Psychofarmacologie Flashcards

1
Q

Je wil aan een achtjarig kind een neurolepticum geven waarvoor geen indicatie is voor kinderen (bv. abilify) en dus ook geen doseringsvoorschriften. Waarmee ga je rekening houden bij het bepalen van het doseringsschema, uitgaande van de info die je vindt voor volwassenen?

A

Kinderen zijn geen kleine volwassenen, verschillen in zowel FK als FD

FK: wat lichaam doet met medicatie
- inname
- absorptie:
andere verdeling geïniseerd vs niet-geïoniseerd (meer ionisatie = minder lipofiele med = tragere absorptie)
snellere maaglediging = snellere absorptie
meer permeabel = snellere absorptie
= SNELLERE PIEKPLASMACONC
- distributie: dosis/plasmaconc
minder vet = minder V voor lipofiele med. = KORTERE T1/2, HOGERE PIEKPLASMACONC
eiwitbinding: minder eiwitten dus med met hoge eiwitbinding –> meer distributievolume
- metabolisatie: door lever, gaat sneller bij kids
- clearence:
afh van opp orgaan (lever, nier), correleert met huidopp DUS grotere clearence bij kids = KORTERE T1/2

T1/2 is afhankelijk van: dosis, absorptie, distributievol, clearence –> kids: KORTERE T1/2 dus mogelijks meerdere dosissen nodig
steady state: na 5xT1/2

FD: wat medicatie doet met lichaam

  • andere verdeling receptoren, andere verhouding werking/bijwerkingen
  • ander patroon receptordensiteit, fysiologie
    bv. benzo’s, bv. DRD1-2 rec
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je sart een atypisch neurolepticum bij een 12-jarig meisje. Stel voor hoe je mogelijke bijwerkingen gaat opvolgen.

A

Bijwerkingen atypische antipsychotica:
- EPS: dystonie, tremor, parkinsonisme, akathisie, dyskinesie
–> bevragen
- Sedatie
–> bevragen, observatie
- Verhoogde eetlust, gewichtstoename
–> Opvolging lengte en gewicht
- Metabole bijwerkingen
–> opvolging via gewicht + labo (cholesterol, glycemie)
- Hormonale bijwerkingen:
PRL-stijging
–> bevragen borstgroei, menarche, geen nood aan labo
Schildklier: symptomen hyperthyroïdie (agitatie, zweten, hartkloppingen,…)
- Anticholinerge bijwerkingen: droge mond, duizeligheid, obstipatie,…
- ECG-veranderingen: QTc verlenging, re-entry
–> bij start afnemen als indicatie (fam VG, eigen VG)
- Agranulocytose: kan bij elk neurolepticum
–> labo
- Epilepsie: drempelverlagend
–> bevragen
- Maligne neuroleptisch syndroom: educatie, zeer zelden, vnl in 1e 2 weken na start of dosisverhoging, hyperthermie (autonome dysfie) + spierstijfheid + veranderd bwz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek mogelijke domeinen van interacties van psychofarmaca (onderling en met andere geneesmiddelen). Illustreer aan de hand van minstens 3 voorbeelden die je in de klinisch kan tegenhouden.

A

Mogelijke domeinen van interactie:

  • Plasmabinding: als 2 med met hoge EW-binding –> competitie voor EW –> gebonden fractie daalt –> T1/2 daalt
    bv. SSRI en Carbamazepine (antiE)
  • Metabolisatie: CYP450
    Inductie
    Inhibitie
    bv. Abilify (metabolisatie door CYP2D6) en Fluoxetine (CYP2D6-inhibitor)
  • Soms renale excretie: bij sterke verandering pH
  • Receptorbinding competitie (FD)
    bv. Fluoxetine en Haldol: EPS +++ door indirecte dopamine-werking van fluoxetine

Op vlak van werking:

bv. anticholinerge werking
bv. Rilatine en Abilify: dopamine-reuptake inhibitie maar ook dopamineblokker, maar lijkt geen problemen te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly