RL Lage rugpijn Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat specifieke lage rugpijn?

A
  1. lumbosacraal radiculair syndroom

2. rugpijn agv mogelijk ernstig onderliggende specifieke aandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke twee groepen kun je lage rugpijn onderverdelen?

A
  1. specifieke lage rugpijn

2. aspecifieke lage rugpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel van de patienten met lage rugpijn leidt NIET tot werkverzuim, maar gaat de pijn vanzelf over?

A

90%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symptomen van aspecifieke lage rugpijn?

A
  • geen aanwijsbare specifieke oorzaak voor de klachten
  • pijn in lumbosacrale regio op voorgrond
  • Soms uitstraling in bil en bovenbeen
  • Pijn kan verergeren bij bepaalde houdingen, bewegingen en tillen/verplaatsen van lasten
  • pijn continu of episoden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem ernstig onderliggende specifieke aandoeningen die kunnen voorkomen bij lage rugpijn:

A
  • wervelfracturen
  • maligniteiten
  • spondylitis ankylopoetica
  • ernstige vormen van kanaalstenose
  • ernstige vormen van spondylolisthesis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Binnen hoeveel weken hebben de pt met lage rugpijn die wel werk verzuimen het werk weer hervat?

A

Binnen 4 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf het ‘‘normaal beloop’’

A

Wanneer de activiteiten en participatie in de tijd langzaam toenemen. Vaak verminderd de pijn ook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf het ‘‘afwijkend beloop’’

A

Wanneer er binnen 3 weken geen duidelijk toename in activiteiten en afname in participatie problemen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat ga je als fysiotherapeut doen wanneer een pt via DTF komt?

A

Screenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke drie onderdelen moeten in een screening voorkomen?

A
  1. Beeld vormen over de klachten
  2. symptomen
  3. rode vlaggen uitvragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de rode vlaggen van lage rugpijn?

A
  • maligniteit
  • osteoporotische wervelfractuur
  • spondylitis ankylopoetica
  • wervelfractuur
  • ernstige vorm van spondylolisthesis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de signalen voor maligniteit?

A
  • begin lage rugpijn na 50e jaar
  • continue pijn
  • nachtelijke pijn
  • algehele malaise
  • maligniteit in de voorgeschiedenis
  • onverklaard gewichtsverlies
  • verhoogde bloedbezinkingssnelheid (BSE)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de signalen voor osteoporotische wervelfractuur?

A
  • recent fractuur <2 jaar geleden
  • eerdere wervelfracturen
  • ouder dan 60 jaar
  • lichaamsgewicht onder 60 kg/ BMI onder 20 kg/m2
  • ouder iemand met heupfractuur
  • langdurig corticosteroïden gebruik
  • lokale klop, druk en asdrukpijn van de wervelkolom
  • opvallende lengtevermindering
  • versterkte thoracale kyfose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de signalen voor spondylitis ankylopoetica?

A
  • begin rugpijn voor 20e jaar
  • man
  • iridocyclitis
  • onverklaarde perifere artritis of inflammatoire darmaandoening in de voorgeschiedenis
  • nachtelijke pijn
  • ochtendstijfheid >1 uur
  • verminderde pijn bij liggen/bewegen/oefenen
  • goede reactie op NSAID’s
  • verhoogde bloedbezinkingssnelheid (BSE)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het signaal voor een wervelfractuur?

A

ernstige lage rugpijn na een trauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de signalen voor een ernstige vorm van spondylolisthesis?

A
  • begin van lage rugpijn voor 20e jaar.

- palpabel trapje (L4-L5)

17
Q

Wat moet je doen wanneer je een bepaald patroon herkend in de rode vlaggen?

A

Terug sturen naar de huisarts!

18
Q

Welke meetinstrumenten worden aanbevolen bij lage rugpijn?

A
  • NRS
  • PSK
  • QBPD
19
Q

Wat zijn de signalen voor een lumbosacraal radiculair syndroom?

A
  • radiculaire uitstralende pijn in een been

- pijn in been meer op de voorgrond dan de lage rugpijn

20
Q

Welke bevindingen duiden op een lumbosacraal radiculair syndroom?

A
  • een positieve straight leg raising test (SLR) = teken van Lasègue
  • spierzwakte
  • vinger-vloer afstand > 25 cm bij vooroverbuigen
21
Q

Factoren die het herstel kunnen vertragen zijn?

A
  • aan rugpijn gerelateerde factoren
  • individuele factoren
  • psychosociale factoren
  • werkgerelateerde factoren
22
Q

Waaruit bestaat rugpijn gerelateerde factoren?

