Onderbeen Flashcards

1
Q

achillespeesletsel

A
  1. achillespees
    - gastrocnemius + soleus -> calcaneum
    - anteromediaal = m. plantaris
    - 15cm met posterior convexiteit
  2. overdruk
    - continue overdruk & tractie op pees bij belasting
    - hypovascularisatie = hypoxie
    - plotse revascularisatie = veel agressieve O2-radicalen
    - neogenese door groeifactoren
    - nieuwe begeleidende zenuwen = meer pijn
    - ook pijn door toename van glutamaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

achillespees onsteking

A
  1. algemeen
    - vaak overbelastingsletsel = lopen, skaten, basket & voetbal
    - begin = stijfheid na lange loopafstand
    - sluipend begin = pijn & stijfheid
    - evolutie naar permanent ongemak bij ADL
  2. types
    - achillodynie tendinopathie
    - achileespees tendinose
    - peritendinitis
    - insertie tendinopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

types achillespeesontstekingen

A
  1. achillodynie tendinopathie
    - pijn rond achillespees ≈ activiteiten
    –> hypovascularisatie door drukken
    - geen afwijkingen bij KO of echografie
  2. achillespees tendinose
    - chronrisch degernatief = repitieve microtraumata
    - 2 (distale) - 6 (midportion) cm van insertie = minst goede bevloeiing
    - onderzoek = nodulaire/fusiforme verbreding van pees + mucoïde degernatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

insertionele tendinopathie

A
  1. entesopathie
    - eerste cm van aanhecting
    - calcificaties die ontstaan ≠ hielspoor = verbonden met calcaneum
  2. chronische entesopathie ≈ systeemaandoeningen
    - hyperuricemie = jicht
    - chonrdocalcinosis = pseudojicht
    - reumatoïde artrose spondylartropathie
  3. tractie spoor bij chroniciteit
    - 1,5-2cm
    - vanaf posterior tip calcaneum
    - vaak samen met bursitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

achillespees peritendinits

A
  1. peesschede
    - geen echte peesschede bij achillespees
    –> geen epitenon maar peritenon
    - geen kenmerken van zuivere tendinitis
    - intratendineuze opstapeling van inflammatoire cellen
    - oedeem in pees
    - vaak door inlopen van nieuwe schoenen
  2. symptomen
    - pseudoperitendinitis = paratenonitis = opzetting van weefsels rondom pees
    - inflammatie & opzetting van pre-achillesregio gevult met vetmassa = diehoek van Kager
    - opzetting van retrocalcaneaire bursa
    - secundaire paratenonitis = verklevingen van weefsel met ROM berperking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anamnese van achillespeestendinopathie

A
  1. sporten
    - track & field
    - multidirection sports
    - stedentairen met overgewicht
  2. belasting
    - pijn bij belasting
    - verlies van power
    - verhoogde belasting in afgelopen weken
    - VISA-A questionnaire
  3. risicofactoren
    - teveel/teweinig DF enkel
    - overpronatie
    - te weinig kracht kuitspieren
    - te weinig mobiliteit hallux = inductie ander stappatroon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

klinische diagnose achillespeestendinopathie

A
  1. inspectie
    - zwelling & waar
    - uni of bilateraal = reumatisch lijden
    - nodule
    - hematoom rond musculotendineuze overgang
  2. systematische palpatie
    - gerelaxeerde positie
    - duim-wijsvinger techniek
    - hele pees + insertie
    - achterste deel calcaneum
    - hielpad
  3. BFO
    - 20-30° dorsiflexie in knie-extensie = gastrocnemius verkorting
    - 30-35° dorsiflexie in knie-flexie = soleus verkorting
    - distale vorm = gevoelig aan rek door compressie calcaneum
    - normale weerstand onderzoek
    –> soms positief bij unipodaal of herhaaldelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

diagnose achillespeestendinopathie

A
  1. beeldvorming
    - echografie = eerste keuze
    - bij twijfel MR = ontstekingsweefsel traceren
  2. biomechanische analyze
    - statiek OL = podoscopisch onderzoek & drukregirstratie
    - nakijken van schoeisel
    - ganganalyze
  3. load test = pijn provocatie
    - calf raises
    - hop
    - hop op tenen
    - hop in elke richting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

