Astma Flashcards

1
Q

wat is astma

A

chronische ontsteking van de lagere luchtwegen die gekenmerkt worden door aanvalsgewijs optredende bronchusobstructie op basis van verhoogde gevoeligheden van de luchtwegen voor allergische (IgE-gemedieerde) of niet allergische prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

epidemiologie astma

A
  • 4-5% van de volwassenen
  • 7% van de kinderen
  • incidentie neemt af met de leeftijd
  • 6/1000 volwassenen per jaar
  • zeldzaam boven de 65 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pathofysiologie astma

A
  • chronische inflammatie (vaak eosinofiel) van de mucosa van de lagere luchtwegen
  • loopt van trachea tot terminale bronchiolen
  • verdikking van de basaalmembraan ten gevolge van collageendeposities en oedeemvorming van de (sub)mucosa
  • infiltratie van ontstekingscellen zoals eosinofiele granulocyten, mestcellen en t-cellen
  • spierhypertrofie (bij blootstelling aan prikkel is er een versterkte contractie van de gladde spieren)
  • luchtwegvernauwing die geheel reversibel is
  • naast chronische ontstekingsreactie kunnen er nog perioden van acute inflammatie optreden: dit kan astma-exacerbaties uitlokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

symptomen astma

A
  • dyspneu
  • piepende ademhaling
  • hoesten
  • s’nachts het heftigst -> cortisolspiegel laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

alarmsymptomen bij astma-excacerbatie

A
  • uitputting
  • cyanose
  • bewustzijnsdaling
  • saturatiedaling < 92%
  • moeite met uitspreken van volzinnen
  • ademhalingfrequentie > 30/min
  • gebruik van hulpademhalingsspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

soorten astma

A
  • allergisch vs niet allergisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

allergische astma

A
  • vaak op kinderleeftijd
  • familiair
  • vaak gepaard met eczeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

niet-allergische astma

A
  • begint vaak op late leeftijd
  • niet familiair
  • niet specifieke prikkels zoals koude lucht of inspanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarvan is er sprake bij astma

A

bronchiale hyperreactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vroege reactie astma

A
  • 30 min
  • vernauwing luchtwegen en slijmvorming wordt gemedieerd door mestcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

late reactie astma

A
  • 8-12 uur
  • eosinofielen spelen hier een rol
  • bronchiale hyperreactiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

risicofactoren astma

A
  • vrouwelijk geslacht
  • atopie: aanmaak van IgE tegen stoffen in de omgeving kan zorgen dat astma ontwikkelt
  • inhalatie van bepaalde stoffen die leiden tot overgevoeligheid van de luchtwegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uitlokkende factoren astma

A
  • allergenen
  • virusinfectie
  • geneesmiddelen zoals acetylsalicylzuur, betablokkers en NSAID’s
  • sporten, koude lucht, parfum
  • luchtvervuiling, hormonen, stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lichamelijk onderzoek astma

A
  • dyspneu
  • gebruik van hulpademhalingsspieren en hyperinflatie
  • percussie van longonderzoek klinkt hypersonoor
  • bronchiaal ademgeruis met verlengd expirium en expiratoir piepende rhonchi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is hyperinflatie

A

Het longweefsel wordt door verlies van longblaasjes ook minder stevig. De longen rekken makkelijker uit, maar veren niet goed meer terug. Zo ontstaan grotere longen waarin ook na uitademing nog steeds veel lucht achterblijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

diagnostiek astma

A
  • longfunctietest
  • provocatietest
  • peakflow meting
17
Q

longfunctietest

A
  • er is sprake van een obstructie bij een FEV1/FVC <- 1,64SD of <0,7 (tiffeneau-index)
  • reversibiliteit van de longfunctie is leidend om de diagnose astma te stellen
18
Q

wanneer is er sprake van reversibiliteit bij de longfunctie

A
  • er is sprake van reversibiliteit wanneer de FEV1 na bronchodilatator > 200 ml en > 12% verbetert
  • een longfunctie zonder luchtwegobstructie hoeft niet te beteken dat de patient geen astma heeft
19
Q

provocatietest astma

A
  • bij een directe provocatietest wordt het gladde spierweefsel direct geprikkeld door histamine of metacholine
  • bij een indirecte provocatietest wordt een situatie nagebootst, bijvoorbeeld bij een inspanningstest
  • je kijkt bij welke dosis FEV1 20% daalt. de normale responms is > 32 mg/ml. als dit eerder is is er sprake van hyperreactiviteit -> is niet specifiek
20
Q

peakflow meting

A
  • patienten moeten dan zowel ‘s ochtends als ‘s avonds drie keer blazen en de hoogste van de peakflow noteren
  • als het FEV1-verschil mmeer dan 12% en 200ml is tussen 2 metingen na > 4 weken is er sprake van variabiliteit
21
Q

acute behandeling van astma-excacerbaties

A
  • zuurstoftherapie
  • verneveling met salbutamol
  • eventueel I.V. toediening van hydrocortison
22
Q

behandeling astma

A
  • leefstijlverandering
  • medicamenteus
23
Q

medicamenteuze behandeling astma

A
  1. kortwerkende b2-agonist (SABA) of combinatiepreparaat inhalatiecorticosteroiden (ICS) formoterol zo nodig
  2. onderhoudsbehandeling met lage dosis ICS (budesonide, fluticason) of ICS-formoterol
  3. langwerkende b2-agonist (LABA; salmeterol, formeterol) met lage dosis ICS
  4. LABA met tijdelijk hogere dosis ICS en evt. M-receptorblokker (tiotropium) en/ of montelukast 1 dd 10 mg
  5. verwijzing longarts indien binnen 3-6 maanden geen goede astmacontrole is bereikt