Défi 4 Flashcards
zich bevoorraden
se munir de
een strategie
une stratégie
illegaal, onwettelijk
illégal, illégale
de verspilling
le gaspillage
een praktijk
une pratique
een lappenpop
une gargouille
leveren
fournir
verpletterend, bezwarend, overweldigend
accablant
een huurder
un locataire
aan de kaak stellen, hekelen, aanklagen
dénoncer
laattijdig
tardif
opsporen
repérer
huur betalen
payer un loyer
in de derde plaats
en troisième lieu
een leverancier
un fournisseur
nochtans, desalniettemin
pourtant, cependant, néanmoins, toutefois
hoog (v. waarde)
élevé
gemaskerd, vermomd
masqué, masquée
sparen
économiser, épargner
opportunistisch
opportuniste
verbeteren
optimiser
teruggeven
rembourser
eerst
d’abord
dankzij
grâce à + nom/pronom
uitgeven
dépenser
een uithangbord, lichtreclame
une enseigne
omdat
parce que
een industrieel
un industriel
een budget
un budget
een krediet lenen van de bank
emprunter un crédit à la banque
omwille van
à cause de + nom / pronom
updaten
mettre à jour
ondanks
malgré + nom/prénom
beschikken over
disposer de
kortom
en deux mots
ook
également
in zijn behoeften voorzien
subvenir à ses besoins
beknibbelen op, bezuinigen op
lésiner sur
Maak oefeningen voor “comment lire les fractions”
p. 226
bovendien
de plus
het budgetbeheer
la gestion du budget
veel, talrijk
nombreux, nombreuse
een korting
une réduction
aangezien
comme, puisque
sparen
mettre de l’argent de côté
tot slot
enfin, finalement
vervallen
périmé, périmée
snuiten
se moucher
gebruikelijk, gewoonlijk
habituel, habituelle
een tussendoortje
une collation / un casse-croûte
krediet lenen / verlenen
prêter / accorder un crédit
wijden aan
consacrer à
kortom
bref
nauwelijks
à peine
geld
l’argent (m.)
zich voorzien van
s’approvisionner
Maak oefeningen voor “les pronoms relatifs qui, que dont et où”
p. 259
hoog (fysiek)
haut
voorheen
avant, autrefois, auparavant, à l’époque
werken
bosser (pop.)
een vooroordeel
une idée reçue
dan
ensuite
genieten van
bénéficier de
een spaarpot
une tirelire
(al)hoewel
bien que + subjonctif, quoique + subjonctif
zeldzamer worden
se raréfier
Maak oefeningen voor “le pronom relatif composé”
p. 265
Maak oefeningen voor “le comparatif et le superlatif de l’adverbe / avec un verbe et un nom”
p. 245
met geld smijten
jeter l’argent par la fenêtre
het dagdagelijkse
le quotidien
consumeren
consommer
terugvallen op
se rabattre sur
krediet terugbetalen
rembourser un crédit
dus
donc
de software
le logiciel
bevriezen
congeler
ontrouw
infidèle
daarentegen
par contre, en revanche
het gebrek
le manque
ten derde
troisièmement
integendeel
au contraire
bedragen
s’élever à
want
car
de vaste / variabele / uitzonderlijke uitgaven
les dépenses fixes / variables / exceptionnelles
trouw
fidèle
wegen
peser
een producent
un producteur
toch
quand même
enerzijds… anderzijds
d’un côté … d’un autre côté
d’une part … d’autre part
opvangen
amortir
verminderen
réduire
de broeksriem aanspannen, besparen
se serrer la ceinture / économiser
de prijs per kilo
le prix au kilo
ofwel … ofwel
soit … soit
ten tweede
deuxièmement
een winkelwagen
un caddie
slim, geslepen
malin, maligne
boodschappen doen
faire des courses (économiques)
een kredietkaart
une carte de crédit
vervangen door
substituer à
weliswaar, zeker
certes
verminderen, beperken
réduire
de vervaldatum
la date limite de consommation
in verband met, ten aanzien van
quant à
een tussenpersoon
un intermédiaire
ten slotte
pour conclure, en conclusion
veranderen
changer
dan, dus
alors
bezuinigen (op)
économiser (sur)
voorkomen, vermeld worden
figurer
zich eruit redden
s’en sortir
terwijl (opposition)
alors que, tandis que
maar
mais
bezitten
détenir / posséder
een grondstof
une matière première
voortaan, nu
désormais
een verpakking
un conditionnement
inderdaad
en effet
daarom
c’est pourquoi, voilà pourquoi
bevoorrechten
privilégier
in de tweede plaats
en deuxième lieu
verdienen
toucher
zo
ainsi
de prijs per liter
le prix au litre
zuinig, spaarzaam
économe
staken
faire la grève
een rekenmachine
une calculatrice
een getrouwheidskaart
une carte de fidélité
het formaat, de grootte
le format
misleidend, bedrieglijk
trompeur
aangeven
dénoncer, porter plainte contre
zo snel mogelijk
le plus vite possible / aussi vite possible
betaalbaar
abordable
de marge
la marge
de bijzin
la subordonnée
de trouwring
l’alliance
een breuk
une fraction
een product
un produit
de afwasmachine
la lave-vaisselle
een winkelkar
un caddie
een bedrag
un montant
bijgevolg
par conséquent, en conséquence
daarenboven
en outre
bovendien, trouwens
par ailleurs
het kleingeld
la monnaie
de inflatie
l’inflation (f.)
vloeibaar, cash
liquide
overbodig
superflu, superflue
verkeerd, misleidend
abusif, abusive
(en) zelfs
voire
spotten met
se moquer de
de transplantatie
la transparence
verhogen
augmenter
een verpakking
un emballage
vervolgens
puis
bijvoorbeeld
par exemple
kiezen, opteren voor
opter pour
verbergen
cacher
Maak oefeningen voor “le comparatif et le superlatif de l’adjectif qualicatif”
p. 238
een stijging
une hausse
daarentegen
en revanche
wetten opstellen over
légiférer sur
het alcoholgehalte
le taux d’alcool
de inflatie
l’inflation (f.)
de hobby’s / vrije tijd
les loisirs
een beursstudent
un boursier
ten eerste
premièrement
de voeding
l’alimentation (f.)
waarschuwen
avertir
een percentage
un pourcentage
een eigenaar
un propriétaire
een buitenkans
une aubaine
een boodschappenmand
un panier de courses
fincancieel
financier, financière
in de eerste plaats
en premier lieu
voedselverspilling
gaspillage alimentaire
de korte keten
le circuit court
een kost
un coût
voorzichtig, verwittigd
avisé, avisée