Actes de Paroles III (8-10) Flashcards

1
Q

Aarzel niet!

A

N’hésite(z) pas!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ga niet naar buiten. Dit is een bevel.

A

Ne sortez pas. C’est un ordre.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zoiets zeg je niet.

A

Ça ne se dit pas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Komaan, beheers jezelf.

A

Allons, du calme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sterkte!

A

Bon courage!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Je spreekt niet tot de directrice met je handen in je zakken.

A

On ne parle pas à la directrice, les mains dans les poches.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nee, vanavond ga je niet naar de bioscoop.

A

Non, tu n’iras pas au cinéma ce soir.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verboden toegang.

A

Accès interdit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hup, jongen! / Hup, jongens!

A

Vas-y, mon gars! / Allez-y, les gars!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verboden binnen te komen / te roken / aan te plakken / te parkeren …

A

Défense d’entrer / de fumer / d’afficher / de stationner …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verboden op het gazon te lopen!

A

Interdit de marcher sur la pelouse!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Je moet niet bang zijn.

A

Il ne faut pas avoir peur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Je bent er bijna.

A

Tu y es presque.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik verbied je mijn smartphone aan te raken.

A

Je te défends de toucher à mon smartphone.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zoiets doe je niet.

A

Ça ne se fait pas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wees niet bang!

A

N’aie/N’ayez pas peur!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom maak je je zorgen?

A

Pourquoi t’inquiètes-tu?/Pourquoi t’en fais-tu?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Je zult zien, het zal wel gaan.

A

Tu verras, ça ira bien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Maak je niet ongerust, het komt in orde.

A

Ne t’inquiète pas, ça va s’arranger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Doe een inspanning!

A

Fais un effort!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bravo!

A

Bravo!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Je moet de mensen niet beledigen.

A

Il ne faut pas insulter les gens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Rustig maar!

A

Ne vous affolez pas !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Er is geen reden om je zorgen te maken.

A

Il n’y a aucune raison de s’inquiéter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wil je alsjeblieft niet opnieuw beginnen.

A

Je te prie de ne plus recommencer.

26
Q

Jullie hebben het recht niet om mijn post open te doen.

A

Vous n’avez pas le droit d’ouvrir mon courrier.

27
Q

Dat is verboden. / Dat is niet toegestaan.

A

C’est défendu. / C’est interdit.

28
Q

Het is verboden op openbare plaatsen te roken.

A

Il est interdit de fumer dans les lieux publics.

29
Q

Ik verzeker u. Er is niet het minste gevaar.

A

Je vous rassure. Il n’y a pas le moindre danger.

30
Q

Wees maar gerust!

A

Rassurez-vous!

31
Q

Ik wil niet dat je zo spreekt.

A

Je ne veux pas que tu parles comme ça.

32
Q

U wordt verzocht uw telefoon uit te schakelen.

A

Prière d’éteindre votre téléphone.

33
Q

Roep zo niet.

A

Ne crie pas comme ça.

34
Q

Hier mag niet gerookt worden.

A

On ne peut pas fumer ici.

35
Q

Geloof me, het zal wel gaan.

A

Crois-moi, ça ira bien.

36
Q

Niet op het grasperk lopen!

A

Ne marchez pas sur la pelouse!

37
Q

Je spreekt niet met volle mond.

A

On ne parle pas la bouche pleine.

38
Q

Geen paniek!

A

Pas de panique!

39
Q

Balspelen verboden.

A

Interdit aux jeux de ballon.

40
Q

Veel geluk!

A

Bonne chance!

41
Q

Ik verbied je op deze toon te spreken.

A

Je t’inderdis / te défends de parler sur ce ton.

42
Q

Stel u gerust!

A

Tranquillisez-vous!

43
Q

Maak je geen zorgen. / Maak u geen zorgen.

A

Ne t’en fais pas. / Ne vous en faites pas.

44
Q

Vuur maken verboden.

A

Interdiction de faire du feu.

45
Q

U mag dit niet doen.

A

Vous n’avez pas le droit de faire ça!

46
Q

Verboden zone voor alle voertuigen.

A

Zone interdite à tous véhicules.

47
Q

Je moet niet overdrijven.

A

Il ne faut pas exagérer.

48
Q

Nee, punt uit, en daarmee basta!

A

Non, un point c’est tout!

49
Q

Als ik jou was, zou ik niet aarzelen.

A

A ta place, je n’hésiterais pas.

50
Q

Oh, het is niet erg.

A

Oh, ce n’est pas grave.

51
Q

Niet opgeven!

A

Ne te dégonfle pas!

52
Q

Kom, een beetje moed!

A

Un peu de courage, voyons!

53
Q

Het is streng verboden bloemen te plukken.

A

Il est formellement / strictement / absolument interdit de cueillir des fleurs.

54
Q

Maar jawel, het is prima!

A

Mais si, c’est très bien!

55
Q

Stel je niet zoveel vragen.

A

Ne te pose pas tant de questions.

56
Q

Laat je niet doen!

A

Ne te laisse pas faire!

57
Q

Hou er de moed maar in!

A

Ne perds pas courage!

58
Q

Vanavond uitgaan? Geen sprake van!

A

Sortir ce soir? Il n’en est pas question!

59
Q

Kom, nog een kleine inspanning!

A

(Allez) encore un petit effort!

60
Q

Wees niet bang!

A

Soyez sans crainte!/N’ayez pas peur!

61
Q

Maak je niet zoveel zorgen.

A

Ne te fais pas tant de soucis.

62
Q

Zwemmen verboden.

A

Baignade interdite.