Nosologie, classificatie, epidemiologie Flashcards

1
Q

De revalidatiesector kiest ervoor om de internationale classificatie van functioneren (ICF) te gebruiken. Is dat een goede keuze? Is het een probleem voor ons, kinderpsychiaters, dat het niet de DSM-classificatie is?

A

ICF = international classification of functioning, focus op handelingsgericht dneken
- ziektebeeld
- (dys)functioneren: lichaamsfuncties en -structuur, participatie en activiteiten
- context: omgevingsfactoren, persoonlijke factoren
DUS: interactie patiënt-omgeving centraal, focus op participitatie
gelijklopend met DSM IV

Goede keuze?

  • Ja, revalidatie = focus op participatie, handelingsgericht
  • bredere kijk, meer dan enkel diagnose
  • mogelijkheid tot vooruitgang bekijken
  • negatief: lege doos, weinig valide systeem, weinig onderbouwd

Voor ons:
- bemoeilijkt communicatie
- breed beeld wordt meegenomen, geen rechtstreekse vaste trajecten maar patiënt-gebonden, wat heeft deze jongere nodig?
- focus op waar jongere en gezin naartoe wil, vraaggestuurd = motiverend
MAAR is geen alternatief voor DSM owv beperkte onderbouwing + missen van ontwikkelingsdenken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een diagnostische categorie moet betrouwbaar zijn en valide. Leg uit.

A

Betrouwbaarheid: geeft herhaling dezelfde uitkomst? Is test reproduceerbaar?

  • Tussen beoordelaars
  • Test-hertest

Validiteit: meet de test wat het moet meten?
moet associatie hebben met ‘externe’ betekenisvolle variabelen
- epidemiologie (bv. CD early/late onset)
- beloop en prognose (bv. ADHD + CD)
- psychosociale F (bv. PTSS en acute stress)

  • Etiologische classificatie: problematisch owv multifinaliteit en equifinaliteit
  • Neuropsy? bv. ASS en ToM
  • Neuroanatomie?
  • Behandelingsrespons? Symptoomgericht
  • Genetica? bv. ASS - schizofrenie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Als 2 “stoornissen” samen voorkomen, spreken we van comorbiditeit. Maar 1) er zijn allerlei redenen waarom we die vaak overschatten en 2) hoe kunnen we echte comorbiditeit verklaren?

A

Redenen tot overschatting:

  • Artefact: Berkson bias (pas consulteren bij multipele problematiek = meer comorbiditeit in klinische populatie), overlappende categorieën (dus minder sympt nodig voor 2e diagnose)
  • Fenotypische heterogeniteit/pleiotropie: verschillende uitingen van zelfde genotype, ene stoornis is precursor voor andere (bv. ODD - CD)
  • Categorieën zijn per definitie partiële beschrijving, arbitraire grenzen, stereotypering, overlappend en uiting van onderliggend dimensioneel systeem

Echte comorbiditeit:

  • ene stoornis als risicoF voor andere
  • gedeelde risicoF
  • aparte entiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De DSM wordt verweten dat:
- hij karikaturen neerzet
- hij comorbiditeit artificieel verhoogt
- hij steeds meer categorieën introduceert
- hij een vals beeld geeft van accuraatheid van diagnoses
- hij conservatief is
Geef je mening over deze uitspraken en beargumenteer.

A
  • karikaturen: terecht, inherent aan het invoeren van categorieën, bed van Procrustes, arbitaire grenzen, partiële beschrijvingen, categorieën maken van een dimensioneel systeem
  • comorbiditeit: artefacten (overlap in categorieën), fenotype bepaalt categorie maar zelfde genotype kan versch fenotypes hebben en omgekeerd
  • steeds meer categorieën: klopt, nu: 317. DSM5: DMDD als niet zinvolle categorie, PMS,… MAAR: komt ook omdat maatschappij evolueert. Voorstel Van Os: alles in 10 dimensies
  • vals beeld van accuraatheid: DSM zet in op betrouwbaarheid (die goed is!) en niet zozeer validiteit, beperking: te weinig wetenschappelijke basis om op basis van etiologie te categoriseren. Wel: basis om behandeling op te staven
  • conservatief: weinig verandering tov DSM IV, gevestigde wetenschappers zitten samen rond a priori categorieën, idee om shift te maken naar etiologische classificatie niet gelukt, top-down benadering door experten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De DSM wordt verweten dat:
- hij te weinig op wetenschappelijke evidentie gebaseerd is
- hij de illusie hooghoudt dat er een categoraal onderscheid is tussen normaal en abnormaal
- hij niet vrij is van belangenvermenging met farmaceutische bedrijven
- hij overbodige diagnoses includeert
- hij niet meer assig is
Geef je mening over deze uitspraken en beargumenteer.

A
  • te weinig EBM: DSM is wel betrouwbaar (is zo ook getoests), maar niet gebaseerd op etiologie waardoor vragen over validiteit (correlatie met etiologie? genetica? neuropsy principes? …)
  • normaal vs. abnormaal: van dimensioneel naar categoriaal = arbitraire grenzen, kwalitatief oordeel + kwantitatieve optelsom. Voorstel om dimensionele schaal toe te voegen maar ‘geen meerwaarde’. Lastig want stigmatisering, mogelijkheid tot misbruik voor sociale controle. Anderzijds: toevoeging cultureel interview.
  • farmacie: er is belangenvermenging, categorie bepaalt medicatiegebruik (bv. antidepressiva, rilatine,….) maar ook: medicatie bepaalt validiteit diagnose. Andere belangens: APA, uitgevers, academici, media,…
  • overbodige diagnoses: DMDD (= weinig betrouwbaar), PMS (= het normale tot abnormaal gemaakt)
  • niet meer assig: is jammer, gaat voorbij aan individualiteit van de patiënt (cognitief niveau, persoonlijkheid, psychosociale factoren, functioneren) MAAR diagnostiek is meer dan de DSM (categorieel, verstehend, handelingsgericht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een “diagnose stellen” heeft voor- en nadelen. Kan je hierover een “ethische” redenering maken? Hoe gaan we in de praktijk beslissen of we een diagnose toekennen of niet?

A

Ethisch handelen = in belang van de patiënt, zonder schade te berokkenen, met respect voor autonomie en voor gelijke rechten

Pro diagnose:

  • erkenning
  • genereert hulp
  • stop overvraging
  • initiatie acceptatieproces
  • begrip en aanpassingen
  • voorkomt verwerping
  • window of opportunity

Contra diagnose:

  • stigma
  • remt groeikansen
  • blootstelling schade behandeling

Pro normalisering:

  • focus op krachten
  • open verwachtingen
  • nadruk op eigen krachten
  • steunt op zelfvertrouwen
  • tolerantie voor variabiliteit

Contra normalisering:

  • negeert verschillen
  • negeert risico’s toekomst
  • negatieve impact omgeving

Good clinical practice: raadplegen van verschillende bronnen (gedeelde verantwoordelijkheid), criterium van dysfunctioneren
Hoe? Goed intakegesprek!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly