Beeldvormige technieken Flashcards

1
Q

onderverdeling van beeldvorming

A
  1. klassieke
    - overzichtradiografie
    - radioscopie
    - stressopnamen
    - dynamische opnamen
    - sacnometrie & radiometrie
    - full-spine & full leg
    - arhrografie
    - angiografie
  2. CT-scan computer tomografie
  3. echografie & varianten
    - echografie
    - scintigrafie = SPECT
    - MR(I) = magnetische resonantie (imaging)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kleuren op beeldvorming

A

algemeen
- interpretatie van grijsschaal RX
- absorptie RX-stralen
- afh van samenstelling & dikte
- kleur = stralen die op film achter voorwerp komen
- lucht-niveau beeld in maag = scheiding tussen lucht & vulling van maag = rechte lijn

zwart = geen absorptie
1. lucht
2. vet
3. water
4. eiwit = weefsel & organen
5. calcificaties = beenmerg & beenbalkjes (centraal bot)
6. cortex = tanden & beenderen
7. contrast middelen = jood & barium
8. metalen = ijzer & lood
wit = volledige absorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

principes van radiologische interpretatie

A
  1. principes
    - minimaal 2 opnamen = incidenties
    - 2 incidenties moeten loodrecht op elkaar staan
  2. interpretatie
    - nodig voor situatie in ruimte = van alles
    –> zelfs L/R & boven onder is onduidelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

projectieradiografische technieken

A
  1. klassieke radiografie = hardcopy
    - belichten van film
    - “screen-film” radiography
    - versterkingscherm & zilverhoudende film in casette
  2. digitale radiografie = softcopy
    - röntgenstraal omzetten in digitaal signaal
    - computed = direct radiography
  3. delen van werkstation
    - radiografische beelden
    - administratieve gegevens
    - elektronisch dicteer systeem voor rapport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

radiologische incidenties

A
  1. AP = VA
    - antero-posterieur
    - voor-achterwaarts
  2. PA = AV
    - postero-anterieur
    - achter-voorwaarts
  3. profiel = lateraal
    - rechts lateraal
    - links lateraal
  4. schuin (oblique) = 3/4
    - links posterior
    - rechts posterior
    - links anterior
    - rechts anterior
  5. oriëntatie
    - you face the patiënt = jij & de patiënt kijken naar elkaar
    - linkerzijde op foto = effectief rechts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onderdelen van langbeen

A
  1. onderdelen
    - epiphyse = kop
    - diaphyse = schaft
    - metaphyse = overgang tussen beide
    - physis = groeischijf indien nog groeimogelijkheden
    - apophyse = bijkomende botkernen waar lig. & pezen hecten
    - periosteum = buitenste laag
  2. opbouw
    - cortex = compact bot = witter
    - medulla = trabeculair bot & beenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

werking van RX

A
  1. RX-buis
  2. anode & kathode
  3. stroom uitgedrukt in mA miliampere
  4. verwarming van gloeidraad
  5. vrijkomen elektronen
  6. botsen tegen anode
  7. 1% RX stralen
    - ioniserende stralen die potentiëel schadelijk kunnen zijn
    - teken van straling op kamer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

indicaties voor standaard radiografie

A
  1. eerste keuze onderzoek voor evaluatie van beenderen & bewrichten
    - fractuur & luxatie
    - statiek afwijkingen
    - vormafwijkingen
    - degernatie
    - callusvomring
  2. andere afwijkingen
    - infectie
    - tumor
    - metabole afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voordelen van radiografie

