malabsorptie en chronische ondervoeding Flashcards

1
Q

waarvan is er sprake bij malabsorptie

A

onvoldoende opname van voedingsstoffen door de dunne darm. dit kan op lange termijn leiden tot gezondheidsklachten door tekorten aan essentiele voedingsstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

symptomen malabsorptie

A
  • chronische diarree
  • gewichtsverlies
  • groeivertraging
  • opgeblazen gevoel
  • buikpijn
  • bloedarmoede, botpijn en neurologische symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wie hebben een grotere risico op ondervoeding bij langdurige malabsorptie kinderen of volwassenen

A

kinderen -> hebben minder reserves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe wordt onderscheid gemaakt tussen kinderen met chronische ondervoeding en kleine kinderen

A

groeicurves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

criteria voor chronische ondervoeding bij kinderen

A
  • alle kinderen: lengte naar leeftijd < -2 SD
  • kinderen onder de 4 jaar: lengte naar leeftijd 0,5-1 SD afbuiging in 1 jaar
  • kinderen boven 4 jaar: 0,25 SD afbuiging in 1 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

criteria voor chronische ondervoeding bij volwassenen

A
  • onbedoeld gewichtsverlies van meer dan 10% in de laatste 6 maanden of meer dan 5% in de laatste maand
  • BMI < 18,5 kg/m2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

diagnostiek malabsorptie

A
  • groeicurves
  • lab
  • ontlastingstest
  • beeldvorming
  • functietest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

chronische diarree

A

diarree die langer dan twee weken aanhoudt

dit kan leiden tot malbsorptie, uitdroging, verergering van onderliggende aandoeningen en secundaire infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is coeliakie

A

ziekte die wordt veroorzaakt door een permanente t cel gemedieerde allergie voor gluten. wordt gekarakteriseerd door histopathologische afwijkingen in het proximale deel van de dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

epidemiologie coeliakie

A

1% van de mensen heeft coeliakie
- komt twee keer zoveel voor bij vrouwen
- meestal gesteld tussen de 6 en 10 jaar of bij volwassenen tussen de 20 en 40 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pathofysiologie coeliakie

A
  • gluten gevoelige enteropathie waarbij een toename van intra-epitheliale lymfocyten, villusatrofie en crypthyperplasie in een darmbiopt waarneembaar is
  • dit ontstaat door de klassieke gluten eiwitten gliadine en glutamine
  • deze gluten peptiden activeren de IEL waardoor deze cytokines opreguleren en de enterocyt apoptose ondergaat. daarnaast worden de gluten door dendritische cellen opgenomen en afgeberoken tot kleinere peptiden die specifiek in HLA-DQ2 en HLA-DQ8 passen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een voorwaarde voor het ontwikkelen van coeliakie

A
  • het hebben van HLA-DQ2 en HLA-DQ8 , maar niet iedereen met deze HLA vorm krijgt ook coeliakie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

klachten coeliakie

A
  • opgezette buik
  • buikpijn
  • obstipatie
  • chronische diarree
  • vermoeidheid
  • anemie
  • groeiachterstand
  • gewichtsverlies
  • verminderde botdichtheid
  • onvruchtbaarheid
  • neurologische symptomen: neuropathie, ataxie en epilepsie
  • dermatitis herpetiformis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

RF coeliakie

A

+ familieanamnese
aandoeningen zoals DM type I, downsyndroom, IgA-deficientie en schildklieraandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

diagnostiek coeliakie

A
  • klinische presentatie
  • dunne darm biopt (bij kinderen liever niet)
  • HLA-typering
  • serologie: bij positieve serologie voor tTG wordt het darmbiopt bij kinderen overgeslagen
  • relatie met gluten: bij glutenvrij dieet herstelt > 95% van de mucosa. daarna vindt er provocatie plaats om te kijken of iemand antistoffen heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bij welke leeftijd komt IBD vaak voor

A

bij de leeftijd 15-30 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

soorten IBD

A

ziekte van crohn en colitis ulcerosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

colitis ulcerosa

A

ontsteking van een deel van de dikke darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

epidemiologie colitis ulcerosa

A

incidentie: 7:100.000 per jaar
- prevalentie: 50-150:100.000
- komt vaker voor bij mannen
- begint vaak tussen 15-30 of 50-70

20
Q

pathofysiologie colitis ulcerosa

A
  • beperkt zich tot de dikke darm
  • de ontsteking manifesteert zich in het gehele colon, waarbij het rectum vaak aangedaan is
  • diffuse ontsteking
  • alleen mucosa is aangedaan
  • periodes met en zonder klachten
  • oppervlakkige ontsteking
21
Q

hoe kun je exacerbaties bij colitis ulcerosa voorkomen

A
  • gezond eten en drinken
  • regelmatig bewegen
  • stress voorkomen
  • genoeg nachtrust
22
Q

symptomen colitis ulcerosa

A
  • diarree en bloedbijmenging op de voorgrond
  • zeurende buikpijn
  • loze aandrang
  • darmkrampen
  • anemie, koorts, vermagering, vermoeidheid (systemische symptomen)
  • aften, uveitis, artritis, erythema nodosum ( extra-intestinale symptomen)
23
Q

RF colitis ulcerosa

A
    • familie-anamnese
  • stoppen met roken
24
Q

diagnostiek colitis ulcerosa

A
  • lab
  • ontlastingsonderzoek
  • endoscopie : mucosa geirriteerd en verdikt, pseudopoliepen, bloedingen en pussige ulcera
25
Q

behandeling colitis ulcerosa

A
  • leefstijlverandering
  • corticosteroiden
  • thiopurines
  • biologicals
  • mesalazine

als dit onvoldoende werkt stoma

26
Q

epidemiologie ziekte van crohn

A
  • incidentie 12:100.000 per jaar
  • prevalentie: 10-100:100.000
  • bij vrouwen komt het 1,5 x zo vaak voor
  • ontstaat vooral vanaf 25 jaar
27
Q

pathofysiologie ziekte van crohn

A
  • chronische inflammatoire darmziekte
  • kan zich manifesteren in de gehel maag-darmstelsel
  • komt op kinderleeftijd vnm voor in de terminale ileum
  • breekt door de mucosa
  • kan gepaard gaan met fistelvorming, vooral in het terminale deel van de dunne darm, maar ook in colon en anus
28
Q

chronisch beloop van ziekte van crohn kan waartoe leiden

A

coloncarcinoom

29
Q

symptomen ziekte van crohn

A
  • obstipatoe, subileus
  • loze aandrang
  • darmkrampen
  • anale klachten (fistels, fissuur, skin tags)
  • malabsorptie
  • anemie, koorts, vermagering, vermoeidheid
  • aften, uveitis, artritis, erythema nodosum
29
Q

RF ziekte van crohn

A
  • stress
  • roken
    • familieanamnese
30
Q

wat hoor je bij auscultatie bij ziekte van crohn

A
  • grootsteengeruis, afewezigheid peristaltiek
31
Q

diagnostiek ziekte van crohn

A
  • endoscopie -> aftoïde ulcera en longitudinale ulcera
  • lab
  • ontlastingsonderzoek
32
Q

behandeling ziekte van crohn

A
  • leefstijlverandering
  • corticosteroiden
  • thiopurines
  • biologicals
  • symptomatische chirurgie bij ernstig beloop
33
Q

tussen welke leeftijd wordt de diagnose PDS gesteld

A

20 en 65 jaar

34
Q

PDS

A

chronische buikpijn en een veranderde stoelgang zonder aanwijsbare lichamelijke oorzaak

35
Q

epidemiologie PDS

A

4-13:1000 per jaar
- 15-20% van de vrouwen
- 5-20% van de mannen

36
Q

aan de hand van welke criteria wordt PDS gesteld

A

rome III-criteria

37
Q

rome-III criteria

A
  1. patienten hebben minimaal drie dagen per maand in de afgelopen 3 maanden pijn of een ongemakkelijk gevoel in de buik gehad
  2. de klachten zijn > 6 maanden voor de diagnose begonnen
  3. er is sprake van minimaal twee van de volgende criteria:
    - vermindering van klachten na defecatie
    - klachten hangen samen met een verandering in de frequentie van defecatie
    - klachten hangen samen met een verandering in de consistentie van de ontlasting
  • alle drie voor de diagnose PDS
38
Q

symptomen pds

A
  • dyspepsie
  • zuurbranden
  • misselijkheid
  • opgeblazen gevoel
  • slijm bij de ontlasting
  • spier en gewrichtsklachten
  • moeheid
  • hoofdpijn
39
Q

waar hebben mensen met PDS vaker last van

A
  • somatisatie
  • angst
  • depressie
  • stress
40
Q

RF PDS

A
  • jonge leeftijd
  • doorgemaakte gastro-enteritis
  • angststoornissen
  • stemmingsstoornissen
    • familieanamnese
  • vrouwelijk geslacht
41
Q

behadenling PDS

A
  • educatie
  • geruststelling
  • dieet modificatie
  • symptomatisch met analgetica of laxantia
42
Q

pancreasinsufficientie

A
  • alvleesklier produceert onvoldoende spijsverteringsenzymen -> zijn belangrijk bij de opname van voedingsstoffen in de dunne darm
  • kan chronische diarree veroorzaken
  • diagnose: elastasetest, vettest, bloedonderzoek en beeldvorming
  • behandeling: enzymvervangingstherapie, dieetaanpassingen en supplementen
43
Q

lactose-intolerantie

A
  • 5% van de volwassenen in noor-europa
  • in azie 90%
  • kan leiden tot chronische diarree
  • behandeling: ander dieet
44
Q

parasitaire infectie

A
  • in westerse landen worden 0,5-7% besmet met giardia lamblia
  • meeste infecties vinden plaats in de zomer en herfst
  • niet iedereen die een parasiet krijgt wordt ziek
  • eenperiode met diarreeklachten kan afgewisseld worden met een periode zonder klachten
  • de tijd tussen besmet raken en ziek worden is ongeveer 2 weken
  • gaat soms vanzelf over, anders behandelen met metronidazol gedurende 5-7 dagen
  • goede handhygiene is noodzakelijk