Algemeen revalidatie Flashcards

1
Q

algemeen revalidatie gewrichtsaandoening

A
  1. revalidatie doel
    - belastbaarheid opbouwen
    - progressief belasten structuren
    - controleren van drukken op gewricht: P = F/A
  2. overbelasting
    - pijn
    - zwelling = synovitis = hydrops
    - reflex-inhibitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

reflex-inhibitie

A
  1. bescherming geketste gewricht
    - pijn = bij meer druk
    - geen weiziging van oppervlakte mogelijk
    - daling van spiercontractie voor minder druk
  2. effect van reflex-inhibitie
    - belangerijkste oorzaak van atrofie bij patiënten
    - meer dichter bij gewricht
    - anterior kniepijn = VMO > quadriceps > hamstrings
  3. therapie
    - reflex-inhibitie wegwerken heeft geen nut = gewricht in homeostase brengen wel
    - soms nood aan chirurgie bij grote letsels
    - gewrichts revalidatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gewrichtsrevalidatie

A
  1. modaliteiten
    - veel herhalingen = 50+ of onbelast fietsen
    - volledige ROM
    - goede kwaliteit
  2. neuromusculaire training
    - eerst intramusculair = setting
    - dan intermusculair = gesloten keten
  3. foute therapie
    - traditionele therapie
    - verzwakte spier zal krachttraining nodig hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

principes van kraakbeen therapie

A
  1. functie
    - bogen gevuld met water ≈ springkasteel
    - compressiekrachten maximaal opvangen
    - slecht voor afschuifkrachten
    - belang van stabilisatie training = afschuifkrachten minimaliseren
  2. compressie kracht opvangen
    - inwerkende kracht verspreiden
    - minder druk op subcondrale bot
    - kraakbeen letsels = minder kunnen verspreiden
    –> drukpunten op bot
    - kan leiden tot osteoartrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kraakbeenletsels

A
  1. oorzaak
    - overbelasting
    - immobilisatie door voeding
  2. regeneratie
    - geen doorbloeding
    - geen stamcellen
    - voeding afh van diffusie vanuit gewrichtsvocht
    - diffusie afh van beweging = therapie
  3. therapie
    - beweging over volledige baan = elke kraakbeen zone moet diffusie ontvangen
    - lage drukken behouden = combinatie van open & gesloten keten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

deformatie van kraakbeen

A
  1. deformatie
    - reversibel
    - onder druk
  2. factoren
    - statisch > dynamisch
    –> trage bewegingen > snelle bewegingen
    - vervorming = gezondkraakbeen > beschadigd
    - reversibiliteit = beschadigd kraakbeen > gezond
  3. gevolg
    - afwisselen met onbelaste oefeningen in therapie
    - sneller bewegingen gebruiken
    –> indien kwaliteit & kracht aanwezig is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

algemeen spierscheur

A
  1. localisatie
    - 90% spierpees overgang
    - overgangen zijn altijd zwakke plaats ≈ lig x bot of pees x bot
    - pees blijft over hele verloop spier in enige mate aanwezig
  2. gradatie
    - 1 = overrokken vezels zonder echte schade, pijn zonder verlies van functie
    - 2 = enkele gescheurde vezels, pijn met duidelijke daling van kracht
    - 3 = alle vezels gescheurd, pijn met verlies van functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

algemeen therapie

A
  1. schade
    - regeneratie = oorspronkelijk weefsel
    - littekenweefsel = inferieure eigenschappen
    - beide komen altijd voor maar kunnen bevorderd worden
    - vermijden van anti-inflammatoire middelen = meer litteken
  2. POLICE
    - kleine belasting = stiulatie van activatie satelietcellen
    - immobilisatie zal zorgen voor meer litteken weefsel
    - te grote belasting = nieuwe bloedingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oefentherapie

A
  1. immobilisatie voor bloedprop
    - graad 1 = 1 dag behalve als proximale bewegingen niet pijnlijk zijn
    - graad 2 = 2 dagen
    - graad 3 = 1 week
    - lidmaat in meest velengd & pijnvrije positie houden
  2. mobiliteit
    - dynamisch
    - zorgt voor functioneel litteken weefsel = elastisch & voldoende lengte
    - moet altijd pijnvrij zijn eerste week & 3-4/10 nadien
  3. kracht
    - na 3-4w
    - zo funcitoneel mogelijk
    - spieruithouding
    –> vermoeide spier zal bij excentrisch werk sneller scheuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

algemeen lig.

