Praktijk knie Flashcards

1
Q

anamnese kenmerken voor meniscusletsel

A
  1. symptomen
    - hoofdklacht = pijn
    –> uitgelokt door rotatie, compressie & hurken + geforceerde hyperextensie
    - zwelling = minimaal & uren na letsel
    –> vaak niet geweten
    - onstaan = compressie + pijnrotatie
    - hotspot = IA = kniespleet = “binnen in de knie”
    - 40% heef klikkend gevoel
  2. oorzaak instabiliteitsgevoel
    - loose body
    - meniscus letsel
    - LCL/MCL
    - VKB/AKB
    - (sub)luxatie patella
    - quadriceps-atrofie door pijninhibitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

anamnese kenmerken van patellofemorale klachten

A
  1. hoofdklacht pijn
    - meestal
    - excentrisch > concentrisch ≠ patellapees letsel
    –> trap af is erger als trap op
  2. hoofdklacht instabiliteit + pijn
    - subgroep post-patella luxatie
    - ernstig letsel = veel pijn & veel zwelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

anamnese kenmerken bij VKB/AKB

A
  1. symptomen
    - hoofdklacht = instabiliteit bij rotaties
    - zwelling = onmiddelijk & veel
    –> aspiratie toont bloed aan
    - onstaan = non contact endorotatie + valgus collaps
    –> voelbare & hoorbare krak
    - hotspot = IA
  2. gecombineerde letsels = 60%
    - meniscus
    - kraakbeen
    - MCL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

anamnese kenmerken van LCL/MCL letsels

A
  1. zwelling
    - graad 1 = geen zwelling
    - graad 2 = lichte EA extra-articulaire zwelling
    - graad 3 = aanzienlijke IA zwelling
    –> bijna altijd ook kapsel gescheurd
  2. klachten
    - graad 1 & 2 = pijn
    - graad 3 = pijn & instabiliteit bij varus/valgus
  3. andere symptomen
    - onstaan = overdreven varus/valgus
    - hotspot = O/I van lig & bijna nooit in verloop
    - geassocieerde letsels zijn zeldzaam
    –> graad 2 of 3 kan meniscusscheur zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

specifieke inspectie

A
  1. positie van gewricht
    - IA-probleem = gewricht in LPP 20-30°
    - zal bijna nooit gewricht in CPP extensie houden
    - hyperextensie bij 90° van de mensen = economische stand
  2. vocht
    - onderscheid intra- of extra-articulair
    - visuele inspectie = kuiltjes net caudaal van VMO
    - meestal mediaal & suprapatellair
    - enkel betrouwbaar bij veelvocht
    –> patelladans & wipe-test
  3. capsulair patroon
    - flexie > extensie
    - niet relevant = 1e revalidatie doel zal altijd extensie zijn
    - bij 10° beperking geen normaal gangpatroon & staan meer mogelijk
    - geen revalidatie in ADL door compensaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oriënterende palpatie

A
  1. wipe-test = Brush/stroke-test
    - mediaal van distaal naar proximaal wrijven met handrug
    - vocht naar brusa suprapatellaris wrijven
    - lateraal van proximaal naar distaal wrijven met handrug
    –> mediale ruimte vult opnieuw op
  2. patella dans
    - van proximaal & distaal naar knie toe enkele keren wrijven
    - boven & onderknie vastnemen
    - wijsvinger op patella duwen
    - vooral bij relatief veel vocht
  3. positieve test
    - vooral fluctuerende vocht van letsels
    - niet bij visceus vocht van synovitis ≈ artrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

actief BFO

A

= flexie & extensie in ruglig waarbij extensie boven tafel behoud wordt

  1. pijn bij flexie
    - fracturen
    - acuut lig. letsel
    - variërend bij gewrichtsmuizen & KB-pathologie
  2. pijn bij extensie
    - meniscus letsel
    - achterste kapselletsel
    - zwelling
    - acuut lig. letsel
    - variërend bij gewrichtsmuizen & KB-pathologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

