Luchtvaart hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

wat zijn lijnvluchten?

A

een vaste route en uurregeling en
kunnen zowel binnenlands (domestic flights) als internationaal (international flights) opereren
-> vandaar ‘scheduled flights’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lijnvluchten kunnen ….

A

Staats- of privémaatschappijen
o Staatsmaatschappij bv. Singapore Airlines
o Privémaatschappij bc. Ryanair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

nationale maatschappij

A

flag carrier(zelfs na privatisering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

lijnvluchten worden uitgevoerd door …

A

o Full-service carriers (FSC) = traditionele maatschappijen
o Low-cost carriers (LCC) = lagekosten-maatschappijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Low-cost carriers (LCC)

A

Gevolg liberalisering!
-> Begon in 1971 in VS met Southwest Airlines
-> In jaren ‘90 in Europa
België: Ryanair, Easyjet, Vueling, Wizz Air

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kenmerken van LCC

A

Lage tarieven
Minimale service
Lage operationele kosten
-> Kopen allemaal dezelfde vliegtuigen in bulk aan (goedkoper en piloten hoeven maar 1 opleiding te volgen voor 1 type toestel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe houden LCC hun kosten laag?

A
  1. Gebruik van regionale luchthavens
  2. Unifrome vloot (vb. Ryanair enkel B737)
  3. Kortere routes: point-to-point
  4. Betalende services: stoel,bagage, maaltijd
  5. Extra inkomsten: hotels, autoverhuur, verzekeringen
  6. Distributie via eigen website
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschil LCC-FSC -> LCC

A

Regionale luchthavens
Point-to-point: A -> B
1 vliegtuigtype
1 klasse
Service tegen betaling
Reservatie vooral via internet
Geen getrouwheidsprogramma
-> Prijs!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschil LCC-FSC -> FSC

A

Nationale luchthavens
Hub-and-spoke: A -> B (hub) -> C
Verschillende vliegtuigtypes
Verschillende klassen
Service afhankelijk van klasse
Reservatie via internet en GDS
Wel getrouwheidsprogramma
-> Service!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verschuiving LCC-FSC

A

Businessmodellen liggen steeds dichter bij elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

LCC’s schuiven op richting FSC’s (vb. Ryanair )

A

o Hogere tarieven incl. service
o Grotere luchthavens
o Invoering netwerkvluchten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

FSC’s schuiven op richting LCC’s (vb. Brussels Airlines)

A

o Lagere tarieven excl. service
o MAAR service blijft belangrijkste, zeker long-haul!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

chartervluchten

A

Huren van een toestel (of een deel ervan)
-> kan Eenmalige gebeurtenis = adhoc vluchten voor bedrijven, sportclubs,
-> ook seizoensgebonden = vakantievluchten voor TO’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat bepaald de klant i.s.m de carrier?

A

o Bestemming
o Dienstregeling
o Grootte toestel (passagiers/bestemming)

-> vb. vluchten voor Tomorrowland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vakantievluchten

A

Voor populaire vakantiebestemmingen
o TO verkoopt de plaatsen
o Carrier voert de vlucht uit
Frequentie afhankelijk van de bestemming
o Hele jaar ↔︎ vb. enkel zomer
o Dagelijkse vluchten ↔︎ vb. 2x per week
-> Uren steeds onder voorbehoud en bij te lage bezetting kan de vlucht geschrapt worden!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hybride businessmodel

A

Vervaging tussen lijn- en chartervluchten
TO’s steeds vaker eigen airline (vb. TUI Fly, Corendon)
Begrip ‘charter’ andere betekenis gekregen
-> * Vakantievluchten als onderdeel pakketreis
->“chartervluchten”
* Losse ticketverkoop ‘seat only’
-> “lijnvluchten”

17
Q

Economische efficiëntie

A

Onmogelijk op alle bestemmingen te vliegen -> strategische keuzes maken
Airlines werken samen en bouwen netwerken op
o Hub-and-spoke
o Alliantes
o Code-sharing

18
Q

hub-and-spoke

A

Uitgebreid netwerk van ‘spokes’ (verbindingen) rond een ‘hub’ (centraal knooppunt van een luchthaven)
Dit systeem omvat korte feeder vluchten (trein), die passagiers van kleinere luchthavens naar de hub brengen
-> Aansluitende ‘long-haul vlucht’ naar eindbestemming

19
Q

Point-to-point = LCC’s

A
  • Eén ticket omvat één route
  • Vb. 1 ticket BRU-PMI / 1 ticket PMI-BRU
20
Q

Hub-and-spoke = FSC’s

A
  • Eén ticket bevat meerdere routes
  • Vb. 1 ticket BRU-FRA-DEL-FRA-BRU
    -> Evolutie: LCC’s bieden nu ook aansluitingen aan
21
Q

voordelen Hub-and-spoke

A
  • Uitbreiding netwerk -> hogere connectiviteit
  • Kostenreductie door:
    o Maximale bezetting vluchten
    o Minder routes nodig
22
Q

nadelen Hub-and-spoke

A
  • Grotere impact bij vertragingen of bagageverlies
  • Hogere afhankelijkheid van de hub- luchthaven
  • Overstapkosten
23
Q

allianties

A

Eind jaren ‘90: toenemende globalisering & verdwijning overheidssteun
-> Europese carriers zoeken partners uit Amerika en Azië
Samenwerkingsakkoorden -> Schaalvergroting (sterkere positie)

24
Q

Bij de vorming van allianties speelden drie belangrijke factoren een rol voor de Europese initiatiefnemers

A

de carrier was een grote speler op de thuismarkt.
De carrier had een sterke aanwezigheid in de grootste Europese landen (VK, Frankrijk, Duitsland).
De carrier investeerde in Noord-Amerika en Azië

25
Q

Welke allianties?

A

o 1997 Star Alliance
o 1999 Oneworld
o 2000 Skyteam

26
Q

star alliance

A

grootste luchtvaartalliantie ter wereld
oprichters: Lufthansa, united airlines, Thai airways

27
Q

oneworld

A

oprichters: British Airways, American Airlines en Cathay Pacific

28
Q

skyteam

A

Air France (Frankrijk), Delta Air Lines (VS) en Korean Air (Azië)

29
Q

Voordelen Allianties

A
  • Uitgebreid netwerk = meer bestemmingskeuzes
  • Optimale uurregelingen binnen hub-and-spoke
  • Kortere overstaptijden (zelfde terminal & gates bij elkaar)
  • Gemeenschappelijke check-in, lounges en getrouwheidsprogramma’s
  • Kostenreductie: maximale bezetting, gemeenschappelijk onderhoud
  • Sterkere onderhandelingspositie: aankoop vliegtuigen, toekennen slots, handling, catering, …
30
Q

Code-sharing

A
  • Meerdere arilines bieden elkaars vluchten aan onder eigen vluchtnummer
    o Marketing carrier = enkel ticketverkoop
    o Operating carrier = ook uitvoering vlucht
  • In het kader van:
    o Allianties
    o Hub-and-spoke (feeder)
31
Q

directe operationele kosten -> variabele kosten

A
  • Brandstof ↗︎
  • Overuren piloten en cabinepersoneel
  • Maaltijden aan boord
  • Landingskosten: volgens vliegtuiggewicht
  • Luchthaventaksen: door IATA vastgelegd
  • Vliegtaks: milieuheffing door overheid
32
Q

Directe operationele kosten -> vaste kosten

A
  • Salarissen piloten en cabinepersoneel
  • Afschrijvingen o.a. vliegtuigen
  • Vliegtuigverzekeringen
  • Kosten voor het technisch personeel
  • Onderhoud vliegtuig
33
Q

Indirecte operationale kosten -> luchthaven

A
  • Grondpersoneel
  • Gebouwen, uitrusting, transport
  • Vergoeding afhandelingsbedrijven
34
Q

Ticketing, promotie en verkoop: ↘

A
  • Administratiekosten
  • Reservatiesystemen (GDS)
  • Marketing
35
Q

Niet-operationele kosten

A

Investeringskosten
Aankoop vliegtuigen
Infrastructuur
Training en opleiding

36
Q

Evolutie brandstof

A

Jaren ‘90 ruwe olieprijs relatief stabiel
Vanaf 2000 enorme olieprijsstijging (piek 2008)
-> Brandstoftoeslag reiziger
2014-2016 olieprijsdaling ingezet
-> Brandstoftoeslag reiziger blijft behouden, ook bij daling olieprijzen