A
  1. sterkte = afh van volume
    - leeftijd
    - geslacht: mannen beter dan vrouwen
    - gestalte
    - gewicht
    - training
  2. mechanische & proprioceptieve functie
    - mechaische functie = kracht opvangen
    - proprioceptieve fucntie = feedback naar spieren
    - vanaf hoge krachten zal reflexmatig stabiliserende spieren aangesproken worden!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

algemeen lig. ruptuur

A
  1. ruptuur
    - na 7-8% verlenging
    - vb: VKB = mogelijk na maximaal isometrische contractie Qc
    - ruptuur zal enkel voorkomen bij slechte proprioceptieve werking lig.
  2. slechte proprioceptieve werking
    - late latentie tijd van feedback
    - latentie tijd vertraagd bij vermoeidheid
    - bepaalt ook subjectieve laxiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

therapie van lig. ruptuur

A
  1. acute fase
    - POLICE
    - mogelijk heelkunde
  2. pertuberatie training
    - reageren op externe verstoringen
    - lig. scheurt door gebrek in proprioceptieve werking = verbeteren
    - ook positief effect op subjectief stabiliteitsgevoel
  3. andere
    - eerste 3 weken midrange mobilisatie
    - na 3w = treksterkte verbeteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

opbouw van pees

A
  1. collageenbundels
    - vooral type I
    - gemaakt voor trekkracht
  2. ECM extracellulaire matrix
    - proteaglycanen & water
    - steungevende functie
    - optimale collageen gliding
  3. cellen = tenoblasten & tenocyten
    - synthese van collageen & ECM
    - bepalen samenstelling van de pees
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hiërarchische opbouw van pees

A
  1. collageen fibril
  2. collageen vezel
  3. primaire bundel
  4. secundaire bundel
  5. tertiaire bundel
  6. pees
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

functie & pathologie

A
  1. functies
    - touw = krachtoverbrenger
    - veer = elastische energie opslaan & overdragen
  2. terminologie van pathologie
    - tendintis = niet meer gebruiken want geen inflammatoir process
    - tendinopathie = kliniek van overbelasting
    - tendinose = histopathologisch process
  3. kliniek
    - gelokaliseerde pijn = hoofdklacht
    - functie verlies
    - zwelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

veranderingen bij tendinopathie

A
  1. algemeen
    - score kunnen geven afh van histopathologie
    - vooral voor onderzoek
    - correlatie van pijn & structuur is erg laag
  2. collageenbundels
    - verlies van parallele oriëntatie
    - microtraumata
    - meer type III = inferieure kwaliteit
  3. cellen
    - reactieve tendinopathie = ronder & actiever met meer ECM productie
    - degeneratieve tendinopathie = opgeven = apoptosis
  4. andere
    - ECM toename = zwelling
    - neovascularisatie = meer bloedvaten & zenuwen
17
Q

beeldvorming bij tendinopathie

A
  1. algemeen
    - geen noodzaak voor diagnose = klinisch verhaal
    - door echografie
  2. kenmerken
    - hypo-echogene zones = zwarte vlekken
    - toegenomen dikte
    - onregelmatige peesvezelstructuur & minder afgelijnd
    - calcificaties
    - neovascularisatie
18
Q

pathogenese van tendinopathie

A
  1. multi-factorieel & geen consensus
    - hypoxie
    - ischemische schade
    - thermische stress
    - compressie
    - mechanische schade
  2. mogelijke oorzaken van pijn
    - lokale biochemische triggers
    - neovascularisatie
    - activatie nociceptoren
    - centrale sensitisatie
19
Q

load based pathologie

A
  1. normale pees + correcte belasting = adaptatie & sterker worden
  2. normale pees + overbelasting = reactieve tendinopathie
  3. reactieve tendinopathie + correcte belasting = normale pees
  4. reactieve tendinopathie + overbelasting = tendon dysrepair
  5. tendon dysrepair + overbelasting = degerneatieve tendinopathie

herstel
- verder stadia = moeilijker tot onmogelijk van structureel herstel
- doel van revaldiatie wordt pijn & kliniek van patiënt

