Le vocabulaire fréquent : liste p.1→10 Flashcards
zijn
être
hebben
avoir
doen, maken
faire
zeggen
dire
kunnen, mogen
pouvoir
gaan
aller
zien
voir
willen
vouloir
komen
venir
moeten
devoir
nemen
prendre
vinden
trouver
geven
donner
moeten, nodig zijn
falloir
het moet, er is nodig
il faut
spreken, praten
parler
zetten, leggen, aandoen
mettre
weten
savoir
voorbijgaan, doorgeven
passer
bekijken
regarder
beminnen, houden van
aimer
geloven
croire
vragen
demander
blijven
rester
antwoorden
répondre
horen
entendre
denken
penser
aankomen
arriver
kennen
connaître
worden
devenir
voelen
sentir
lijken
sembler
(vast)houden
tenir
begrijpen
comprendre
teruggeven
rendre
wachten
attendre
naar buiten gaan, uitgaan
sortir
leven
vivre
naar binnen gaan
entrer
hernemen
reprendre
dragen
porter
zoeken
chercher
gaan halen, oppikken
aller chercher
terugkomen
revenir
roepen, noemen
appeler
sterven
mourir
vertrekken
partir
gooien
jeter
volgen
suivre
schrijven
écrire
tonen
montre
vallen
tomber
openen
ouvrir
stoppen
arrêter
verliezen
perdre
beginnen
commencer
schijnen
paraître
opheffen
lever
stappen
marcher
toelaten
permettre
gaan zitten
s’asseoir
beluisteren
écouter
naar boven gaan
monter
opmerken
apercevoir
krijgen
recevoir
(be)dienen
servir
(be)eindigen
finir
lachen
rire
schreeuwen
crier
spelen
jouer
draaien
tourner
bewaken, behouden
garder
(h)erkennen
reconnaître
verlaten
quitter
eten
manger
lopen
courir
verderzetten
continuer
vergeten
oublier
naar beneden gaan
descendre
verbergen
cacher
plaatsen
poser
trekken
tirer
voorstellen
présenter
toevoegen
ajouter
handelen
agir
terugvinden
retrouver
(aan)bieden
offrir
leren, vernemen
apprendre
doden
tuer
terugkeren
retourner
ontmoeten
rencontrer
opsturen
envoyer
slapen
dormir
duwen
pousser
terugbellen, terugroepen
rappeler
zich iets herinneren
se rappeler qqch
lezen
lire
veranderen
changer
proberen
essayer
tellen
compter
bezetten
occuper
zorgen voor
s’occuper de
uitleggen
expliquer
slaan
frapper
werken
travailler
bekomen, verkrijgen
obtenir
terug naar huis gaan
rentrer
huilen
pleurer
herhalen
répéter
betalen
payer
brengen (dingen)
apporter
bestaan
exister
drinken
boire
glimlachen
sourire
gaan slapen, gaan liggen
se coucher
veroorzaken
causer
vertellen
raconter
knellen
serrer
missen, ontbreken
manquer
(be)noemen
nommer
rijden, voeren
conduire
grijpen, vatten
saisir
(ver)blijven
demeurer
terugzetten
remettre
verdwijnen
disparaître
slaan, verslaan
battre
aanraken
toucher
verschijnen
apparaître
lijden, afzien
souffrir
sluiten
fermer
aanvaarden
accepter
strekken
tendre
geboren worden
naître
redden
sauver
vooruitgaan
avancer
oversteken
traverser
zich herinneren
se souvenir de
(be)dekken
couvrir
winnen
gagner
vormen
former
aanstaan, bevallen
plaire
kussen, omhelzen
embrasser
durven
oser
verhinderen
empêcher
weigeren
refuser
beslissen
décider
produceren
produire
(be)laden
charger
mengen, (zich) moeien
(se) mêler (de)
hopen
espérer
ophouden
cesser de
lijken op
ressembler à
zingen
chanter
naderen, dichter brengen
approcher
bidden
prier
ontsnappen
échapper
glijden
glisser
schitteren
briller
(ver)branden
brûler
plaatsen
placer
(be)oordelen
juger
volstaan
suffire
bereiken
atteindre
aankondigen
annoncer
opvoeden, verhogen
élever
kopen
acheter
leiden
mener
voorbereiden
préparer
verzekeren
assurer
raden
deviner
beschouwen
considérer
toebehoren aan
appartenir à
vertegenwoordigen
représenter
bedriegen
tromper
zich vergissen
se tromper
verkopen
vendre
vrezen
craindre
meenemen (dingen)
emporter
uitdrukken
exprimer
rijden
rouler
bezitten
posséder
wakker maken
réveiller
wakker worden
se réveiller
helpen
aider
ontdekken
découvrir
kiezen
choisir
uitspreken
prononcer
verzwijgen
taire
zwijgen
se taire
dromen
rêver
drukken (op)
appuyer (sur)
uistrekken, uitbreiden
étendre
tillen, beven
trembler
verdedigen, verbieden
défendre
maken, creëren
créer
handhaven, behouden
maintenir
aanduiden
indiquer
beloven
promettre
achterlaten, opgeven
abandonner
niet weten, negeren
ignorer
vergezellen
accompagner
zich richten tot
s’adresser à
observeren, waarnemen
observer
scheiden
séparer
trouwen met
se marier avec
voorzien
prévoir
brengen
amener
verplichten
obliger
verlichten
éclairer
achtervolgen, vervolgen
poursuivre
leveren
livrer
bevatten
contenir
vluchten
fuir
stromen
couler
voorstellen
proposer
ondervinden
éprouver
weerhouden
retenir
hechten, vastmaken
attacher
stelen, vliegen
voler
meeslepen
entraîner
trainen
s’entraîner
verrassen
surprendre
breken
briser
inbeelden
imaginer
leiden
diriger
erin slagen te, bereiken
parvenir à
binnendringen
pénétrer
opmerken
remarquer
vermijden
éviter
vestigen
établir
slagen
réussir
buigen
pencher
wonen
habiter
omringen
entourer
verklaren
déclarer
verbazen
étonner
opmaken, opzetten
dresser
duren
durer
vastleggen, vastmaken
fixer
verlangen
désirer
uittrekken
arracher
ondersteunen
soutenir
snijden
couper
onderzoeken
examiner
twijfelen
douter
terugtrekken, uithalen
retirer
wandelen
se promener
dwingen, forceren
forcer
terugzien
revoir
opvullen, invullen
remplir
beëindigen
terminer
pogen, wagen
tenter
installeren
installer
optillen
soulever
aansteken
allumer
opleggen, opdringen
imposer
ademhalen, ademen
respirer
zakken, doen dalen
baisser
blazen
souffler
aantrekken
attirer
(uit)lenen
prêter
amuseren
amuser
uitbarsten
éclater
vergaderen, bijeenbrengen
réunir
behandelen
traiter
aanwerven, engageren
engager
slepen
traîner
gebruiken
employer
markeren
marquer
bewijzen
prouver
invoeren
importer
eisen
exiger
(uit)rusten
se reposer
dansen
danser
groeten
saluer
toekennen
accorder
afmaken, afwerken
achever
toegeven, bekennen
avouer
onderscheiden
distinguer
(iem.) meenemen
emmener
(op)schudden
agiter
aarzelen
hésiter
bellen, rinkelen
sonner
samenstellen
composer
wegnemen, ontvoeren
enlever
komen bij, vervoegen
rejoindre
terugbrengen
ramener
studeren
étudier
delen
partager
(ver)jagen
chasser
onderbreken
interrompre
verwijderen, verder zetten
éloigner
verminderen
réduire
uitzetten, doven
éteindre
herbeginnen
recommencer
springen
sauter
beklagen
plaindre
klagen (over)
se plaindre (de)
verkiezen
préférer
onthullen
révéler
ondergaan
subir
opbrengen, terugbrengen
rapporter
kosten
coûter
nadenken
réfléchir
bedanken
remercier
neerleggen
déposer
roken
fumer
bevestigen
affirmer
geschikt zijn, passen
convenir
kleden
vêtir
verrichten, volbrengen
accomplir
oplossen
résoudre
duiken, afwassen
plonger
vernielen
détruire
interesseren
intéresser
schikken
disposer
gieten, storten
verser
gehoorzamen aan
obéir à
vechten (tegen)
lutter (contre)
beweren
prétendre
bouwen
construire
onderwerpen
soumettre
wegen
peser
verstoren, troebel maken
troubler
verspreiden
répandre
weerstaan aan
résister à
beschermen
protéger
opsluiten
enfermer
graven
creuser
groot worden
grandir
(spijker) slaan in
enfoncer (un clou)
omhullen, inpakken
envelopper
waarschuwen, voorkomen
prévenir
inspireren
inspirer
oprapen, verzamelen
ramasser
in slaap vallen
s’endormir
uitvinden
inventer
(uit)persen
presser
toevertrouwen
confier
uitwissen
effacer
achteruitgaan
reculer
verslijten
user
voeden
nourrir
vervangen
remplacer
wensen
souhaiter
ondertekenen
signer
ondervragen
interroger
domineren
dominer
bestellen, aanvoeren
commander
veronderstellen
supposer
overschrijden, inhalen
dépasser
beschuldigen
accuser
(zich) aankleden
(s’)habbiller
veroordelen
condamner
(be)dreigen
menacer
verpletteren
écraser
wijken voor
céder à
verwijderen
écarter
iets eisen, claimen
réclamer qqch
tekenen
dessiner
besluiten
conclure
vastbinden
lier
toegeven
admettre
aanvallen
attaquer
respecteren
respecter
hangen
pendre
verdragen, supporteren
supporter
verschijnen, voorkomen
figurer
profiteren, genieten van
profiter de
vasthaken, aanhangen
accrocher
kalmeren
calmer
voldoen
satisfaire
waard zijn
valoir
betekenen
signifier
ongerust maken
inquiéter
assisteren (bijwonen)
assister (à)
uitnodigen
inviter
verscheuren
déchirer
riskeren
risquer
doorlopen, doorbladeren
parcourir
verwerpen
rejeter
afstand doen van
renoncer à
waken
veiller
omvormen
transformer
(een lijn) trekken
tracer (une ligne)
tevredenstellen
contenter
waard zijn, verdienen
mériter
(zich) (over)haasten
(se) précipiter
strelen
caresser
verstikken
étouffer
animeren
animer
breken
casser / rompre
stichten
fonder
overschrijden
franchir
neerhalen, neerschieten
abattre
discussiëren
discuter
vermoeien
fatiguer
toestemmen
consentir
betreuren
regretter
vervoegen, verbinden
joindre
overwinnen
vaincre
raadplegen
consulter
haten
haïr
wegduwen, verdrukken
repousser
uitvoeren
exécuter
blootstellen
exposer
reizen
voyager
omgooien
renverser
geruststellen
rassurer
beschrijven
décrire
liegen
mentir
bewapenen
armer
uitstallen, laten zien
étaler
afdrogen
essuyer
voorafgaan aan
précéder à
aanwijzen
désigner
losmaken
détacher
kruisen, ontmoeten
croiser
onderhouden
entretenir
toezicht houden (op)
surveiller
reserveren
réserver
verwarren
confondre
ontruimen, vrijmaken
dégager
man
un homme
echtgenoot
un mari
vrouw
une femme
dag
un jour
zee
une mer
tijd, weer
le temps
hand
une main
ding
une chose
leven
une vie
oog
un oeil, des yeux
uur
une heure
wereld, mensen
une monde
kind
un enfant
keer
une fois
hoofd
une tête
vader
un père
meisje, dochter
une fille
hart
un coeur
jaar
un an
aarde
une terre
god
un dieu, des dieux
stem
une voix
huis
une maison
slag, stoot, schop
un coup
lucht
un air
woord
un mot
nacht
une nuit
water
une eau
vriend
un ami
deur
une porte
liefde
un amour
voet
un pied
mensen
des gens (m.)
land
un pays
hemel
un ciel, des cieux
broer
un frère
blik, oogopslag
un regard
ziel
une âme
kant
un côté
de dood
la mort
geest
un esprit
stad
une ville
straat
une rue
avond
un soir
(slaap)kamer
une chambre
stap
un pas
zon
un soleil
koning, koningin
un roi, une reine
staat, toestand
un état
lichaam
un corps
arm
un bras
partij
un parti
jaar
une année
gezicht
un visage
geluid, lawaai
un bruit
brief, letter
une lettre
bodem
un fond
kracht
une force
effect
un effet
midden
un milieu
heilige
un saint
idee
une idée
werk
un travail
licht
une lumière
maand
un mois
zoon
un fils
reden
une raison
regering
un gouvernement
punt
un point
persoon
une personne
volk
un peuple
feit
un fait
woord
une parole
oorlog
une guerre
gedachte
une pensée
zaak
une affaire
ochtend
un matin
steen
une pierre
wind
un vent
twijfel
un doute
front, voorhoofd
un front
schaduw
une ombre
gedeelte
une part
meester
un maître
behoefte, nood
un besoin
een vraag stellen
poser une question
moeite
une peine
ronde, toer
un tour
gezin, familie
une famille
soort
une sorte
figuur, aangezicht
une figure
een recht
un droit
angst
une peur
(uit)einde
un bout
plaats (administr.)
un lieu
in de plaats van
au lieu de
plaatsvinden
avoir lieu
plaats (waar iets is)
un endroit
plein, plaats, zitplaats, vaste plaats
une place
stilte
un silence
baas
un chef
hout, bos
un bois
verhaal, geschiedenis
une histoire
vuur
un feu
deel
une partie
gezicht, kant
une face
tegenover
en face de
beweging
un mouvement
einde
une fin
weg, route
une route
boek
un livre
boom
un arbre
geval
un cas
muur
un mur
orde, bevel
un ordre
geluk
un bonheur
interesse, belang
un intérêt
geld
l’argent (m)
oorzaak
une cause
ogenblik
un instant
manier, wijze
une façon
vorm
une forme
weg, pad
un chemin
haar (op hoofd)
un cheveu
plezier
un plaisir
vervolg, gevolg
une suite
bloed
le sang
gevoel
un sentiment
bloem
une fleur
dienst
un service
tafel
une table
vrede
la paix
middel
un moyen
bed
un lit
auto
une voiture
een wezen
un être
natuur
une nature
goud
l’or (m)
kracht, macht
un pouvoir
vreugde
une joie
mond
une bouche
zin, betekenis
un sens
schreeuw
un cri
soort
une espèce
paard
un cheval, des chevaux
wet
une loi
minister
un ministre
maatschappij
une société
politiek
une politique
oor
une oreille
raam, venster
une fenêtre
fortuin
une fortune
rekening
une compte
veld
un champ
actie
une action
jongen
un garçon
voorbeeld
un exemple
kleur
un couleur
papier
un papier
een kwaal, pijn
un mal, des maux
een stuk, onderdeel, ruimte in een woning
une pièce
berg, gebergte
une montagne
grond
un sol
uitgevoerd werk
une oeuvre
cursus, les
un cours
verlangen
un désir
speelplaats, hof
une cour
rand
un bord
pijn
une douleur
een zaal
une salle
de studiezaal
la salle d’étude
een studie
une étude
een project
un projet
een krant
un journal
een gebaar
un geste
een situatie
une situation
een vogel
un oiseau
een eeuw
un siècle
een miljoen
un million
een prijs
un prix
groep
un groupe
een centrum
un centre
een ongeluk
un malheur
een eer
un honneur
een toezicht
une garde
een probleem
un problème
een traan
une larme
een hond
un chien
een huid, vel
une peau
een rest
une reste
een aantal, een getal
un nombre
een maat, maatregel
une mesure
een artikel
un article
een zicht
une vue
een leeftijd
un âge
een systeem
un système
een inspanning
un effort
een droom
un rêve
een passie
une passion
een verslag
un rapport
een soldaat
un soldat
een lip
une lèvre
een teken
un signe
een waarheid
une vérité
een huwelijk
un mariage
een plan
un plan
een rug
un dos
een trede
une marche
een herinnering
un souvenir
een dame
une dame
een raad
un conseil
een cent, geld
un sou
een hoek
un coin
een tuin
un jardin
een vinger
un doigt
een ijzer
un fer
’s anderendaags
le lendemain
een trein
un train
een waarde
une valeur
een spel
un jeu
een geheim
un secret
de bovenkant
le haut
een oudere, oude man
un vieillard
een dokter
un docteur
een toon
un ton
een been
une jambe
een minuut
une minute
een wolk
un nuage
een aanwezigheid
une présence
een schouder
une épaule
een blad
une feuille
een vrijheid
une liberté
een dag
une journée
een toekomst
un avenir
een glimlach
un sourire
een resultaat
un résultat
een hotel
un hôtel
een week
une semaine
een bos, woud
une forêt
een kwaliteit
une qualité
een prins
un prince
een goed, goederen
un bien, des biens
een arts
un médecin
een wil
une volonté
een heer
un seigneur
een kunst
un art
een menigte
une foule
een lijn
une ligne
een binnenkant, interieur
un intérieur
een schoonheid
une beauté
een zorg
un soin
het toeval
le hasard
een voorwaarde
une condition
een klasse
une classe
een reis
un voyage
een uitdrukking
une expression
een karakter
un caractère
een aandacht
une attention
een scène
une scène
Frans
le français
het geloof
la foi
een geur
une odeur
muziek
une musique
een oom
un oncle
een gebeurtenis
un événement
een dorp
un village
zin, goesting
une envie
’s middags
à midi (m)
een kruid, gras
une herbe
de regen
la pluie
onderkant
le bas
strijd
une lutte
antwoord
une réponse
ruimte
un espace
gewoonte
une habitude
bestaan
une existence
geheugen
une mémoire
glas
un verre
platteland
une campagne
rechter
un juge
knie
un genou
feest
une fête
ouder
un parent
woede
une colère
ster
une étoile
huiswerk, plicht, taak
un devoir
bewustzijn, geweten
une conscience
macht
une puissance
materie
une matière
zand
le sable
akkoord, overeenkomst
un accord
winter
un hiver
terugkeer
un retour
geslacht, soort
un genre
handeling
un acte
afbeelding
une image
horizon
un horizon
gevaar
un danger
rol
un rôle
trap
un escalier
smaak
un goût
beest
une bête
zoektocht, het zoeken
une recherche
lid
un membre
brood
un pain
zin
une phrase
lach
un rire
term, einde
une terme
politie
la police
rots
un rocher
type, kerel
un type
wijn
un vin
gerecht(igheid)
une justice
tijperk
une époque
passage
un passage
som
une somme
wetenschap
une science
kust, rib
une côte
links
à gauche (f)
fout
une faute
school
une école
geheel
un ensemble
straal, afdeling
un rayon
onderwerp
un sujet
laatste
le dernier
mening
un avis
dichter
un poète
boer
un paysan
succes
un succès
eiland
une île
detail
un détail
wapen
une arme
werkelijkheid
une réalité
vertrouwen
une confiance
massa
une masse
crisis
une crise
post, positie
un poste
de post, postkantoor
la poste
principe
un principe
directie, bestuur
une direction
maat
une taille
gezondheid
une santé
buik
un ventre
markt
un marché
toegang, voorgerecht
une entrée
gat
un trou
brug
un pont
maan
la lune
kleed, jurk
une robe
bron
une source
hoop
un espoir
kameraad
un camarade
tand
une dent
kennis
une connaissance
hals
un cou
doel
un but
golf
une vague
element
un élément
draad
un fil
weg, spoor
une voie
neus
un nez
toespraak, rede
un discours
ziekte
une maladie
warmte
une chaleur
eer, glorie
une gloire
hulp
une aide
begin
un début
vijand
un ennemi
vleugel
une aile
vlam
une flamme
stoel
une chaise
vrouwenborst
un sein
een dak
un toit
het stof (vuil)
la poussière
een emotie
une émotion
het noorden
le nord
een revolutie
une révolution
het toneel
le théâtre
een leger
une armée
een appartement
un appartement
de haat
la haine
een jongere
un jeune
een plaats, positie
une position
een seconde
une seconde
een oproep
un appel
een achterkant
un arrière
rechts
la droite -> à droite
een borst, boezem
une poitrine
een jeugd
une jeunesse
een bureau
un bureau
een tas, zak
un sac
een moed
un courage
een bladzijde
une page
een vreemdeling
un étranger
verleden
un passé
een gelegenheid
une occasion
een zeil
une voile
een sluier, hoofddoek
un voile
een belang
une importance
een wijk
un quartier
een auteur, schrijver
un auteur
een religie
une religion
een paleis
un palais
een stroom, toevloed
un flot
een verstand, intelligentie
une intelligence
een buur
un voisin
een kaart
une carte
een dier
un animal
een zomer
un été
een kabinet
un cabinet
een stuk
un morceau
een lijden
une souffrance
een titel
un titre
een woestijn
un désert
een spektakel
un spectacle
een vertrek
un départ
een aanvraag
une demande
een wang
une joue
een gebed
une prière
een functie
une fonction
een aspect
un aspect
een slaap
un sommeil
een helft
une moitié
een tegengestelde
un contraire
een heuvel
une colline
een terrein
un terrain
een gewicht
un poids
een verandering
un changement
een last
une charge
een zak (van kledij)
une poche
een geluid
un son
de dag voordien
la veille
een vrucht, stuk fruit
un fruit
een kruis
un croix
een schat
un trésor
een gezelschap, bedrijf
une compagnie
een keuken
une cuisine
een (keizer)rijk, imperium
un empire
een natie, land
une nation
een gesprek
une conversation
een avond
une soirée
een indruk, print
une impression
een streep, trek
un trait
een wanhoop
un désespoir
een getuige
un témoin
een bezoek
une visite
een respect
un respect
een eenzaamheid
une solitude
een Engelsman
un Anglais
een officier
un officier
een zetel
un fauteuil
een relatie
une relation
een rook
une fumée
een tak
une branche
een omstandigheid
une circonstance
een boek, een werk
un ouvrage
een metgezel
un compagnon
een ervaring, experiment
une expérience
een haven
un port
een druppel
une goutte
een gezang, lied
un chant
een gevecht
un combat
een personage
un personnage
een avontuur
une aventure
een afwezigheid
une absence
een machine
une machine
een keten
une chaîne
de schaamte
la honte
een honger
une faim
een klacht
un plainte
de punt, de tip
la pointe
een bewijs
une preuve
een gevecht
une bataille
een energie
une énergie
een slachtoffer
une victime
een gebruik
un usage
een vlek
une tache
de hoogte
la hauteur
een nieuwsgierigheid
une curiosité
een ijs
une glace
de kou
le froid
een gevangenis
une prison
een verdieping
un étage
een biljet
un billet
een arme
un pauvre
een houding
une attitude
een mode
une mode
een vrees
une crainte
een wijze, manier
un mode
een kledingstuk
un vêtement
een geweld
un violence
een stroom, stroming
un courant
een dwaasheid, bevlieging
une folie
een medelijden
une pitié
een intentie, bedoeling
une intention
een spoor
une trace
een doek, net, web
une toile
de poëzie
la poésie
een top(punt)
un sommet
een voorschot, voorsprong
une avance
een autoriteit
une autorité
een bezorgdheid
une inquiétude
een keuze
un choix
een graf
une tombe
een handelaar
un marchand
een cirkel
un cercle
een gebrek
un défaut
een kindertijd
une enfance
een gunst
une faveur
een zondag
un dimanche
een vergissing
une erreur
een brein, hersenen
un cerveau
een aankomst
une arrivée
een vlucht, diefstal
un vol
een drempel
un sueil
een verlies
une perte
een kans
une chance
een zachtheid
une douceur
een leegte
un vide
een ruïne
une ruine
een rang, rij
un rang
een cijfer
un chiffre
een rots
une roche
een afstand
une distance
een schijn, uiterlijk
une apparence
een discussie
une discussion
een (zit)bank
un banc
een terreur
une terreur
een wedstrijd, koers
une course
een kat
un chat
een storm
une tempête
een landschap
un paysage
een kwart
un quart
een publiek
un public
een ras
une race
een baard
une barbe
een laag
une couche
een gordijn
un rideau
een vermoeidheid
une fatigue
een regel
une règle
een geboorte
une naissance
een wolf
un loup
een val(partij)
une chute
een weerstand
une résistance
een hemd
une chemise
een zitplaats
un siège
een patroon, baas
un patron
een kalmte
un calme
een lente
un printemps
een angst
une angoisse
een inwoner
un habitant
een beroep
un métier
een nota, score
une note
een geweer
un fusil
een agent
un agent
een roman
un roman
een plant
une plante
een gedachte, reflectie
une réflexion
een accent
un accent
een maaltijd
un repas
een omvang, uitgestrektheid
un étendue
een redding
un secours
een koord, touw
une corde
een secretaris (-esse)
un(e) secrétaire
een seizoen
une saison
een ooglid
une paupière
een tapijt
un tapis
een jacht
une chasse
een sleutel
une clé, une clef
het zweet
la sueur
een boerderij
une ferme
een instinct
un instinct
een pakket
un paquet
een drama
un drame
een kennis, wetenschap
un savoir