A
  1. voordelen
    - vlot toegankelijke techniek
    - snel verkrijgbaar resultaat
    - relatief goedkoop = mogelijkheid tot meerdere follow-up opnames
  2. nadelen
    - mogelijke schadelijke stralen
    - latente periode = ontkalking > 30-50% ≠ vroegtijdige diagnose
    - beenmerg onzichtbaar
    - weke delen = laag contrast
    –> enige onderscheid is vet, weke delen, bot
    - kwaliteit = over- of onderbelichting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

radioscopie

A

= video-fluoroscopie

  1. toepassing
    - continue activatie van stralen
    - begeleiding tijdens operaties
    –> positionering van lidmaat of puncties
    - vroeger = opsporing van kogels bij soldaten
    - video’s van gewrichten = subtiele afwijkingen met clicks opsporen
  2. nadeel
    - continue activatie met hogere bloodstelling
    - enkel indien echt noodzakelijk!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

biomechanische opnamen

A
  1. stress opnamen
    - extern gewicht op gewricht uitoefenen = “belast”
    - gewricht in uiterste positie
    - test lig. & kapsel
    –> ookal zijn ze niet zichtbaar kan door positie van gewricht zien of dit (ab)normaal is, vooral in pols & enkel
  2. dynamische opnamen
    - zelf bewegen met spieren
    - tot uiterste positie tot pijn
    - ROM beperkt door pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

scanometrie & radiometrie

A
  1. scanometrie
    - lengte van lidmaten meten vb: beenlengte verschil
    - kleine opname’s van gewrichten
  2. pelvimetrie
    - bij zwangere vrouwen
    - kijken of bekken breed genoeg is
    - afstand tussen spina ischiadica = min 10cm
    –> nauwkeuriger op CT-scan & MRI = gezonder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

artrografie

A
  1. inspuiten van contrast middel
    - enkel of dubbel (mengsel) contrast
    - steriel is noodzakelijk = infectiegevaar
    - wateroplosbaar joodhoudend = wit
    - mogelijkheid op anafylaxie (allergie) tov. middel
    - combinatie met CT & MR is mogelijk
  2. indicaties
    - kraakbeen = meest frequent
    - kapsel & lig
    - gewrichtsmuizen
    - samen met medicatie inspuiting
  3. meest frequente localisaties
    - schouder
    - pols
    - heup
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

angiografie

A
  1. gebruik
    - eerst met catheter contrast in bloed spuiten
    - arteriën & venen
  2. indicaties
    - diagnostisch & pre-operatief
    - primaire vasculaire ziektes = arteritis & varices
    - traumatische vasculaire letsels
    - tumoren door hogere opname)
  3. complicaties
    - hematoom
    - vasospasme
    - embool
    - infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

CT-scan

A
  1. namen
    - CT computed tomography (doorsnede)
    - CAT = axial (dwarse)
    –> kan dwarse doorsneden omzetten naar alle vlakken & 3D
  2. onderdelen
    - grote donut met tafel
    - RX-buis met aan andere kant digitale detectie
    - kan 360° rond patiënt draaien
  3. stralen
    - straal 1 = net naast patiënt
    - straal 2 = net naast patient andere kant
    - straal 3 = volledig door midden
  4. weergave = naar voeten van patiënt kijken bij doorsnedes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

grijstinten van CT

A

≈ absorptie

  1. HU Hounsfield Units
    - wit = +3000
    - corticaal bot = +1000
    - water = 0
    - lucht = zwart = -1000
  2. instellingen
    - center & window
    - grijstinten aanpassen om focus op bepaalde structuren te stellen
    –> detail op andere structuren verliezen
17
Q

frequente indicaties voor CT-scan

A
  1. trauma
    - fractuur
    - luxatie
    - acuut = type letsel & type herstel
    - follow-up = in gips of na osteosynthese
  2. combinatie van artrografie
    - evaluatie kraakbeen & andere articulaire structuren
    - vaak ook door MR
  3. postoperatief
    - positie schroeven
    - osseuze overbrugging controleren
18
Q

minder frequente indicaties voor ct-scan

A
  1. verworven afwijkingen
    - artrose = eerst rx
    - osseuze spinaal stenose
    - torsie tibia & anteversie heup
    - labrum
  2. combinatie met
    - punctie
    - biopsie
    - intekening bestralingsveld voor kanker
    –> enkel osteoid osteoom, alle andere tumoren = MR
  3. chronische therapieresistente osteomyelitis
    - enkel indien vermoeden van sequester = doodbot
    - anders is MR beter
19
Q

voordelen CT-scan op structuren

A
  1. bot
    - onderscheid cortex & trabeculair
    - vervroegde periostale reactie zichtbaar
    –> osteolyse & hyperostose
    - regio met complexe anatomie = geen last van supersitite
  2. weke delen
    - best = bloedvaten, vet, calcificaties & labrum
    - beter op MR = spieren, zenuwen, abces & collageen (discus, meniscus, lig & kapsel)
    - beter op echo = vocht & cyste door prijs
20
Q

voordelen CT-scan op meting

A
  1. objectieve meting
    - densiteit door Hounsfiel Units
    - afstanden vb: spinaal stenose
    - hoeken vb: torsie & anteversie
  2. reconstructies
    - 2D = multiplanair
    - 3D
    - MIP maximum intensiteitprojectie voor bloedvaten
21
Q

nadelen van CT

A
  1. risico
    - RX-stralen
    - allergie op contrastvloeistof
    - metaalartefarcten: geen probleem bij kleine stukken
    –> groote delen = scattering die hele afbeelding belemmerd
  2. andere methodes voor sommige weke delen beter
22
Q

algemeen skeletscintigrafie

A

= bonescan

  1. techniek
    - intraveneuze injectie van technetium-99
    - gamma camera = 1 ventraal & 1 dorsaal
    –> AP & PA beeld bekomen
    - zoeken naar plaatsen van hogere tracer-uptake = doorbloeding
    –> onderscheid noodzakelijk met fysiologische plaatsen
  2. fasen van scan
    - perfuse = first-pass-fase
    - blood-pool fase
    - fase van botombouw = na enkele uren
    –> meestal meest belangerijk voor diagnose
23
Q

indicaties van scintigrafie

A
  1. detectie & evaluatie van botafwijkingen
    - aantal (uni of multifocaal) & locatie
    - metastasen & bottumoren
    - infectie
    - artrose
    - fracturen
    - heel sensitief maar niet specifiek
  2. diagnose = ziekte van Paget
24
Q

soorten scintigrafie

A
  1. scintigrafie = 2 beelden
    - AP beeld = verhoogde uptake neus, sternum, SIAS, …
    - PA beeld = verhoogde uptake schedel, WZ, …
  2. SPECT(-CT) single photon emision computed tomography = meerdere beelden op verschillende doorsnedes
  3. PET(-CT) positron emission tomography = gebruik van radioactief glucose
  4. beide combinatie met CT mogelijk
    - CT = anatomische resolutie
    - overlay met heatmap van scintigrafie voor tracer-uptake
25
Q

voor & nadelen van scintigrafie

A
  1. voordelen
    - zeer gevoelig = vanaf 5% botdestructie
  2. nadelen
    - niet-specifiek = actieve osteoblasten waarnemen maar niet reden
    - slechte anatomische resolutie
    - vals normaal bij multipelmyeloom
26
Q

algemeen echografie

A
  1. techniek
    - probe die ultrageluid uitstoot
    - afh van weefselsamenstellen = weerkaatsing
    - analyseren & beeld vormen
  2. voordelen
    - niet invasief
    - snel & goedkoop
    - real-time evaluatie
    - geen metaal-artefarcten <=> CT & MRI
  3. nadelen
    - reflexie door bot, lucht & metaal = geen diepte
    - moeilijke interpretatie door derden
27
Q

indicaties van echografie gewrichten

A
  1. pezen
    - integriteit = partieel of volledig
    - tendinitis
    - calcificatie
    - synovitis
  2. spieren
    - integriteit
    - hematoom
  3. gewricht
    - vocht
    - lig. integriteit
    - congenitale heupdysplasie
    - luxatie
28
Q

andere indicaties echografie

A
  1. massa
    - cyste of solide
    - vascularisatie met doppler
  2. bloedvaten = a & v
    - vernauwing
    - aneurysma
    - varices
    - DVT
  3. puntctie
    - massa
    - hematoom
    - abces
    - gewricht
29
Q

MR techniek

A
  1. MRI magnetische resonantie beeldvorming
    - sterk magnetisch veld
    - radiogolven welbepaalde resonantie frequentie
    - afbeelding van weefsels met beeldcontrast
  2. beeldcontrast
    - verschillen in moleculaire samenstelling
    - afh van aantal H-atomen
    - T1 of T2 parameter manipuleren = grijstinten kiezen
  3. werking
    - magnetisch veld = alle H-atomen in zelfde richting oriënteren
    - vorming van vector
    - radiofrequente golven sturen
    - H-atomen worden geflipt
    - veranderingen waarnemen
    - lossen van golven = T1 of T2 relaxatie
30
Q

toepassing MRI

A
  1. soorten machines
    - grote tunnel voor volledige lichaam
    - opentoestellen voor kinderen of claustrofobe patiënten
    –> vaak nood aan sedatief middel
    - kleinere spoelen voor specifieke lichaamsdelen
  2. soorten beelden
    - T1-gewogen = snel genomen beeld dat vet wit toont
    –> geheugensteun = fastfood
    - T2-gewogen = trager beeld dat water wit toont
31
Q

MRI indicaties

A
  1. trauma
    - fractuur
    - microtrabel fracturen
    - luxatie
    - beenmergoedeem
    - wekedelen
  2. tumor = diagnose, staging & follow-up
    - sarcomeren
    - metastasen
    - myeloom
  3. andere
    - infectie & inflammatie
    - metaboleafwijkingen (beenmerg)
    - congenitale afwijkingen
    - verworven afwijkingen
32
Q

soorten beenmerg

A
  1. rood beenmerg
    - hematopoëtisch = bloevormend
    - meer als jonger = bijna overal
    - bij veroudering = minder
    –> enkel in uiteindes van diaphyse
  2. geel beenmerg
    - meer vet bevatten
    - in epiphyse & midden van diaphyse
    - T1 opname bijna even wit als vet zijn
33
Q

voordelen van MRI

A
  1. metingen
    - geen RX-stralen
    - afstanden
    - hoeken
  2. fysiologische beeldvorming
    - vascularisatie & perfusie
    - spectroscopie
    - kinematische studies
  3. andere
    - multiplanair
    - weefseltypering
  4. structuren = zoals CT
34
Q

nadelen van MRI

A
  1. duur
    - 400-500 euro
    - toestel & installatie = moet kooi van faraday zijn
  2. tijd
    - 20min
    –> CT is maar 5
  3. risico
    - claustrofobie 1-2%
    - lawaai = 60-90dB
    - anxiolyticum
    - metaalartefarcten
35
Q

absolute contra-indicaties MR

A
  1. losse ijzer- & nikkelhoudende voorwerpen
    - ferromagnetisch = bewegen door magneet veld
    - extern = bewegen naar patiënt vb: scharen & stethoscoop
    - intern = beweegt of draait: weefselschade
  2. electrische implanten
    - pacemaker
    - electrostimulator
    - gehoorprothese
  3. zwangerschap eerste 3m??
36
Q

toegestane MR voorwerpen

A
  1. implanten
    - spiraal wel toegestaan
    - compatiebele implanten = speciaal certificaat
  2. extra-craniele-vaatclips
    - pas na 3m
    - genoeg gefixeerd door littekenweefsel
  3. orthopedische implantaten
    - titanium = OK
    - ferromagnetische artefact 1-3cm
    - speciale MR technieken
37
Q

relatieve contra-indicaties

A
  1. beweging
    - 100% stilliggen = kinderen & claustrofobie
    - bewegingsartefact
    - fixatie ledematen
    - thorax & abdomen = korte apneu
  2. kind onder 6j
    - medicamenteuze sedatie
    - videomonitor
    - controle HF & perfecte oxygenatie
38
Q

algemeen keuze van type

A
  1. RX = beenderen
  2. CT = complexe beenderen
  3. echografie = oppervlakkige gelegen gebieden
  4. MRI = specifieke details waarnemen