hyperthyroïdie Flashcards
1
Q
wat is hyperthyroïdie
A
- schildklier werkt te snel
- Hoge T4 waardoor hypofyse minder TSH afgeeft
2
Q
epidemiologie
A
- komt 5 keer vaker voor bij vrouwen
- neemt toe met de leeftijd
- 30-50 per 100.000 patiënten per jaar
3
Q
oorzaken hyperthyroïdie
A
- ziekte van graves (meest voorkomend): auto-immuunziekte met stimulerende auto-antistoffen tegn de TSH-receptor
- ontsteking van de schildklier door een virusinfectie: het in de schildklier opgeslagen T4 in één keer vrij. daarna wordt er geen nieuw T4 meer geproduceerd en ontstaat er juist een hypothyroïdie
- (multi)nodulair struma
- geneesmiddelen: lithium, jodiumhoudende medicijnen
- zeldzame goedaardige tumor in de schildklier
4
Q
symptomen hyperthyroïdie
A
- angst, gejaagdheid en nervositeit
- gewichtsverlies
- hartkloppingen
- overmatig transpireren
- trillerigheid
- diarree
- warmte intolerantie
struma en exophthalmus (alleen bij de ziekte van graves)
5
Q
RF hyperthyroïdie
A
positieve familieanamnese
6
Q
LO hyperthyroïdie
A
- nervositeit
- vermagering
- warme en vochtige huid
- exophthalmus
- pretibiaal myxoedeem (non-pitting)
- tachycardie
- zwelling van de hals
- tremor van de handen
7
Q
diagnostiek hyperthyroïdie
A
Lab: TSH, vrij T4 en TSH-receptor antistoffen
- echo voor multinodulair struma
8
Q
behandeling hyperthyroïdie
A
- thyreostatica (strumazol)
- radioactief jodium
- hemithyreoïdectomie
9
Q
i.c.m. met wat wordt strumazol vaak gegeven
A
l-thyroxine (block and replace)
10
Q
wat zijn indicaties voor schildklierchirurgie
A
- overgevoeligheid voor thyreostatica
- bezwaren tegen radioactief jodium
- zwangerschap
- groot struma
- persoonlijk voorkeur