstijl (regelmaat, stressreductie, aanpassingen op school, middelen vermijden)
- Communicatievaardigheden (mate emotionele expressie invloed op verloop)
- Sociale vaardigheden, emotieregulatievaardigheden, probleemoplossing
- Cognitieve herstructurering: ‘omdenken’
MAAR effectiviteit is ongekend (heterogene populatie, geen consensus over vroege stadia, ontbreken van stadia-specifieke interventies of interventies typisch aan ontw leeftijd)
Voorbeeld: family-focused therapy
Beschrijf de aanpak van treatment-resistant depression.
= geen respons op adequate behandelmodaliteiten
- Herevaluatie van diagnostiek:
Differentiatie bijwerkingen med en depressie-sympt. Slaapherstel (hygiëne, melatonine, mirtazapine). Therapietrouw. Middelen. Bijgekomen factoren en stressoren. Als na start SSRI agitatie, prikkelbaarheid: denk aan BPS, psychose, borderline.
- comorbiditeit?
- somatische oorzaken: hypothyroïdie, ferriprieve anemie, vitb12 tekort, chronische ziekten
- medicamenteus geïnduceerd: steroïden, lamotrigine, interferon, OAC
- Als nog niet gebeurd (foei!): start psychotherapie
- Augmentatie: bupropion, atypische antipsy, stemmingsstabilisator