onderzoek differentiaal diagnose

A
  1. palpatie bilateraal
    - palpatie spiertonus
    - Thompson-test = PF bij knijpen voor ruptuur te onderscheiden
  2. palpatie achillespees
    - zwelling
    - arc sign = kijken of zwelling meebeweegt bij PF/DF
    –> meebewegen = tendinopathie, niet maabewegen = paratenon ontsteking
    - Royal London Hospital test = palpatie is pijnlijk in rust & wordt pijnlijker in rek
  3. differentiaal diagnose
    - posterior impingment test = maximale geforceerde plantair flexie
    - n. suralis = modified SLR met voet in dorsieflexie & inversie
    - laag gelegen soleus met compartiment klachten
    - schuren van plantairs met mediale pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

therapie van achillespeestendinopathie

A
  1. rust
    - relatief of absoluut
    - gipsimmobilisatie = uitgesproken klachten die niet reageren op andere therapiën
  2. interventie
    - anti-inflammatoire medicatie = NSAID altijd zo min mogelijk en binnen window: 2-5d
    - steunzool therapie = hielophoging voor minder belasting
    - 1-2 PRP patelet rich plasma infiltraties
    - erg persisterende klachten = chirurgie
  3. kine
    - stretching
    - krachttraining met excentrische belasting = niet bij distale tendinopathie
    - diepe dwarsefricties
    - exogene factoren aanpassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

differentiaal diagnose van achillespees tendinopathie

A
  1. tendinopathie
    - tibialis posterior
    - peronei
    - flexor hallucis longus
    - scheur van achillespees
    - strainletsel van spierpees
  2. andere structuren
    - subcutane of retrocalcaneaire burstis
    - ziekte van Sever
    - onsteking van hielpad met hielspoor
    - stressfracturen calcaneum
    - posterior impingement syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

achillespees ruptuur

A
  1. partiële ruptuur
    - moeilijk detecteerbaar
    - kan nog functioneren met 25% continuïteit
    –> kan ook uitvallen vanaf minimale scheur!
    - lokale drukpijn
  2. totale ruptuur
    - onderbreking zichtbaar & toegenomen passieve dorsiflexie
    - zwelling & hematoom
    - unipodaalstand onmogelijk
    - positief teken van thompson = geen PF door manueel knijpen in spier
    - RX = onderbreking driehoek van Kager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kliniek achilles pees ruptuur

A
  1. anamnese
    - bijna altijd tijdens sport
    - gevoel aangetrapt te zijn
    - pijn in kuit
  2. onderzoek
    - palpeerbare gap
    - positief teken van Thompson
    - uitgesproken krachtverlies bij plantairflexie
    - onmogelijk tenenstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

preventie achillespeesruptuur

A
  1. risicofactoren
    - corticoïde-infiltraties
    - microtrauma door degeneraties
    - kritische vasculaire zone
  2. preventie
    - opwarming
    - rust respecteren bij tendinopathie
    - stretching gastrocnemius & soleus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

therapie van achillespees ruptuur

A
  1. complete rupturen
    - chirurgisch = maximale sterkte
    - ook mogelijk door gipsimmobilisatie
    –> 3w dij-voet of 6w onderbeen
  2. partiële rupturen
    - slechte effecten van conservatieve therapie
    –> ook voor volledige bij oudere niet-competitie sporters
  3. revaldiatie
    - 4 weken in gipsverband = lichte plantaire flexie
    - 6w = lichte mobilisatie met progressieve steunname
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

andere letsels achillespees

A
  1. strain van spier-peesovergang
    - plotse pijn
    - functionele stoornis
    - hematoom aan psier-overgang
    - echografie = grootte letsel tonen
    - conservatieve therapie = hielophoging & rust
  2. xanthoma
    - maligne carcinoma
    - lokale atrofie die langzaam progressief is
    - vetcellen in fibreus stroma
    - pijnloos & niet drukpijn gevoelig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

subcutane bursitis

A
  1. kenmerken
    - spannende schoenen aan hiel
    - Huglund-uitsteeksel
    - bogfragment aan middelste posterior bord van calcaneum
    –> opletten voor osteoïde osteoom
  2. complicatie = vaak ook onsteking van retrocalcaneaire bursa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ziekte van Haglund

A
  1. pathologie
    - botuitsteeksel posterosuperieure boord van calcaneum
    - verworven of congenitaal
    - gevoelig voor druk van schoen
    - ontsteking bursa = pump bump of runner’s bump
  2. congenitale predispositie
    - inclinatie van bot of variaties botmodel
    - ontwikkelen van exostose
    - achtervoetvarus -> compensatoire hyperpronatie
  3. andere factoren
    - te grote trekkracht achillespees = microtraumata & -avulsies
    - te losse hielcup = fricties
    - te nauwe/stijve hielcup = te grote druk
19
Q

kliniek ziekte van Haglund

A
  1. symptomen
    - inflammatie
    - pijnlijke palpatie & pijn door wrijving
    - hyperkeratose
    - bijkomende pathologiën afh van erst = bursitis of periositis
  2. preventie
    - lokale drukwegnemen
    - aandacht voor hielcup
    - biomechanische oorzaken corrigeren door voetzooltherapie
  3. therapie
    - acute inflammatie = NSAID/zalf & ijsapplicatie
    - infiltraties met corticoïden
    - peristerende klachten = chirurgie
20
Q

ziekte van Sever

A
  1. apofysitis van het calacaneum
    - volledige fusie rond 15j
    –> aandoening 5-11j
    - voetbal, basketbal & turnen
    - verticaal op onderbeen = gevoelig voor trek- & afschuifkrachten van achillespees
  2. oorzaken
    - microtraumata door trekkrachten achillespees
    - rechtstreekse contusie dorsaal van calcaneum
    - vasculaire necrose met botfragmentatie
21
Q

kliniek ziekte van Sever

A
  1. symptomen
    - hielpijn bij lopen
    - durkpijn aan hiel
    - antalgische gang
    - zwelling
  2. therapie
    - rust van 3-6m = uitlokkende belasting vermijden
    –> sportverbod
    - niet-belastende activiteiten voor onderhoud = zwemmen
22
Q

onsteking van hielvetweefsel

A
  1. heelpad
    - weke delen in vetlaag rond hiel
    - normaal in elastisch bindweefsel
    - compartimentalisering door septa onderzijde calcaneum x subcutane fascia
    - hydraulisch drukopvang systeem
  2. pathologie
    - degeneratie van septa
    - minder opvang capaciteit & afname vetlaag
  3. risicofactoren
    - overgewicht
    - versleten schoenen
    - trainen op harde & oneffen ondergrond
    - lokale contusie vb: herhaaldelijk landen op hielen bij turnen
23
Q

kliniek van onsteking heelpad

A
  1. symptomen
    - pijn bij blootvoets loepen
    - pijn bij sochtends staan op hiel
    - pijn aan achter/onderzijde hiel
    - secundaire corticale calcaneaire verdikking
  2. therapie
    - ontlasten pijnlijkde deel 3-4w
    - aangepaste zolen x schokabsorptie therpaie
    - hoefijzer taping
24
Q

stressfractuur van calcaneum

A
  1. algemeen
    - lopers, ballet & springsporten
    - bovenste achtste boord calcaneum
    –> juist anterior van apofysaire plaat
    - soms ook mediale tuberositas
  2. kliniek
    - diagnose = TC-botscan
    - absolute rust
25
Q

posterior impingement syndroom

A
  1. posterior talar compression syndrome
    - ballet, voetbal & aflopen van hellingen
    - recidiverende microtrauma inklemming
    - posterior structuur talus tussen calcaneum & tibia
  2. differentiatie = assymptomatische problemen
    - os trigonum = 5% van bevolking
    - vergrote laterale processus = 40%
    –> proc. van Stieda
  3. kliniek
    - pijn posterior & lateraal van talus = tussen achillespees & peronei
    - toenemende pijn bij plantairflexie
    - tendinitis van flexor hallucis longus = pijn bij passieve dorsiflexie van grote teen
26
Q

tendinopathie van tibialis posterior

A
  1. algemeen
    - mediaal & posterior van malleolus medialis
    - fixatie door retinaculum
    - meest aangetaste pees van voetregio
  2. risicofactoren
    - joggers, turners & dansers
    - uitgesproken pes plano
    - os naviculaire met frictie
    - reumatisch = red flag
  3. aandoening
    - overbelasting met tenosynovitis
    - partiële tot volledige ruptuur bij blijvende training
    - complicatie = combinatie met tarsaletunnelsyndroom
27
Q

tendinopathie van peronei

A
  1. pees
    - posterior laterale malleolus
    - gefixeerd door retinacula
  2. oorzaken
    - repitieve microtraumata bij herhaalde inversietraumata
    - repitieve (sub)luxaties
    –> scheuren bij chroniciteit
    - holvoeten & supinatie = hevige spanning op brevis
    –> split scheur brevis = longus gaat tussen beide kruipen met veel irritatie
28
Q

tendinopathie van flexor hallucis longus

A
  1. pees
    - mediaal van achillespees
    - groeve tussen mediale & laterale posterior tubcerculum van talus
  2. oorzaak
    - actief tijdens take-off fase van gaan
    - ballet & hoogspringen
  3. symptomen
    - pijn bij beweging tegen weerstand
    - diepe & mediale zijde van achillespees
29
Q

shin splints

A
  1. algemeen
    - geen diagnose = beschrijving of verzamelnaam
    - periositis tibialis
    - stressfractuur van tibia of fibula
    - chronsich compartiment syndroom
  2. etiologie
    - overbelasting
    - pijn aan posteromediale boord van tibia = overgang 1/2 -> distale 1/3
    - pijn start bij belasting & gaat over naar in rust
    - begin van sportseizoen
  3. klinisch onderzoek
    - drukpijn
    - soms pijn bij rek van tibialis posterior
    - zelden zwelling & wartme
    - botinflammatie op botscan
30
Q

theoriën voor shin splints

A
  1. flexie theorie
    - normale fysiologische belasting = vervormingsreactie van bot
    - maladaptatie = abnormaal inwerkende krachten zorgen voor osteoclasten activiteit
    - verzwakken van bot & periostiale inflammatie
    - stressfracturen = buiging/flexie van tibia
  2. tractie fractuur
    - tracties van soleus & tibialis psoterior
    - overbelasting van insertie
31
Q

extrinsieke factoren voor shin splints

A
  1. trainingsfouten
    - te snelle progressie
    - te hoge intensiteit
    - onvoldoende warming-up & cooling-down
    - slechte techniek of vermoeidheid
  2. uitrusting
    - schoensel
    - ondergrond = te hard, zacht of oneffen
32
Q

intrinsieke factoren voor shin splints

A
  1. algemeen
    - leeftijd
    - geslacht
    - gewicht
    - reumatische aandoeningen
    - diabetes
  2. andere
    - spiervermoeidheid
    - spieronevenwicht invertoren & evertoren
    - gedaalde lenigheid
    - enkellaxiteit of instabiliteit
33
Q

therapie van shin splints

A
  1. preventie
    - extrinsieke factoren bijstellen
    - spierkracht, lenigheid & laxiteit corrigeren
  2. therapie
    - NSAID
    - rust
    - kinesitherapie = biomechnica bijstellen
    - persisterende klachten = chirurgie maar zelden nodig
34
Q

verloop compartiment syndroom

A
  1. oorzaken
  2. verhoogde druk in compartiment
  3. verlaagde perfusie
  4. viscieuze cirkel
    - ischemie
    - verhoogde bloedvat permeabiliteit
    - O2 radicalen
    - necrose & weefsel aantasting
  5. compartiment syndroom
  6. 4u
    - rhabdomyolyse
    - myoglobinurie
    - slecht voor nierfunctie = risico op shock & overlijden
  7. 6-12u = irriversibel verlies van spier
35
Q