A
  • hoge mate van beperkingen in activiteiten
  • uitstralende pijn
  • wijdverbreide pijn
23
Q

Waaruit bestaat individuele factoren?

A
  • oudere leeftijd

- slechte algemene gezondheidstoestand

24
Q

Waaruit bestaat psychosociale factoren?

A
  • psychologische en psychosociale stress
  • pijn gerelateerde angsten/ vermijdingsgedrag
  • somatisatie
  • depressieve klachten
25
Q

Waaruit bestaat werkgerelateerde factoren?

A
  • slechte relaties met collega’s

- zware fysieke taakeisen

26
Q

Wat zijn de kenmerken van profiel 1?

A

Aspecifieke lage rugpijn met een normaal beloop van het herstel

27
Q

Wat zijn de kenmerken van profiel 2?

A

Aspecifieke lage rugpijn met een afwijkend beloop zonder dominante aanwezigheid van psychosociale herstelbelemmerende factoren

28
Q

Wat zijn de kenmerken van profiel 3?

A

Aspecifieke lage rugpijn met een afwijkend beloop met dominante aanwezigheid van psychosociale herstelbelemmerende factoren

29
Q

Na hoeveel weken bij behandelprofiel 2 moet je de pt terugsturen naar de HA bij geen effect?

A

Na 3 weken

30
Q

Na hoeveel weken bij behandelprofiel 3 moet je de pt terugsturen naar de HA bij geen effect?

A

na 3-6 weken

31
Q

Hoeveel behandelingen heeft een pt maximaal in profiel 1?

A

3

32
Q

Wat zijn de kenmerken van behandelprofiel 1?

A

Informeren & adviseren:

  • Stel gerust
  • Leg uit dat rugpijn niet ernstig is, vaak vanzelf over gaat, maar wel een kan terugkomen.
  • Adviseer geen continue bedrust; max 2 dagen
  • Vermijd passiviteit, stimuleer een actieve leefstijl
  • Toename van activiteit gaat niet samen met beschadiging van structuren in de rug
  • Veweging, opbouw van activiteiten, blijven werken/ hervatten van werk bevordert het herstel
33
Q

Wat zijn de kenmerken van behandelprofiel 2?

A
  • Vermijd adviezen die de patiënt aanzetten tot passiviteit + stimuleer een lichamelijk actieve leefstijl.
  • Geef aan dat toename van de pijn niet samengaat met
    beschadiging van structuren in de rug.
    • Stimuleer (gedoseerde) beweging, opbouw van activiteiten + blijven werken of het hervatten van werkzaamheden (eventueel met tijdelijke aanpassing van die werkzaamheden).
  • Stel een oefenprogramma op dat aansluit bij de behoefte van de patiënt en de eigen expertise en ervaring als therapeut.
  • Overweeg bij stoornissen in gewrichtsfuncties: artrogene mobilisatie of manipulatie en/of kortdurende massage of warmtetherapie ter vermindering van de pijn.
  • Vraag bij werkverzuim langer dan 4 weken naar afspraken
    die zijn gemaakt met de bedrijfsarts en bespreek indien nodig het beleid met deze arts en/of de bedrijfsfysiotherapeut
34
Q

Wat zijn de kenmerken van behandelprofiel 3?

A
  • Adviseer de patiënt te blijven bewegen en informeer hem erover dat bewegen geen kwaad kan en zelfs leidt tot sneller herstel.
  • Benadruk dat de aanwezige psychosociale factoren
    (depressieve gevoelens, angst voor bewegen, catastroferen etc.) een ongunstige invloed kunnen hebben op het herstel.
  • Adviseer contact op te nemen met de huisarts, bedrijfsarts en/of psycholoog als ernstige of persisterende psychosociale factoren het herstel belemmeren en bespreek het te volgen beleid.
  • Bespreek het beleid met de bedrijfsarts, de bedrijfs- fysiotherapeut of de arbodienst indien zwaar lichamelijk werk, langer durend ziekteverzuim of een arbeidsconflict het herstel belemmeren of als samenwerking het herstel bespoedigt.
  • Stimuleer (gedoseerde) beweging, opbouw van activiteiten, blijven werken of zo nodig hervatten van werkzaamheden
  • Schrijf een tijdcontingent oefenprogramma voor.
  • Probeer in geval van werkverzuim de doelen van het
    oefenprogramma samen te laten vallen met doelen voor
    werkhervatting.
35
Q

Wanneer moet er contact worden opgenomen met de huisarts bij profiel 3?

A

Indien de behandeling na 3-6 weken geen effect heeft gehad