hypertensie Flashcards
1
Q
hoe wordt hypertensie gedefinieerd
A
- bloeddruk van minimaal 140 mmHg systolisch en/of 90 mmHg diastolisch
2
Q
wat zijn de verschillende graden hypertensie
A
graad 1: 140-159 systolisch en 90-99 diastolisch
graad 2: 160-179 en 100-109
graad 3: >180 en >110
3
Q
epidemiologie hypertensie
A
prevalentie: 20-25%
stijgt met de leeftijd
diastolische hypertensie komt vnm voor bij jongeren
4
Q
bij hoeveel % van de gevallen met hypertensie is er geen oorzaak bekend en hoe heet dit
A
90%
dit heet essentiele hypertensie
5
Q
mogelijke oorzaken van secundaire hypertensie
A
- slaapapneu
- endocriene ziektebeelden
- dieet
- (reno)vasculair
- geneesmiddelen
- monogenetisch
6
Q
symptomen hypertensie
A
- vaak asymptomatisch
- hoofdpijn
- kortademigheid
- retinopathie
- hartfalen bij gevorderde chronische hypertensie
- aneurysma/dissectie van grote vaten
- duizeligheid
- nierfalen
- herseninfarct/bloeding
7
Q
hoe hoog is de bloeddruk bij hypertensieve crisis
A
- hoger dan 220 systolisch
- hoger dan120-130 diastolisch
8
Q
waar geeft langdurige hypertensie meer kans op
A
- hart en vaatziekten, nieraandoeningen en atherosclerose
9
Q
naar welke bloeddruk wordt gestreefd bij hypertensie
A
- <140/90mmHg
10
Q
behandeling hypertensie
A
- leefstijlverandering
- < 50 jaar: voorkeur ace-remmer
- 50-70 jaar: voorkeur thiazidediureticum of calciumantagonist
- > 70 jaar: voorkeur diureticum of calcium antagonist en toevoegen van ace-remmer
- diabetici: voorkeur diureticum
- chronische nierschade: voorkeur ace-remmer
- afrikaanse afkomst: voorkeur calcium-antagonist (eventueel thiazidediureticum)
11
Q
RF hypertensie
A
- laag geboortegewicht
- hoge leeftijd
- familieanamnese
- obesitas
- roken
- atherosclerose
- insulineresistentie
- overmatig zoutinname
- overmatig alcoholgebruik
- stress
- etniciteit
- lage kaliuminname