comparimenten van onderbeen

A
  1. anterior compartiment
    - tibialis anterior
    - extensor digitorum & hallucis longus
    - n. fibularis profundus = eerste web
  2. lateraal compartiment
    - peroneus longus & brevis
    - n. fibularis superficialis
  3. posterior oppervlakkig compartiment = triceps sureae
  4. posterior diep compartiment
    - tibialis posterior = vaak in eigen compartiment
    - flexor digitorum & hallucis longus
    - a/v fibularis & tibialis peroneus
    - n. tibialis
36
Q

klinische beelden van compartiment syndroom in verschillende loges

A
  1. anterior
    - sensoriek = dorsaal voet
    - motoriek = dorsiflexie
    - pijnlijke verlenging = plantairflexie
  2. diep posterieur
    - sensoriek = voetzool
    - motoriek = plantair flexie
    - pijnlijke verlenging = dorsiflexie
  3. lateraal
    - sensoriek = 1e web = 1-2tenen
    - motoriek = eversie
    - pijnlijke verlenging = inversie & plantairflexie
37
Q

oorzaken van compartiment syndroom

A
  1. acuut compartiment syndroom
    - inspanningsgebonden
    - te strakke gipsen
    - fracturen
    - soft-tissue injuries
  2. chronisch compartiment syndroom
    - te hoge fysieke activiteit
    - hoge belasting bij repitieve plantair- & dorsiflexie
    - microtraumata van spieren = vooral bij excentrisch spierwerk
    - myositis met inflammatoire reactie
    - ontstaan van spierhernia
    - heel zelden door spierhypertrofie
38
Q

symptomen van compartiment syndroom

A

=7p’s

  1. Pain = buitenproportie
  2. Pain bij strechting
  3. Palpable = hard & gezwollen compartiment
  4. Paresthesia = vooral verlies van 2-puntsdiscriminatie
  5. Pallor = bleekheid
  6. Parese/paralyse = laat symptoom
  7. Pulses = afwezigheid van hartslag

differentiaal diagnose
- symptomen van initiële trauma
- vasculair occlusie = geen hartslag
- neuropraxia = pijn bij spierstrech
- tromboflebitis = pijn is meer beperkt

39
Q

diagnose van impartiment syndroom

A
  1. drukken in compartiment meten
    - meting via naald
    - normaal 0-8mmHg
  2. positieve diagnose voor chronisch syndroom
    - 30mmHg in rust
    - 60mmHg tijdens inspanning
    - 20mmHg 2min na inspanning
  3. positieve diagnose voor acuut syndroom
    - 30-40mmHg
    - soms mogelijkheid van opstijgen naar 100-120mmHg
  4. beeldvorming bij chronisch compartiment
    - vervetting = witte kleur op T2
    - door chronische hypoxie
40
Q

therapie van acuut compartiment syndroom

A
  1. afwachting voor heelkunde
    - hyperbarix oxygen therapy = vasoconstrictie
    - minder O2 radicalen produceren
    - minimale O2 aanvoering zal voldoende zijn
  2. heelkunde
    - fasciotomie = lengte snede voor drukwegname
    - dicht naaien met elastische draad
    - over 5-7 dagen wonde langzaam sluiten
  3. andere
    - been niet in hoogstand houden = nog moeilijker om bloed in compariment te krijgen
    - whole body vibriation bij mensen met randmetingen = daling van drukken effectief bij 1/2
41
Q

post-operatief compartiment syndroom

A
  1. ijs
    - 24u per dag waarin 20min per uur
    - aan machet liggen
    - zorgen dat fascia niet opnieuw sluit & zelfde klachten veroorzaakte
    - gebeurd bij 1/6
  2. 2e operatie bij opnieuw sluiten
    - fascia effectief wegnemen
    - meer invasief & esthetische letsels
42
Q

complicaties door laattijdige interventie

A
  1. spieren
    - infarct
    - blijvende contractuur
    - paralyse
    - neurologisch verlies van distale spieren
  2. andere
    - secundaire deformiteiten
    - verlies van sensatie
  3. prevalentie
    - therapie binnen 12u = 10% complicaties
    - therapie na 12u = 80% complicaties
    - beste = decompressie na 4-6u
43
Q
A