passief BFO

A
  1. uitvoering
    - flexie & extensie in ruglig
    - niet meer dan 90° heupflexie bij flexie
    - extensie = op tafel knie fixeren & voet naar hyperextensie trekken
  2. pijn bij flexie
    - meniscus letsel
    - bakercyste
    - apofysitis
    - acuut lig. letsel
    - fracturen
    - variërend bij gewrichtsmuizen & KB-pathologie
  3. pijn bij extensie = zelfde actief
    - meniscus letsel
    - achterste kapselscheur
    - zwelling
    - acuut lig. letsel
    - variërend bij gewrichtsmuizen & KB-pathologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

weerstands BFO

A
  1. extensie in ruglig
    - beide kniën geplooid
    - arm onder homolaterale knie & op heterolaterale knie = extensie heup vermijden
    - weerstand net boven enkel
  2. flexie in ruglig
    - 90/90° van heup & knie
    - weerstand aan calcaneum
  3. tests in buiklig
    - knie in 90°
    - weerstand naar beide kanten net boven enkel
  4. differentiaal diagnose
    - tests van extensie in meerdere hoeken
    - afh van flexie hoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tests van de kruisbanden

A

op volgorde

  1. AKB exclusie = posterior sagging
  2. (stabiele) lachman = meer specifiek
  3. voorste schuiflade
  4. Pivot shift-test = endo + valgus + flexie 0-40°
    –> positief indien luxatie-repositie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

posterior sagging

A
  1. inspectie
    - lateraal aanzicht van bilateraal gebogen knieën in 90°
    - sagging = tibia meer naar posterior, “hol” onderbeen
    - door sagging zal voorste schuiflade positief lijken
    - specificiteit 100%
  2. gevolg
    - AKB = ernstig letsel
    - andere testen niet meer doen & doorsturen
    - in stand = hyperextensie met dorsale translatie
    - indien niet duidelijk = afstand margo anteromedialis tibia -> mediale femorale condyl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lachman-test

A
  1. stabiele Lachman-test
    - fixatie van bovenbeen tussen knie & proximale hand
    - distale hand zo proximaal mogelijk op tibia
    - knie in 30°
    - meer stabiel = zwaardere benen
    –> eigenlijk altijd beter
  2. Lachman-test = bovenbeen met proximale hand langs dorsaal vastnemen
  3. algemeen test
    - stadaard test
    - 30° flexie = LPP & minder diepe flexie nodig wat acuut soms niet kan
  4. positieve test
    - hard eindgevoel = indicatief voor stabiliteit
    - 3mm + hard eindgevoel = ok
    - 5mm = nood aan vergelijking met andere knie
    - soft/afwezig eindegevoel = verdacht
  5. vals-positief
    - femur onvoldoende gestabiliseerd
    - bijkomende meniscus/degernatieve veranderingen
    - tibia in endorotatie
    - sensitiviteit = 85-99%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

positieve lachman test

A
  1. positieve test
    - hard eindgevoel = indicatief voor stabiliteit
    - 3mm + hard eindgevoel = ok
    - 5mm = nood aan vergelijking met andere knie
    - soft/afwezig eindegevoel = verdacht
  2. vals-positief
    - femur onvoldoende gestabiliseerd
    - bijkomende meniscus/degernatieve veranderingen
    - tibia in endorotatie
    - sensitiviteit = 85-99%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voorste schuiflade

A
  1. uitvoering
    - heup in 45° & knie in 90° flexie
    - bil op voet voor fixatie
    - handen proximaal op tibia met duimen in gewrichtspleet
    - hamstrings moeten ontspannen zijn
  2. algemeen test
    - vaak negatief bij acute tests
    - onvoldoende flexie mogelijk = 90°
    - reflexmatige contracite van hamstrings
    - pijn bij gecombineerde letsels kan vals-negatieve test opleveren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

test van collaterale ligamenten

A
  1. valgus-stresstest = MCL
    - lateraal van been staan
    - handvatting net proximaal & distaal van knie
    - kan ook in zijlig
    - sensitiviteit 85%
  2. varus-stresstest = LCL
    - tussen benen zitten
    - sensitiviteit 0-25%
  3. algemeen tests
    - in 30° flexie = wel bewegelijkheid door LPP
    - in extensie = geen bewegelijkheid door ook posterior kapsel testen
    - relatieve heupextensie = ontspannen van hamstrings
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

algemeen meniscus tests

A
  1. vele tests
    - geen enkele test heeft voldoende sensitiviteit of specificiteit
    - sensititeif = % correct positief
    - specificiteit = % correct negatief
  2. testen
    - combinatie van bewegingen = compressie, flexie & rotatie
    - van 1D naar 3D
    - progressie inbouwen bij test
    –> niet verder gaan als 1D al positief is
  3. positieve test
    - zoeken naar pijn/herkenbare klik
    - niet altijd nood aan beeldvorming
    - enkel indien anmnese verhaal acuut & traumatisch is
    - is ook vaak positief bij ouderen door artrose
17
Q

1D meniscus test

A

= 1D Steinmann

  1. uitvoering
    - 90° knieflexie
    - enkel gesteund op tafel & in dorsiflexie = CPP om beweging te voorkomen
    –> hand aan voorvoet
    - exorotatie van tibia uitvoeren
    - indien geen pijn in endstand extra thrust geven
    - test is positief bij pijn
  2. 90° knieflexie niet mogelijk
    - minder flexie met enkel niet gesteund
    - kan in alle graden knieflexie
    –> eerst passief BFO beperking bepalen
    - beweging aan voet met voorarm & hand op calcaneus
18
Q

2D meniscus test

A

= 2D McMurray

  1. uitvoering
    - maximale knieflexie = voorwaarde
    –> testen tijdens passief BFO
    - van hieruit endo & exorotatie inbrengen aan malleolus
    - palpatie van gewrichtsspleet
    - gemodificeerd = vanuit exo/endopositie cirkels draaien
    –> accentueren van geklik
  2. sensitiviteit & specificiteit
    - positief indien pijn
    - geklikt wilt niet zeggen positieve test
    - 30% gezonde kinderen positief
    - 1% gezonde volwassenen positief
    - sensitiviteit 20-60%
    - speciticiteit 80-98%
19
Q

Apley-compressoin test

A
  1. uitvoering
    - in buiklig met 90° knieflexie
    - voorarm op voet & andere hand aan malleoli
    - axiale drukgeven
    - met beide armen draaien naar exo & endorotatie
  2. sensitiviteit & specificiteit
    - positieve grinding test
    - sensitiviteit 15%
    - specificiteit 80-90%
  3. hurkzit
    - compressie & flexie
    - observatie van pijn & symmetire
    - positie in anamnese wordt al onmogelijk of pijnlijk beschreven
20
Q

3D test

A
  1. childress’s sign = eendengang
    - compressie op posterior hoorns van menisci
    - combinatie flexie, compressie & rotatie
    - hoge specificiteit = 90%
  2. indicatie
    - indien letsel vermoed = niet doen
    –> provocatie van verdere scheur
    - indien positie moeilijk aanneembaar is ook niet = provocatie van nieuw letsel
21
Q

patellofemorale tests

A
  1. patellofemorale mobiliteitstest
  2. teken van Smillie = patellofemorale apprehensie test
  3. patella grind test = patellacompressie tet
22
Q

patellofemorale mobiliteit

A
  1. uitvoering
    - ruglig met geen hyperextensie = kleine handdoek onder knie
    - duim & wijsvinger aan beide kanten
    -> met 2 handen of met 1 hand & andere hand palpatie van ontspannen Qc
    - patella lichtjes optillen & verplaatsen naar mediaal & lateraal
  2. positieve test
    - breedte van patella in 4 opdelen
    - <1/4 van patella mediolaterale glide = hypomobiel
    - >3/4 van patella mediolaterale glide = hypermobiel
  3. redenen voor hypermobiliteit
    - te hoge patella = patella alata
    - ondiepe groeve van trochlea
23
Q

teken van Smillie

A
  1. teken van Smillie = apprehensietest
    - ruglig met lichte flexie
    - uitvoering zoals mobiliteit test
    - verhindering van laterale glide
    - onstabiele patella = (sub)luxatie
  2. laterale glide wordt verhinderd door patient
    - schrik van luxatie
    - pijn
    - quadricepscontractie
24
Q

patellaire compressie test

A
  1. uitvoering
    - in ruglig
    - patella met beide handen tegen femur duwen
    - bewegen van craniaal naar caudaal
    - positief bij creptaties & pijn
  2. varianten
    - 90° knieflexie = manuele weerstand tijdens knie-extensie
    –> kan concentrisch/excentrisch met weerstand
    - squat beweging = manuele weerstand
25
Q

functionele testen

A
  1. algemeen
    - niet functionele inspectie
    - toegevoegd onderzoek
    - geen specifieke knie testen maar OL testen
    - belastende oef = pas later doen
  2. hop-tests
  3. squattest & traptest
    - bilaterale/unilaterale squat
    - step up/down test
    - kwaliteit van beweging
    - pijn
  4. lateral stepdown test
  5. meer doorgedreven onderzoek
    - Q-hoek bepaling
    - loopanalyse
26
Q

hoptests

A
  1. kwalitatieve evaluatie
    - alignement van OL = dynamische valgus van knie
    - symmetrie van bekken
    - mate van rompflexie
    - aan/afwezigheid romplateroflexie
    - voldoende grote knieflexie hoek
  2. kwanitatieve evaluatie
    - LSI limb symmetry index
    - 10% = normaal
    - 10-20% = redelijk verschil
    - 20-30% = matig verschil
    - 30%+ = slecht
  3. hop-testen
    - single & triple hop for distance
    - 6 & 10m hop for time
    - triple hop cross-over
27
Q

lateral step-down test

A
  1. uitvoering
    - te testen been = standbeen
    - eerst niet-aangedane been
    - unilaterale stand op verhoogje van 30cm
    - handen in zij plaatsen
  2. aandacht
    - genu valgus
    - bekken horizontaal
    - mate van dorsiflexie & pro-supinatie van voet
    - compensaties van romp
28
Q

te kunnen palpatie

A
  1. proximaal
    - patella & hoffa vetlichaam
    - tuberculum adductorium
    - condylus femoris lateralis & medialis
  2. distaal
    - caput fibulae
    - condylus tibialis lateralis & medialis
    - tuberositas tibiae
  3. zwakke structuren
    - patella- & quadricepspees
    - vastus medialis & lateralis
    - rectus femoris
    - linea articularis met MCL & LCL (4-teken)
    - pes anserinus
    - n. tibialis
29
Q

palpatie van plica-synovialis

A
  1. 4 plica’s
    - suprapatellair
    - mediopatellair
    - infrapatellair
    - laterale plica
  2. mediopatellair
    - meest gekwetst
    - als enige moeten kunnen palpaeren
    - mediaal van patella ≈gewrichtspleet
    - gezonde meestal niet voelen tenzij lichte crepetaties
30
Q

palpatie bij pathologiën

A
  1. joint line tenderness
    - mediale rand meniscus wordt meer prominent bij endorotatie tibia
    - omgekeerd voor laterale meniscus
    - palpatie makkelijker maken
  2. andere
    - MCL/LCL = meestal last aan O/I
    - apex patella pijn = Sinding-Larsen-Johansson
    - tuberositas tibiae pijn = Osgood-Schlatter
    - bakercyste in fossa poplitea
31
Q

tractie van de knie

A
  1. indicaties
    - mag snel na operaties = veel effect
    - niet na prothese
  2. uitvoering
    - buiklig met bovenbeen proximaal gefixeerd door riem
    - beide malleoli vasthouden
    - voorspanning opnemen
    - tracties afh van doel
  3. stand van knie
    - pijndemping = LPP = 30°
    - mobilisatie = meest pijnvrije geflecteerde of geëxtenteerde positie
  4. alternatieve uitvoering
    - zonder riem = andere hand proximaal van kniekuil
    - in zit met onderbeen afhangend
32
Q

translatie van tibia

A
  1. algemeen
    - rol = glij
    - niet bij prothese & geen pijn
    - enkel indien indicatie van capsulaire verkorting
    –> verhard eindgevoel & geen rekgevoel in spieren
    - zelden/nooit doen
    - in beperkte eindstand graad 3-4
  2. naar posterior voor flexie bevordering
    - buiklig met knie in eindstand
    - proximaal met V-greep tibia vasthouden
    - distaal tibia fixeren
    - translatie naar dorsaal loodrecht op tibia
  3. naar ventraal voor extensie bevordering
    - buiklig met knie in eindstand
    - proximaal tibia vasthouden
    - distaal tibia fixeren
    - translatie naar ventraal
33
Q

harmonics van knie

A
  1. uitvoering
    - met beide handpalmen proximale rand van tibia vastnemen
    - vingers over knie
    - pendelende beweging uitvoeren
    –> mogelijk in eindstand = ROM bevorderen
    - handen ondersteunen posterior translatie
  2. uitgangshoudingen
    - in zit = onderbeen afhankend
    –> mogelijkheid van tijdens duwen tractie te geven
    - in lig = heupflexie met onderbeen afhangend
    - buiklig = andere handvatting
    –> tibia proximaal & distaal vasthouden
34
Q

therapie patella

A
  1. lateromediale tractie mobilisatie
    - zijlig met aangedane been boven
    - lichte kniflexie
    - laterale rand patella naar mediaal duwen
    –> 10-15s aanhouden
    - andere hand fixeert bovenbeen
  2. DDF patellapees
    - kanteling van patella door verticale druk op basis of patella
    - te behandelen zone komt vrij
35
Q

verschil meniscus hechting & resectie

A
  1. indicatie voor hecting
    - letsel aan buitenkant
    - jonge leeftijd = voor 30
    - herstel is mogelijk
    - anders resectie
  2. verschil in revalidatie
    - resectie = alles wat pijn vrij is doen
    - hechting = strict protocol
  3. protocol
    - W1 = extensie
    - W2 = 60° flexie
    - W4 = 110°
    - W6 = 110°
    - W8 = volledig
    - M6 = belaste flexie = hurkzit
36
Q

bevindingen van meniscus post-operatief

A
  1. actief
    - flexie beperkt & pijnlijk
    - extensie niet tot licht beperkt
  2. passief
    - flexie beperkt & pijnlijk
    - extensie niet tot licht beperkt
  3. weerstand
    - extensie verminderd
    - pijn inhibitie
    - kan ook normaal zijn
37
Q

therapie van meniscus post-operatief

A
  1. pijndemping = prioriteit begin
    - harmonics
    - tractie
    - angulaire bewegingen
    –> actieve oefentherapie zoveel mogelijk bij actieve mensen
  2. mobiliteit
    - translaties
    - angulaire bewegingen
  3. MC
    - spierrekrutering = Qc
    - statisch = altijd lichte flexie voor knie
    - dynamisch
  4. kracht
38
Q

gebruik posturen

A
  1. indicatie
    - heel vaak voor acute extensie beperking
    - achteraf ook voor flexie
    - opbouwen 1-5min
    - meerdere malen per dag
  2. extensie
    - hiel op verhoog met knie afhangend
    - op buiklig met knieën net over tafel
  3. flexie
    - hurkzit
    - handen knieën steun
39
Q

testen & bevindingen voor PFPS

A
  1. BFO
    - pijnlijke extensie
    - geen andere bevindingen
  2. patellofemorale testbatterij
  3. toegevoegde testen
    - Qc kracht
    - lengtetest Q & TFL
    - functionele testen = vaak Qc-avoidance met gestrekte knie landen
    - distaal & proximale hinder