Ontwikkelingspsychologie Flashcards

1
Q

Beschrijf kort de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget: (1) infants en (2) peuters/kleuters.

A

Sensomotorisch stadium

Pre-operationeel stadium: symbolisch denken, intuïtief denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf kort de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget: (1) schoolleeftijd en (2) adolescentie.

A

Concreet operationeel stadium: actief en juist gebruik van logica
Formeel operationeel stadium: abstract denken, hypothetisch-deductief redeneren, propositioneel denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf kort de sociale ontwikkeling: (1) infants en (2) peuters/kleuters.

A

Infants: emotionele expressie, hechting, social referencing; vertrouwen vs. wantrouwen
Peuters/kleuters: autonomie vs. schaamte, initiatief vs. schuld, betere emotieregulatie, ontwikkeling zelfbeeld, Parten: spelvormen, na 3j: vriendschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf kort de sociale ontwikkeling: (1) schoolleeftijd en (2) adolescentie.

A

Schoolleeftijd: vlijt vs. minderwaardigheid, ontdekken van competenties en eigen ik, zelfbeeld, vriendschapsopbouw (gedrag, vertrouwen, nabijheid)
Adolescentie: identiteit vs. identiteitsverwarring, stadia van Marcia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf de morele ontwikkeling bij schoolkinderen

A

Stadia van Kohlberg:

1: pre-conventioneel: straffen en belonen
- vermijden straf
- streven naar beloning
2: conventioneel: groepsbelang
- voorbeeldig gedrag
- gedragen naar plicht
3: postconventioneel: principes, mens/maatschappij
- moraliteit boven legaliteit
- ethische code

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf kort de fysieke ontwikkeling tijdens de adolescentie

A

pubertaire groeispurt

geslachtskenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de voornaamste kenmerken en implicaties van het puberbrein

A

meer witte stof, meer functionele verbindingen tss hersengebieden
tragere rijping frontale cortex: impulscontrole, plannen, taal en geheugen, sociaal gedrag, beoordelingsvermogen, oplossingsvermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly