Pathologie van de Enkel Flashcards

1
Q

algemeen enkel pathologie

A
  1. acuut
    - lig. letsel
    - fracturen
    - peesrupturen
  2. spontaan opgetreden
    - infectieuze arthritis
    - reumatische arthritis
  3. chonrisch
    - chondrale & osteochondrale letsels
    - inklemmingspathologie
    - artrose = zelfde als elders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

prevalentie van enkeldistorties

A
  1. sport
    - 10-30% van alle MSS klachten
    - in 34% van sporten meest aangedane letsel
    - 2e meest aangedane regio achter knie
    - 85% laterale/inversietraumata
  2. inversie traumata
    - meer proximale mediale malleolus
    - eversietrauma bestaat ook of syndesmose letsel
  3. gevolg
    - 30-70% ontwikkeling van residuele symptomen = pijn, zwakte, herval & verminderde fysieke activiteit
    - 30-50% evolutie naar chonrische enkelinstabiliteit
    - belangerijskte oorzaak voor post-traumatische osteo-artritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gewrichtsstabiliteit

A
  1. passieve stabiliteit
    - congruentie botoppervlakken
    - statischte stabilisatie = lig.
  2. actieve/dynamische stabiliteit = spieren
  3. nadeel enkel
    - pijlers hebben beperkingen die vaak samen voorkomen
    - landen in PF = LPP & ATFL heeft al spanning = minder extra kunnen tolereren
    - eerste contact punt van lichaam = veel druk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

passieve stabiliteit enkel

A
  1. congruentie van botoppervlakken
    - dorsiflexie = CPP
    - vergrootte ventrale kop van talus
    - meer rek op lig van vork = meer stabiliteit
    - combinatie met belasting = erg stabiel
  2. ATFL anterior talofibulair ligament
    - meest aangedane structuur = 66% van de gevallen geïsoleerd
    - vermindert anterior verplaatsing talus = voorste schuiflade test
    - vermindert inversie & interne rotatie van talus op tibia
    - letsel = meeste stress bij plantair flexie
  3. CFL calcaneofibulair ligament
    - 2e meest aangedaan = PTFL minst
    - vermindert inversie & interne rotatie
    - letsel = meeste stress bij dorsiflexie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dynamische stabiliteit

A
  1. landing van voet
    - pre-activatie
    - stijfheid voor impact op te vangen
  2. distortie
    - vooral peroneus longus & brevis = excentrische controle van inversie
    - ook TA, EDL & peroneus tertius = excenstrische controle plantairflexie & supinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mechanisme enkeldistrotie

A
  1. mechanisme inversietrauma
    - combinatie inversie & interne rotatie
    - ongeacht van plantair flexie of dorsiflexie
    - door inversie stand bij landing = belang van zwaaifase
    - peak inversie 0.010s na initieel contact = enkel beperken door feedforward mogelijk
  2. mechanisme eversietrauma/syndesmoseletsel
    - dorsiflexie
    - externe rotatie
    - (hyper)eversie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gradaties van enkel distrotie

A
  1. AMA american medical association grading system
    - graad 1 = verrekking maar geen macroscopische schade
    - graad 2 = partiële scheur
    - graad 3 = complete scheur
  2. doel
    - meer accutratie prognose
    - indentificatie van contra-indicaties
    - betere revalidatie
  3. one-size fitts all
    - onderschatting van tijdskader herstel
    - slechte outcome
    - persisterende symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

model van pathologie oplopen

A
  1. intrinsieke risicofactoren
    - leeftijd
    - neuromusculaire controle & kracht
    - vorige letsels
  2. predisponeerde atleet
  3. blootstelling aan extrinsieke risicofactoren
    - equipment
    - sports
    - environment
  4. gevoelige atleet
  5. events
    - no injury meestal
    - 1 accident = injury
  6. vervolg = continuüm
    - coper = herstel & adaptatie terug naar normale functie
    - stoppen met sport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

modificeerbare risicofactoren

A
  1. kracht
    - verminderd excentrische inversie
    - verminderd DF
    - verhoogde concentrische plantair flexie
  2. andere
    - slechte posturale controle = verdubbeling
    - proprioceptie = positie/repostiei
    - verminderde dorsiflexie ROM
    - vertraagde spierreactie tijd
  3. levensstijl
    - inadequate warm-up
    - hogere bmi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

niet-modificeerbare risicofactoren

A
  1. leeftijd
    - jongens = 15-19j
    - meisjes = 10-14j
    - kinderen 10,5x hoger risico
    - adolescenten 7,5x
  2. voet & enkel anatomie
    - verminderde mobiliteit achtervoet
    - varus alignement
    - rigide cavus voet
  3. andere
    - voorgeschiendis
    - algemene hypermobiliteit = verdubbeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gevolgen enkeldistrotie

A
  1. acuut
    - inflammatie die snel voorbijgaat bij conservatieve therapie
    - functionele & sensorimotorische beperking = aanhouden voor maanden
    - beperkingen balans, kracht & spierreactie tijd
  2. chronisch = jaren
    - 30% nog pijn, nieuwletsel of zwelling
    - 70% daarvan is functioneel beperkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

anamnese van enkeldistrotie

A
  1. anamnese
    - letsel mechanisme
    - voorgeschiedenis
    - symptomen & evolutie
    - initieel managment
  2. zwelling
    - geen correlatie met ernst van letsel maar wel locatie
    - veel zwelling laterale malleolus = ATFL
    - trage zwelling van hele enkel = IA schade
  3. andere onderdelen inspectie
    - bloeduitstorting
    - deformaties
  4. algemeen onderzoek
    - orienterende palpatie = OAR Ottawa Ankle Rules
    - BFO: actief/passief/weerstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

specifiek onderzoek van enkeldistrotie

A
  1. toegevoegde testen:
    - voorsteschuiflade = ATFL test
    - talartilt = varusklik = CFL test
    –> meer dan 23° of meer dan 10° verschil
    - testen hebben pas hoge betrouwbaarheid na 4-5 dagen = spieren opspannen voor gewricht bescherming
  2. DD met syndesmose letsel
    - exorotatietest/squeezetest = zetten stress op syndesmose door uitrekking/induwen
    - als syndesmose betrokken is = altijd 2w extra revaldiatie
  3. diagnose door combinatie van symptomen
    - hematoom/blauwverkleuring/zwelling + lokale drukpijn + positieve voorste schuiflade = 95% kans op paritele ruptuur
    - afwezigheid van drukpijn = bijna nooit lig. schade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kliniek types enkeldistortie

A
  1. eenvoudige sprain
    - beperkte zwelling & pijn
    - geen toename laxiteit
    - vlotte steunname
  2. lig. ruptuur
    - zwelling & ecchymose = bloedvlekken
    - pijn
    - toename laxiteit
    - pijnlijke/onmogelijke steunname
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

algemeen differentiaal diagnose

A
  1. lig.
    - inversie trauma
    - syndesmose sprain
    - eversie truama
    - achillespees ruptuur
    - peroneus pees subluxatie of rubtuur
    - subtalaire gewrichtsinstabiliteit
  2. fracturen
    - laterale of mediale malleolus fractuur
    - talus shift = laterale malleolus & talus naar lateraal gebroken
    –> fixatie na operatie
    - proximale fibula = maisonneuve
    - anterior os calcaneus
    - os navicularis
    - 1e of 5e metatarsaal
    - lisfract
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

onderzoek differentiaal diagnose enkeldistrotie

A
  1. algemeen
    - ottowa ankle rules
    - regels om te bepalen of Rx nodig is
  2. malleolair letsel
    - pijn in malleolarie zone + … een van volgende
    - pijnlijke palpatie lateraal of mediaal distale 6cm
    - onvermogen van gewicht te dragen
  3. voet letsel
    - pijn in proximale voet + … een van volgende
    - pijnlijke palpatie MT5 of os naviculare
    - onvermogen van gewicht te dragen
  4. andere mogelijkheden
    - bagatelletsel = mineure letsels bij persisterende pijnklachten
    - maisonneuve fractuur = fractuur fibula meer proximaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

prognose van inversietrauma

A
  1. weefsel herstel
    - 4-7d = inflammatie fase
    - 7-21d = proliferatie fase
    - vroege fase = weefsel aanmak
    - late fase = herstel van sterkte
  2. algemeen kliniek
    - afh van ernst
    - mogelijk ontwikkelen naar CAI door blijvende lig. laxiteit
    - vaak gerusht binnen sport = re-injury & risicofactor voor residuele symptomen
  3. klinisch
    - 3d = relatieve rust
    - 2w = snelle daling pijn
    - 3w = return to sport
    - 6-8w = herstel van functie
    - door snellere return to sport = 1j nood aan taping
18
Q

acute therapie van enkeldistrotie

A

= pijndemping

  1. medicatie
    - topische of lokale NSAID
    - paracetamol additioneel
    - indien combinatie voldoende effect = orale NSAID
  2. RICE
    - weinig evidentie
    - geeft klinisch wel echt meerwaarde
    - relatieve rust 3d = absolute rust wordt afgeraden
    - eerste 24u elastische bandage -> softbrace
  3. immobiliatie
    - bij ernstige letsel = 3d niet kunnen steunen
    - bijna enkel bij breuk of lig. ruptuur
    - 10d gipsspalk
    - beter functioneel resultaat op 3m
    - therapie = progressieve steunname
  4. ultrageluid & laser = wordt niet aanbevolen
19
Q

bracing & taping

A
  1. algemeen
    - acute fase = elastisch door zwelling
    - keuze taping of semi-rigide brace = patiënt
    - tot 1j na trauma
  2. effecten
    - verminderde subtalaire inversie
    - lagere kans op reprain
    - geen daling van performance
    - betere functionele outcome
    - kan aanleiding geven tot huidirritaties
20
Q

circulaire oefentherapie enkeldistortie

A
  1. beweging
    - onbelast PF/DF
    - flexie van knie = IA compressie & decompressie
    - extensie van knie = spierpompsysteem
    - zo frequent mogelijk doorheen dag
  2. fietsen
    - activatie van spierpomp
    - bij ernstig letsel = hiel op pedaal voor minder belasting
  3. aquatherapie
    - kuitcomplex stimuleren
    - initieel geen grondcontact = gordel dragen
  4. belaste bewegingen
    - pijn & zwelling verminderd
    - bipodale squat = ritmisch met kleine amplitudo tot 20° flexie
    - 10x50
21
Q

mobiliserende oefentherapie enkeldistortie

A
  1. effecten
    - langdurige immobilisatie = hypomobiliteit & atrofie verbeteren
    - juiste oriëntatie van collageen vezels
    - capsulair patroon opeffen
  2. begin
    - pijnvrije richtingen = aspecifiek
    - onbelast
    - beginnen met PF/DF
    - overschakelen naar inversie & eversie
22
Q

manuele mobilisaties

A
  1. richtlijnen
    - algemeen niet aangeraden
    - binnen onderzoek kunnen subgroepen wel voordeel ervaren = dorsiflexie beperking
    –> risicofactor
  2. weight-bearing lunge test
    - CPP & weight bearing
    - goede comparible sign
    - beste test maar niet mogelijk in acute fase
  3. resultaten lunge test
    - afstand voorste teen tot muur
    - 8-10cm is normaal
    - < 5 is abnormaal
    - > 2cm verschil in abnormaal
  4. mobilisaties
    - dorsiflexie mobiliteit
    - drop landing = daling plantaire flexie
23
Q

stabilisatie training voor enkeldistorie

A
  1. effecten
    - proprioceptie training vanaf acute fase = positie/repositie
    - preventie van CAI
    - sneller funcitoneel herstel
  2. voorwaarden voor stabilisatie training
    - voldoende mobiliteit & spiercontrole
    - minimale spierkracht
    - acurate proprioceptie
    - voldoende stabiliteit proximale segmenten
  3. modaliteiten
    - 12w
    - 3-6x per week
    - niet lang vb: 15min met 4 oefeningen
24
Q

directionaliteit van stabilisatie training

A
  1. types directionaliteit
    - uni-axiaal = kantelplank
    - multidirectioneel = wobble-board & bosu-bal
  2. focus op bepaalde spieren
    - richting van kantelplank ≈ primaire functie van spieren
    - specifieke therapie van spier
    - woble & bosu = eerder co-contractie compensatie trainen
    –> enkel bracen
25
Q

algemeen CAI

A
  1. chronic ankle instability
    - 25% prevalentie in handbal, bastketbal, voetbal & volleybal
    - high school & college = 25% van sporters met voorgeschiedenis
    - ballet = 50% met voorgeschiedenis
  2. symptomen = minimaal 1j
    - recurrente enkeldistorties
    - giving way = excessieve inversie die niet leidt tot enkeldistortie
    - mechanische instabiliteit = ROM buiten fysiologische grenzen
    - functionele instabiliteit = giving way + gevoel van instabiliteit
  3. international ankle consortium = definitie
    - voorgeschiedenis van enkeldistortie
    - giving way & gevoel van instabiliteit
    - zelfgeraporteerde functiestoornissen van voet & enkel
    - of repetitieve enkeldistories
26
Q

multi-factorieel schema van CAI

A
  1. ingang van schema = ankle sprain
  2. dysfunctie van enkel
    - pathomechanische impairments
    - sensorische-perceptuele impairments
    - motorische impairments
    - worden beïnvloed door persoonlijke & omgevingsfactoren ≈ ICF
  3. uitcome = spectrum
    - coper = full recovery
    - assymptomatisch maar veranderd gedrag
    - af en toe giving way
    - frequent giving way
    - CAI = recurrente enkeldistroties
27
Q

pathomechanische impairment

A
  1. algemeen
    - structurele abnormaliteiten rond enkel & omliggend weefsel
    - biologische component van biopsychosociaal model
  2. onderdelen
    - pathologische laxiteit
    - artrokinematische restricties
    - osteokinematische restricties
    - secundaire schade
    - weefsel adaptatie
28
Q

arthrokinematische & osteokinematische restricties

A
  1. tibiofibulair = anterior positiefout
    - afstand tussen voorste zijde tibia & voorste zijde malleolus lateralis
    - afstand wordt kleiner
    - ook verminderde anterior-posterior glide?
  2. gevolg = osteokinematische restricties
    - minder spanning op ATFL = minder functie
    - verplaatsing talus minder beperken
    - sneller endrange dorsiflexie = beperking
    - test dorsiflexie = WBLT weight-bearing lunge test
29
Q

andere pathomechanische impairments

A
  1. pathologische laxiteit
    - anterior schuiflade = ATFL
    - talar tilt = CFL
    - instrumenteel = stress RX & arthrometrie
  2. secundaire weefselschade
    - verdere schade ATFL & CFL + andere naburige lig.
    - peronei betrokkenheid
    - osteochondrale letsels
    - synoviaal membraan van talocurale & subtalaire gewrichten
  3. weefsel aanpassingen
    - dikker ATFL
    - subklinische veranderingen van osteochrondrale opp. talus
    - volume intrinsieke/extrinsieke voetspieren
30
Q

sensorische perceptuele impairments

A
  1. algemeen
    - wat patient denkt/voelt
    - over letsel, lichaam & zichzelf
  2. onderverdeling
    - bio = somatosensatie
    - biopsycho = pijn
    - pyschosocial = kinesiofobie
31
Q

verminderde somatosensatie

A
  1. test
    - positie repositie
    - actief = klasieke test
    - passief = op stop duwen wanneer machine positie aanneemt
    - beide zijn gedaald
  2. gedaalde sensaties
    - krachtsensaties
    - plantaire sensaties = drukken op voetzool
  3. sensorimotorische shift
    - re-weighting adaptatie
    - zwelling & pijn geven verkeerde proprioceptie
    - overschakelen naar visuele systeem
    - moet tijdens revalidatie omgekeerde weg doen = vaak probleem
    - klinische test = stabiliteit met ogen toe
32
Q

andere sensorische perceptuele impairments

A
  1. pijn
    - voornaamste reden voor consult
    - chronische conditie = pijn resultaat van output in neuromatrix
    - negatieve invloed op fysieke activiteiten
  2. instabiliteitsgevoel
    - vaak gerapporteerde klacht
    - vragenlijsten = CAIT & IdFAI
  3. kinesiofobie
    - angst voor beweging & nieuw letsel
    - belangerijk obstakel in therapie
    - educatie
    - progressief bloodstellen aan activiteiten
  4. zelfgerapporteerde functie
    - verminderd = FAAM
    - goed tool om positieve evolutie in kaart te brengen
33
Q