20
Q

conservatieve vormen van revaldiatie

A
  1. rust
    - relatieve rust aangewezen
    - absolute rust contra-indicatie door vervroegde celdood
  2. temperatuur
    - ijs = vasoconstrictie kan neovascularisatie verminderen
    –> pijnmaskering
    - warmte = contra-indicatie
  3. diepe dwarse fricties
    - pijnpoort & verhoogde doorbloeding
    - weinig evidentie
    - vooral nuttig bij degeneratieve pezen
  4. fysische middelen = geen evidentie
21
Q

interventie therapie

A
  1. croticoïden peritendineus
    - korte termijn op pijn is goed
    - lange termijn niet
    - afgeraden door bijwerkingen
  2. PRP platelet-rich plasma
    - limited evidence
    - safe & promosing
    - enkel als additionele therapie
  3. shock wave therapie
    - goede resultaten bij calcificaties
    - enkel als additionele therapie
  4. chirurgie
    - na 6 maanden kine falen
    - afwachten door risico’s & revaldiatie
    - verwijderen van verklieven
22
Q

oefentherapie voor tendinopathie

A
  1. algemeen
    - beste evidence
    - geen onderscheid reactieve & degeneratieve tendinopathie
    - improving load tolerance
    - neuromusculair reverinsing inhibitie
    - muscle & tendon adaptation
  2. onderdelen van therapie
    - secundaire preventie = risicofactoren aanpakken
    - improve load tolerance
    –> progressieve load, load management & educatie
  3. richtlijnen
    - acceptabele pijn tijdens oefening VAS 3<10
    - geen pijn toename 24u nadien
    –> tijd hiertussen maakt niet uit
23
Q

geschiedenis van tendinopathie revaldiatie

A
  1. Alfredson
    - zuiver excentrisch
    - moest pijn doen
    - concentrische fase uitschakelen = met ander been
    - 3 reeksen van 15 3 keer per dag elke dag opnieuw
  2. Silfernagel
    - geleid door pijn van patïent
    - afh van fase tendinopathie
    - excentrisch was einddoel maar concentrisch wordt gecombineerd
    - progressief werken naar meer excentrisch verder in revalidatie
  3. HST heavy slow resistance training
    - traag met zware gewichten
    - concentrisch excentrisch gecombineerd
    - modaliteiten zijn individueel afh van pijn patiënt
    - load moet progressief zijn
24
Q

progressive load

A
  1. isometrisch
  2. isotonisch dynamisch = HST heavy slow training
  3. fast & high loads
25
Q

isometrisch

A
  1. wanneer
    - eerste fase
    - pijn te hoog om dynamisch te werken
    - in season = plus op normale schema voor pijn inhibitie
  2. wat
    - isotonische contractie op hoek die patiënt zelf mag kiezen
    - meest pijnvrije hoek
    - dagelijks
26
Q

isotonisch dynamisch

A
  1. algemeen
    - wanneer pijn dit toelaat < 3/10
    - load tolerant
  2. modaliteiten
    - 3sec concentrisch - 3 sec excentrisch
    - begin op 15 RM met progressie naar 6RM
    - altijd 1 dag tussen door zware training
27
Q

high & fast loads

A
  1. modaliteiten
    - grote kracht leveren
    - over zo groot mogelijke ROM = stretch shorten cycle
  2. wanneer
    - wanneer pijn dit toelaat < 3/10
    - goed bewegingspatroon = risicofactoren weggewerkt
28
Q

extra oefentherapie tendinopathie

A
  1. BFR blod flow restriction training
    - effecten van hoge bleasting bij lage belastingen
    - goed voor patiënten waar pijn belemmerende factor voor progressie is
  2. subtypes
    - structuur dominant
    - psychosociaal dominant
    - activity dominant
    - onderzoek naar andere therapie vorm
29
Q

typisch beeld & load management van reactieve tendinopathie

A
  1. typisch beeld
    - jonge sporter
    - voor het eerst meetrainen op hoger niveau = intensiteit & frequentie
    - hierdoor overbelasting
    - voor eerste keer klachten
    - pees doet pijn bij elke belasting van pees
  2. load managment
    - aanpassing van trainingsmodaliteiten = verlaagde belasting
    –> duur, intensiteit, frequentie, …
    - alternatieve sporten = zwemmen of fietsen
30
Q

typisch beeld & load management van degeneratieve tendinopathie

A
  1. typisch beeld
    - oudere sporter = 30
    - meerdere keren last
    - na enkele kilometers begint zeurende pijn = geen acute overbelasting
  2. load managment
    - apoptose vermijden door beweging te onderhouden
    - vermijden van flaring of pijn
    - actief houden zonder pijn
    –> als in typisch verhaal last van 5km = 4km gaan lopen aanmoedigen
31
Q

communicatie bij tendinopathie

A
  1. oefentherapie
    - pijn tijdens oefentherapie moet aanvaardbaar zijn
    - modaliteiten
  2. ilness beliefs
    - overtuigingen van patiënt kunnen outcome beïnvloeden
    - ilness beliefs benoemen & behandelen
32
Q
A