motorische impairements

A
  1. vertraagde reflexen
    - peroneus feedback vertraagd bij verstoringen
    - stijvere spieren = hogere gevoeligheid spierspoeltjes
  2. spierzwakte
    - daling in spierkracht excentrisch
    - EMG ≈ kracht is geen 1:1 relatie
    - relatie daalt nog meer = minder kracht
    - spierzwakte proximale spiergroepen
  3. neuromusculaire inhibitie op peroneus
    - hogere rust activiteit
    - hogere drempelwaardes = meer stimulatie nodig
    - daling van opp. in motorische cortex
    - AMI = inhibitie van spieren rond gewricht
    - proximale inhibitie
34
Q

verstoorde posturale controle

A
  1. evenwicht strategiën
    - enkel strategie = lichte bewegingen aanpassingen
    - heup strategie = grote & minder efficiënte bewegingen
    - stap strategie = laatste hulpmiddel
  2. CAI
    - sneller heupstrategie toepassen = enkel bracen
    - bij oefeningen altijd kijken of enkel actief is
    - dynamische & statische controle gedaald
35
Q

revalidatie CAI

A
  1. begin met ROM normaliseren & zwelling controleren
  2. 2e fase
    - overstappen op proprioceptie & spierrkacht
    - beginnen met positie-repositie
    - spieronevenwicht invertoren & evertoren corrigeren
    - focus op excentrisch spierwerk
    - proximaal & distaal ook optrainen
  3. einde = funcitonele & sportspecifieke activiteiten
36
Q

balanstraining bij CAI

A
  1. visuele shift
    - afhankelijkheid blijft ondanks progressie in oefeningen
    - vroegtijdiger beginnen werken met gesloten ogen
    - moeilijkste oefening met ogen open < makkelijkste oefening met ogen toe
  2. ondergrond
    - vervormbare ondergrond vb: airex & bosubal
    - voet-grond contact is anders = andere proprioceptie
    - meer normale omstandigheden nabootsen
    - training met schoenen aan is al beter
  3. cross-over effect
    - neuromusculaire & posturale problemen kunnen ook contra-lateraal voorkomen
    - niet altijd als referentie nemen
    - stijging van stabiliteit training gebeurd ook in de niet getrainde enkel!
37
Q

verstoorde bewegingspatronen

A
  1. gaan & lopen
    - meer inversie positie
    - minder dorsiflexie
    - minder foot clearance
  2. landing
    - meer inversie
    - meer plantair flexie
    - grotere extensie knie
    - minder heupexorotatie voor landing
  3. gevolg landing
    - stijver = minder PF/DF ROM tijdens hele landingsfase
    - hogere loading rate = meer belasting tijdens hele landing
    –> loading rate = load / snelheid van piek
    - indien verkeerd landen = sneller & vaker problemen
38
Q

return to sport voorwaarden

A
  1. afwezigheid van alarmsignalen & symptomen
    - geen pijn
    - geen giving way
    - minimale zwelling
    - geen pijn bij voorste schuiflade & talar lift
  2. goede flexibiliteit & kracht
    - 80—90%. van gezonde been is voorwaarde
    - symmetrische squat zonder pijn
    - single-leg calf raise
    - functionele tests:
    - snelheids & wendbaarheidstests
    - kracht/power tests
39
Q

kraakbeenletsels

A
  1. algemeen
    - vaak na distorio = indeuking van kraakbeen
    - meestal op gewrichtsvlak talus
    - beeldvorming
  2. symptomen
    - startstijfheid
    - pijn
    - wisselende zwelling
40
Q

inklemming van enkel

A
  1. bot
    - impingement van osteofyten
    –> sporten die gepaard gaan met enkelverstuikingen
    - ventraal tussen talus & tibia = pijn bij dorsiflexie
    - dorsaal tussen talus & calcaneus = pijn bij plantairflexie
  2. mediaal
    - Tom, Dick ANd Harry
    - vocht in peesschede = crepitatie & pijn
    - kan leiden tot ruptuur = tibialis posterior
    –> hogere spanning door platvoeten
  3. retrocalcaneaire bursa = onder achillespees